ren en ieder op zich zelf slechts eene onaanzienlijke minder heid uitmaakten, zich schijnen te hebben verstaan en daardoor de meerderheid zullen vormen. „Het voorloopig verslag over hoofdstuk I der staatsbegroo- ting, waarbij altijd de politieke beginselen en de financiële toestanden ter sprake komen, heeft, gelijk te verwachten was» hier in sommige kringen nog al opzien gebaard. Het ont breekt niet aan personen, die beweren dat de waardigheid der kamer geleden heeft door verschillende daarin voorkomende uitdrukkingen, of door den algemeenen toon van het stuk. Deze voeren zelfs aan. dat degenen, die de opmerkingen ge maakt hebben, de regering in de gelegenheid stellen om een antwoord te geven, waardoor zij de lagchers aan have zijde zou krijgen. „Overigens doet zich bij deze verslagen weder voor, wat wij bij al deze documenten te betreuren hebben, dat men name lijk niet weet hoe vele leden aan het onderzoek in de sectien hebben deel genomen, hoe vele leden de aanmerkingen tegen het ministerie gemaakt hebben, en hoe velen vóór het ministe rie gesproken hebban, iets waarover alle regeringen even als zoo vele dagbladen reeds sinds zoo lang geklaagd hebben. „Wat hiervan zij, uit inlichtingen, uit goede bronnen ge put, mag ik afleiden, dat het ministerie, welke voornemens het ook vroeger gekoesterd hebbe, nu niet van zins is af te treden, tegenover de felle bestrijding die het vooral in twee zijner leden schijnt te zullen ondervinden. Bij minder hefti- gen weêrstand,achtte men, gelijk ik vroeger reeds schreef, eene aftreding zeer waarschijnlijk, doch indien een eervolle aftogt door den aard der discussien mogt belemmerd worden, zou men er eer toe overgaan om een beroep op de kiezers aan den koning oor te stellen." Ten bewijze dat de regering in haar streven volhardt, om de regeling van het lager onderwijs, bepaald met het begin van 1861 te doen plaats hebben, meldt het Handels- en Effec tenblad, dat aan zekere gemeente zelfs een gering uitstel ge weigerd is tot de voltooijing van een nieuw schoollokaal. Waar men wegens gebrek aan localiteit nog niet alles kan uitvoeren, moet de financiële regeling toch reeds in werking treden, waartoe zelfs eene nieuwe reglementering voor dien tusschentijd gevorderd wordt. Uit 's Hertogenbosch, 22 October, schrijft men het volgende Het water heeft hier in den omtrek zulk eene vreeselijke hoogte bereikt, dat de meeste polders zijn ingeloopen. ja schier alle landerijen overstroomd zijn. Ook beginnen som mige groote wegen veel te lijden, waardoor het vervoer na tuurlijk zeer belemmerd wordt. De groote weg van deze stad door de Langstraat is gisteren nabij 's Bosch gedeeltelijk over stroomd en daarin een gat geslagen. Op den rijkssteenweg van hier naar Tilburg loopen twee bruggen nabij het fort Isa bella groot gevaar door den sterken stroom of den golfslag weggeslagen te worden. JN'adat aan het behoud van den dijk van den polder van Empel en Meerwijk reeds ruim f 500 be steed zijn. heeft men dien aan het lot moeten ovevlaten. Nabij het dorp Poederoijen en ettelijke andere plaatsen moeten reeds eenige koebeesten verdronken zijn. Aan den haven kant in deze stad ziet het er allertreurigst uit; men was bezig dezen te herstellen en voor verzakking te bewaren, doch het geheele werk is ondergeloopen. Door het openbaar ministerie bij het provinciaal geregts- liofin Zuidholland is den 22 dezer eene conclusie genomen, welke ongetwijfeld veler belangstelling tot zich trekt. De ei genaar van een perceel in de Hoogstraat te Rotterdam had zich namelijk in hooger beroep begeven van een vonnis der regtbank aldaar, waarbij hem eene tegen de gemeente inge stelde vordering was ontzegd, bij welke hij zich verzette tegen het doen wegnemen van den afgesloten stoep voor dat per