schenken mag. Be commissie maakt daarvan evenwel geenszins een verwijtzij keseft volkomen dc groote moeijelijkheid, in sommige opzigten dc onmogelijkheid, om met de beschikbare middelen, ja zelfs hij belangrijke uitbreiding dier middelen, met de gewenschte naanw- keurigkeid en zekerheid al dat gene op te geven, wat men gaarne in de koloniale verslagen zou opgenomen zien. Maar, vraagt dc commissie, konden die verslagen niet vroeger aan de staten generaal worden ingediend? Dat er ook in dit opzigt voor uitgang is, erkent de commissie gertedelijk; zij meent echter als hare meening te mogen opgeven, dat in dit opzigt nog veel zou kunnen gewonnen worden, wanneer meer wierd vastgehouden aan het denk beeld, dat het de koning is, en niet de gouverneur-generaal, die aan de staten generaal verslag doet geven. Uit Iudie kunnen dus slechts de bouwstoffen geleverd worden voor dat verslag. Bie bouwstoffen moe ten onder leiding van den minister worden bewerkt en zamengevoegd. Geschiedde de bewerking en zamenvoeging naar gelang de verschil lende bouwstoffen (die niet alle op het zelfde tijdstip gereed kunnen zijn) uit Indie in Nederland worden aangevoerd, zou daardoor het tijdstip niet vervroegd worden, waarop liet verslag gereed zou kun nen zijn Overgaande tot de besckouwiug der punten van het regeringsver- slag, behelst het rapport onder anderen het volgende .- Buitenzorg. Be welvaart der bevolking in dat gewest laat, vooral in dc lagere streken, te weuschen over. Be eerste vraag, hier gedaan, was deze waaruit der regering van die mindere welvaart gebleken is Maar, aangenomen dat zij bestaat, welke zijn hare oorzaken Be regering schijnt de oorzaak daarin te zoeken, dat in "Buitenzorg, geheel uit particuliere landerijen bestaande, geene gouvernements cultures zijn ingevoerd. Be gouvernementscultures worden dus hier als een voordeel beschouwd voor de bevolking. Men heeft zich hierbij herinnerd, dat die gouvernementscultures ook wel eens door deskun digen beschouwd zijn als een last der bevolking. Bijv. bij de behan deling van het reglement op het beleid der regering, ""Wanneer nu in Nederlandsch Indie meeer toezigt in het binnenlandsch bestuur zal plaats hebben, met het doel om daar van den Javaan, die nu slechts gemiddeld f 1 per hoofd betaalt, hoogere grondbelasting of landrente te heffen, dan zou ik het vereenigen van dat doel met het behoud van het cultuurstelsel noodlottig achten, want dan zou de Javaan getoffen worden door dc lasten, die aan beide stelsels eigen zijn, zonder daar om van de beide stelsels de voordeelen te genieten." Zouden er welligt andere oorzaken te vinden zijn voor de door de regering beweerde mindere welvaart der bevolking in Buitenzorg Er is wel eens beweerd, dat bij het zoogenaamd particulier landbezit (waarbij particulieren regten op grond en bevolking uitoefenen, anders door het gouvernement uitgeoefend, en dus zeer verschillend van grondeigendom of bezit in westcrschen zin) de laudheer, door eigenbelang gedreven, somtijds minder let op dc belangen der bevol king, dan dit door het gouvernement pleegt te geschieden. En dat dit althans het geval is op de meeste particuliere landen, waarvan de landheeren Chinezen zijn, is naauwelijks aan twijfel onderworpen. Krawang. - Der eigenlijke inheemsche bevolking zegt het ver slag ontbreekt het aan lust om te werken. Zij kent weinig behoef ten en vergenoegt zich met hare rijst en gekookte bladeren. Niette genstaande zij bij de ondex*ncmers van woeste gronden ruimschoots de gelegenheid kan vinden om een ruimer besiaan te erlangen, was cr bijna geen enkele, die zich daartoe aanmeldde. Het zal daarom moeite kósten, haar tot eenen zekeren trap van welvaart op te voeren." Men heeft met genoegen opgemerkt dat dit een en ander hier als bijzonder heden, speciaal aan de eigenlijke inheemsche bevolking van Krawang eigen, is vermeld, en derhalve van de bevolking van de overige ge deelten van Java, ook volgens het oordeel der regering, het tegen overgestelde mag worden aangenomen. Preanger regentschappen. Men beeft zich verheugd over de hier vermelde sporen van welvaart, die hij de bevolking van dit gewest worden gevonden. Maar, zoo heeft men gevraagd, welke zijn de oor zaken van die welvaart Het is moeijelijk aan te nemen, dat eene dier oorzaken zou gelegen zijn in de gedwongen koffijcultuur, die in tegendeel, naar men meent, juist in de Preanger regentschappen, en bepaaldelijk in het bandongsche, waar zij het meest is