ceel, tot den aanleg van trottoirs. De procureur generaal acht de gemeente tot zoodanige handeling onbevoegd, als zijnde in strijd met de grondwet, en vermeent dat daarbij de voorge schreven wettelijke weg tot onteigening na behoorlijke scha deloosstelling moet worden ingeslagen. De uitspraak is bepaald op 3 december. Men verneemt dat de heer J. van Beers, als dichter ook bij ons gunstig bekend, tot dus verre leeraar aan de nationale school te Lier, benoemd is tot hoogleeraar in de vlaamsche taal-en letterkunde, aan het koninklijk Athenaeum te Ant werpen. Benoemingen en besluiten. waterstaat. Onbepaald verlof verleend, met ingang van 1 november aanstaande, aan den ingenieur van den water staat der 2e klasse J. Lebret. Bevorderd tot ingenieur van den waterstaat der 2e klasse de adspirant-ingenieur H. A. J. W. van Beusekom-, tot adspi- rant-ingenieur M. F. Wellan. surnumerair bij den waterstaat. Eervol ontslag verleend uit de betrekking van leeraar in de waterbouwkunde aan de Koninklijke akademie te Delft, aan M. Simon, aangewezen voor de dienst der staatsspoorwe gen, en het onderwijs in de waterbouwkunde aan de genoemde akademie opgedragen aan den ingenieur J. Lebret. belastingen. Verplaatst de navolgende controleurs der directe belastingen, in- en uitgaande regten en accijnsen, te weten: naar'sHertogenbosch (stad) de heer J. Sprée, thans te Delfsliavennaar 's Hevtogenbosch (buiten-gemeen te) de heer "W. G. Hoffman, thans te Amerongennaar Delfs liaven de heer W. F. L. baron van lteede van Oudtslioorn, thans te IJsselsteinnaar Eindhoven jhr. E. C. L. van Nispen, thans te Oivschot. Benoemd tot controleurs van de 3e klasse der directe belastingen, in- en uitgaande regten en accijnsen, te weten: te Driebergen de heer J. B. Story van Bloklandte Dokkum jhr. A. von Bulowte Eist de heer C. M. Visser; en te Axel de heer B. K. Boom, allen surnumerairs bij 't vak der directe belastingen, in- en uitgaande regten en accijnsen, thans waarnemende controleurs te Axel, Dokkum, Eisten Coevorden. Benoemd tot ontva^er der directe belastingen en accijnsen te Echt c. a., de heer F. J. Janssens, thans ont vanger der zelfde middelen te Neer c. a. Pensioen verleend aan mr. J. G. vanRavesteyn, als ontvanger der in- en uit gaande regten en accijnsen en entreposeur te Middelburg, ad f1460. marine. Op verzoek eervol op pensioen gesteld ad f 1800 elk, onder dankbetuiging, de kapiteins ter zee J. Spanjaard en B. II. Staring, en bevorderd tot kapiteins ter zee, de kapitein- luitenants ter zee JA. K. van Hasselt en S. Fabev Huys; tot kapitein-luitenants ter zee, de luitenants ter zee der le klasse jhr. J. E. W. F. van Raders en jhr. J. B. E. von Schmidt auf Altenstadt; en tot luitenants ter zee van de le klasse, de luite nants ter zee van de 2e klasse M. L. J. van Asperen, D. A. Coomans de Ruiter, jhr. W. F. van Spengler,G. W.C. Wes tenberg, C. Leg, D. Schuurman, I. P. M. Willinck en J. E. Cornelissen. Kerk- cn sckoolnseuws. De heer E. J. W. Kocli beroepen predikant bij de neder- duitsch hervormde gemeente alhier, hield jl. zondag op zijne tegenwoordige standplaats Oisterwijk eene afscheidsleerrede. De gemeente zong na het eindigen der godsdienstoefening het 3e vers van psalm 134. Wij vernemen dat de heer Kocli op zondag 4 november e. k., bij de gemeente alhier zal bevestigd worden. Uit het bekende zestal predikanten heeft de kerkeraad der nederduitsche hervormde gemeente te Hulst jl. woensdag avond het volgende drietal gevormdde heeren: K. Heringa, jr., kandidaat, A. van der Meij, te Kerkwerve, en J. F. van Binsbergen, te Den Hoek, de laatste met het lot tegen B. S. Balsera, te Nootdorp; waaruit terstond is beroepen, de heer Anthonie van der Meij, te Kerkwerve. Ter vervulling der vacature, door het aan den heer dr. H. N. van Teutem verleend emeritaat bij de remonstrantsch gereformeerde gemeente te Rotterdam, ontstaan, is dingdag avond liet volgend drietal van predikanten gevormd J. Her man de Ridder, te 's Gravenliage; M. Cohen Stuart, te Utrecht en II. W. Kalft', te Boskoop. Door het bedanken van denheerB. J. Adriani, predikant te Rotterdam, om bij het verdere beroepingswerk in aanmer king te komenheeft de algemeene kerkeraad der neder- duitsch hervormde gemeente te Utrecht hetzestal aangevuld met den heer J. J. van Toorenenbcrgen, predikant te Ylis» singen. Verkooplngen en aaiil>estcf3iiigen. Gisteren zijn alhier de navolgende huizen en erven ver- k ocht. als I. Een huis en erve in de Spanjaardstraat, wijk F no. 53, verkocht voor f 505. II. Een dito in de korte Geere. wijk K no. 338, verkocht voor f306. III. Een dito in de St. Pieterstraat, wijk F no. 43, vevkochtvoor f 587. IV. Een dito inde Schuitvlotstraat, wijk N no. 165, verkocht voor f650. V. Een dito St. Pieterstraat, wijk F no. 35, verkocht voor f 675. VI. Een dito in de St. Pieterstraat, wijk F no. 38, ver kocht voor f760,10. VII. Een dito in de Schuitvlotstraat, wijk N no. 166, verkocht voor f 595. Tliermometerstaiid. 24oct. 's av. 11 u. 53 gr. 25 'smorg. 7 u. 52'smidd. 1 u. 60gr. 'sav. 11 u. 56 gr. 26 's morg. 7 u. 54'smidd. 1 u. 62 gr. Voorlooplge verslagen van de tweede kamer over de staatsbegrootlng. Volgens dc "bestaande gewoonte is aan de commissie van rappor teurs over het 1ste hoofdstuk der staatsbegi-ooting voor 1861 de taak opgedragen, om de algemeene beschouwingen, waartoe het onderzoek dier begrooting in de afdeclingcn aanleiding gaf, in. haar verslag op te nemen. In vier afdcelingen heeft dat onderzoek geleid tot eene algemeene beschouwing betreffende het tegenwoordig kabinet. Pc commissie 1 van rapporteurs is van gevoelen geweest, dat zij zich kan beperken tot de aanteekening van de voornaamste punten, welke ter sprake zijn gebragt. Breedvoerige schriftelijke wisseling van gevoelens daarover met de regering kwam haar voor minder doeltreffend te zijn. Tusschen het kabinet en de vertegenwoordiging ontbrak, verklaar de men, overeenstemming. Men spoorde dc oorzaken daarvan op men beweerde die te vinden in de komst van een kabinet, welks op treden door de omstandigheden niet was gcregtvaardigd, dat daaren boven geene rekenschap van zijn optredeD, geencinlichting omtrent zijne beginselen en bedoelingen had gemeend te moeten geven. Beiden zonder twijfel, niet overbodig, wanneer men dacht aan hetgeen was voorafgegaan bepaaldelijk aan de betrekking waarin de president minister, ook gedurende de laatste jaren als lid der kamer, tot haar of tot hetgeen gebleken was haar gevoelen te zijn, had gestaan. Pie betrekking scheen de noodigc overeenstemming niet te waarborgen. Evenmin de wijze waarop de eerste handelingen van het kabinet door de kamer, blijkens sommige harer besluiten, waren ontvangen. Men wees op de zamenstelling van het ministerie uit zeer hetero gene bestanddeelen. Peze geeft geen waarborg voor eendragtige, krachtige zamenwerking. Moest het al dadelijk niet in het oog val len, dat de minister van financiën in zijne redevoering, hij de indie ning der bcgrooting gehouden, een wetsontwerp van grooten invloed op de uitgaven van don staat, en zelfs in de troonrede vermeld, het ontwerp betreffende de emancipatie der slaven in West-Indie, met een diep stilzwijgen voorbijgaat In de handelingen van het kabinet vond incu meer dan een bewijs dat het geenc overgroote waarde hecht aan de mcening van de tweede kamer meer dan één bewijs, dat het zijnen steun nog meer zoekt in dc bevordering van plaatselijke en andere bijzondere belangen, dan in het voldoen aan dc eischcn van een hooger en algemeen belang. Van zijne denkwijze omtrent hoogst