uitgebreid, drukkend is voor de bevolking Nog minder in de gedwongen indigo- j I cultuur, die juist om het drukkende voor de bevolking is ingetrokken. Zou welligt als eene der oorzaken van de bedoelde welvaart genoemd mogen worden de thee-industrie, waarvan een aantal etablissementen I in den Preanger regentschappen bestaan, en welke industrie, zoowel wat den veldarbeid als wat den fabrielcarbeid betreft, in den regel ge heel met vrijwillige arbeiders wordt gedreven? En zoude welligt nog eene andere oorzaak gelegen kunnen zijn in dc vrijwillige aanplantin gen van onderscheidene producten, bijv. van kapas en tabak Zeker zal hierbij ook niet voorbij mogen worden gezien, dat in de Preanger regentschappen geene landrente wordt bepaald, en dat aldaar weinig of geen amfioen wordt verbruikt, zoo dat dan ook de amfioenpacht aldaar niet is ingevoerd. Samaraug. «In het algemeen werd onder de inlandsche bevolking een vooruitgaande staat van welvaart opgemerkt" zegt het verslag. "Dc afdeeling Bcmak cn Grobogan, in welke bijna geene gouverne mentscultures bestaan, maakten daarop eene uitzondering." Met op zigt tot de vraag, of de gedwongen cultures als een lust of als een last der bevolking te beschouwen zijn, neemt men de vrijheid te verwijzen naar hetgeen hierboven bij Buitenzorg is aangeteekend. Men-kan niet nalaten hierbij te herinneren, dat vóór de bekende groote rampen van Bemak en Grobogan aldaar wel gedwongen cultures bestonden, tabak namelijk, en dat juist de groote uitgebreidheid van die gedwon gen cultuur, volgens dc meening van velen, niet weinig heeft bijge dragen tot de uitputting der bevolking. Soerabaija. Als medewerkende oorzaak van de toenemende wel vaart der bevolking wordt in het verslag genoemd de daarstelling van kapitale werken in het belang van landbouw, scheepvaart enz. Men heeft gevraagd, of die werken zijn daargesteld door gedwongen heeredienst, of door vrijen arbeid tegen redelijk loon? In het eerste geval is het mocijelijkte begrijpen hoe daardoor de welvaart der bevol king kan toenemen. Tot hiertoe toch meende men het gevoelen alge meen aangenomen, dat de heerediensten niet zijn een lust, maar een last der bevolking. Residentie Ternate. Onder de oorzaken van den ongunstigen toe stand der bevolking van deze residentie mag volgens veler gevoelen in de eerste plaats genaamd worden de weinige invloed, dien, volgens de bestaande overeenkomsten, de europesche ambtenaren op het in- landsch bestuur kunnen uitoefenen. Was niet het overlijden van den sultan van Tidore in 1856 eene geschikte gelegenheid om in dien toe stand van zaken verbetering te brengen En mogt dit geschied zijn, bestaat het voornemen om het daartoe betrekkelijke stuk, tractaat, acte van bevestiging, of welken naam het anders moge dragen, aan de staten-generaal mede te deelen Timor. Door sommigen wordt beweerd, dat de aanleidende oor zaken van de gerezen moeijclvjkheden met den fettor van Takaip en den radja van Lidak, en die reeds voor eenige jaren dagtcekenen, te zoeken zijn in verkeerde handelingen van de daar destijds aanwezige europesche ambtenaren. Men vermeldt hier dit gevoelen, ten einde aan den minister van koloniën de gelegenheid te geven om de bedoelde aanleidende oorzaken op te geven, en daarbij tevens, indien het opge geven beweren van sommigen waarheid mogt bevatten, mede te dee len wat gebeurd is met de ambtenaren, die door hunne schuld het Indisch gouvernement in die moeijclijkheden hebben gewikkeld, en of geene middelen kunnen beraamd worden om voor het vervolg dergelijke fouten van ambtenaren te voorkomen. Be maatregelen, door de regering genomen ten opzigte van het cultuurstelsel, volgens art. 56 van het regeringsreglemei4|,worden hierna besproken. Men vraagt of ook nog in 1857 h^ heb indisch bestuur het beginsel werd vervolgd, in het vorig verslag vooropgezet, dat namelijk zoo veel mogelijk aan ondernemingen van landbouw door Europeanen in de binnenlanden van Java, vrijheid gelaten wordt en men deze bevordert. Ten anderen geeft men het denkbeeld aan om van de vrijwillige tabakscultuur ten behoeve van den staat eene kleine belasting te heffen. Ten aanzien van persoonlijke diensten wordt, met het oog op het bevolene onderhoud voor rekening van den lande der groote postwe gen van Batavia naar Buitenzorg, en van Meester Cornelis naar Bekassic, gevraagd of niet vroeger dc particuliere landheeren tot dat onderhoud vcrpligt waren, welk equivalent zij dan voor die ontheffing hebben voldaan, en wat dit onderhoud thans jaarlijks aan het gouver nement kost. Ten opzigte van het besluit van den 6 October 1857 (waarbij is bepaald dat dc bouw- en waterstaatswerken tot welker daarstelling magtiging wordt verleend, moeten worden uitgevoerd in gedwongen arbeid en leveringen) zijn de volgende vragen gerezen vooreerst of de toestand op Java kan geacht worden nu reeds vaxi dien aard te zijn, dat uitvoering van alle bouw- en waterstaatswerken zonder heerediensten regel kan zijn? ten tweede of niet de toepassing van dit beginsel ten gevolge heeft, van den eenen kant vertraging in dc daarstelling van noodzakelijke werken (zoo als bijv. bij de havenwerken te Samarang plaatsheeft), en van den anderen kant bevordering van slechts schijnbaar vrijen, maar inderdaad gedwongen arbeid ten derde of door het genoemde besluit 's lands uitgaven niet in ondragelijke mate zullen toenemen, terwijl daarentegen de last der bevolking meer dan noodig wordt verligt? In verband met deze laatste vraag is het denkbeeld gerezen, of het niet mogelijk zoude zijn de hier bedoelde heerediensten jaaarlijks afkoopbaar te stellen voor hen,die zulks zouden verlangen, tegen eene te bepalen som. Men meende dat voor de westkust van Sumatra wer kelijk zoodanig plan had bestaan en zelfs op het punt was geweest vau in uitvoering te worden gebragt. Het is bekend dat het thans werkende reglement op de drukpers de afkeuring ondervond èn van de tweede kamer èn van den tegen- woordigen minister van koloniën. Bie minister beloofde herziening van dat reglement bij de wet. Bij de memorie van beantwoording, be doeld in de noot op deze paragraaf, gaf die minister zelf te kennen dat het daartoe strekkende ontwerp eerlang tot rijpheid zou komen. Bit gaf aanleiding tot de vraag, hoe ver men met dit ontwerp, gedurende dc maanden die sedert dien tijd vcrloopen zijn, is gevorderd. Het muntwezen maakt het onderwerp uit van afzondelijke versla gen, die door afzonderlijke commission worden behandeld. Daaren boven zijn omtrent dit onderwerp latere mededcclingen aan de staten generaal gedaan dan de hier voorkomende. De commissie heeft daarom gemeend hier daarover te mogen zwijgen. Eéne opmerking zij haar evenwel veroorloofd. Zij heeft betrekking tot de meermalen behan delde vraag, of het raadzaam moet geacht worden voortdurend eene zekere hoeveelheid muntpapier in Nederlandsch Indie in omloop te houden. Bc minister van koloniën achtte het in omloop brengen van munt papier, na intrekking der recepissen, niet raadzaam en zelfs gevaar lijk voor de goede geldcirculatie, die van do nieuwe muntwet verwacht wordt. Maar indien dan dc circulatie van muntpapier gevaarlijk is voor eene goede zilvercirculatie, zoo scheen het mocijelijkte verklaren waarom op ultimo december nog in omloop was voor eene waarde van f 24,587,853 aan recepissen Zoo niet geheel, dan konde toch zeker verre het grootste gedeelte daarvan ziju ingetrokken, vermits op dat tijdstip aan zilver gedeponeerd was f 18,751,425. Had de ondervin ding nu reeds de behoefte doen blijken in de indische maatschappij aan een betrekkelijk aanzienlijk bedrag muntpapier Nog iets anders verdient opmerking. Be uitgifte van muntpapier is onder anderen ook bestreden geworden op grond dat daardoor de belangen der javasche bank zouden worden benadeeld, blaar nu behandelt dc directie dier bank dit vraagstuk in haar laatste verslag (over het boekjaar 1859—1860), en zij komt op bladz. 18 tot dit besluit: «Naar het inzien der directie is het wenschclijk, zoo wel in het belang van het gouvernement als in dat van de bank, dat in Neder landsch Indie steeds naast de zilveren specie ook ecnig ander gouver nementspapier als wettig betaalmiddel in circulatie blijve." Ten slotte treedt het rapport in een aantal beschouwingen over de katoen-, koffij-, suiker-, indigo-, thee- en tabakscultuur enz., die zich echter raeerendeels oplossen in vragen om inlichting. Wij achten het dus onnoodig die becijfering over te nemen. Wij besluiten dit uittreksel met nog aan het rapport te ontleenen, dat in 1856 de particuliere invoer uit Nederland in Indie bedroeg f12,606,828, en die uit Engeland f6,883,418; en in 1857 die uit Nederland f11,629,669, en die uit Engeland f S,121,808. Be parti culiere invoer uit Nederland is dus terug-, cn die uit Engeland voor uitgegaan. SSEL1»EP,ST>KUKKERM van de gebroeders abrahams, uitgevers van de middelburgsche courant.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1860 | | pagina 6