gewigtige onderwerpen van wetge ving, der aandacht van elke regering ovcrwaardig, deed het niet blij ken niet alleen, het gaf zelfs geen blijk dat het daarop zijne aandacht gevestigd hield. Men noemde ten voorbeelde .de regeling van het middelbaar cn hooger onderwijs cn de verbetering van het belasting stelsel. Waar het kabiuet over zulke onderwerpen nog spreekt, met name over de regeling van het beheer cn de verantwoording der kolo niale geldmiddelen,geschiedt dit alleen om te doen weten,dat het daar aan de hand niet denkt te slaan. Zuinigheid in het heramen vau dc staatsuitgaven is eene leer die wel gepredikt, niet betracht wordt. Puidelijk is daarentegen de strek king om, bij bet blootleggen van den financiclen toestand des lands, de zaken te fraai te kleuren. Wel moest dus het vertrouwen ontbreken, moest de vraag rijzen* of, onder die omstandigheden, de kamer wel handelde, wanneer zij dc middelen verschafte om het bestuur des lands op die wijze voort to zetten. Er waren leden die, reeds nu, die vraag ontkennend beant woordden. Pe zamenstelling van het kabinet bragt van zelf mede, dat niet even ongunstig over alle leden daarvan werd gedacht. Maar de bekende politiek van den voorzittenden minister, de middelen die het ministe rie in het werk stelt om steun te zoeken, gaven grond tot de zorg, dat het kabinet niet genoeg tracht naar het bekomen van dien hoogeren, zedelijken invloed, die dc ware kracht onzer regering uitmaakt. Hoc kan, vroeg men, vertrouwen ontstaan oj) een kabinet, waarbij niet op eenparigheid van stelsel of handeling te rekenen valt Hoe vooral vertrouwen in het financieel beleid, wanneer men let op den gcheclen ommekeer van zienswijze die zich, in zoo vele opzigten, hij den voor zitter van het ministerie heeft geopenbaard? Pie meeningen vonden ook tegenspraak. Leden, die de verkregen ondervinding raadpleegden, betuigden, dat zij blootlegging van be ginselen cn bedoelingen, zoogenaamde ministeriele programmata, ge heel overbodig rekenden. Er is genoeg gelegenheid, bij dc behande ling van elk wetsontwerp, om over de beginselen van het ministerie te spreken; afzonderlijke discussien daarover leiden tot geene vol doende uitkomst. Voorts is er, huns inziens, niets gebeurd, wat een ongunstigen dunk omtrent dit kabinet regtvaardigt. Van gebrek aan overeenstemming tusschen het ministerie en dc meerderheid der ver tegenwoordiging is nog geen stellig bewijs voorhanden. Enkele stem mingen van de kamer mogten hebben doen blijken van verschil van gevoelen over bepaalde onderwerpen, de vorige zitting had liet sterk ste bewijs geleverd, dat de kamer allczins vertrouwen in het kabinet stelt, en wel door de aanneming van een zoo gewigtig wetsont werp als de spoorwegwet. Zij wilden niet aandringen op de behan deling van nog meer zaken dan op dit oogenhlik bereids door de rege ring in behandeling zijn gebragt, cn waaronder zoo vele hoogst belangrijke voorkomen, die het doorslaand bewijs geven van den ijver cn van de werkzaamheid der ministers. Strijd over staatkundige beginselen is, volgens hen, veelal niets dan strijd tegen personen. Picn wilden zij niet voeren de zaken moeten, huns inziens, afge scheiden van de personen, die ze verdedigen, worden beoordeeld. Aan dat beginsel verlangden zij zich vast te houden. Pic gronden werden ook bestreden. Pe spoorwegwet, zeide men, is eene wet die op zich zelve staat. Hare aanneming is, allerminst, een bewijs van vertrouwen op het staatkundig terrein. Pit betuigden zelfs vele leden, die anders in de ongunstige mcening omtrent het ka binet, door anderen aan den dag gelegd, niet of niet geheel deelden, of die zich daarover niet verlangden uit te laten. Peze, inzonderheid, i deden uitdrukkelijk opmerken, dat het niet aauging met den minister vau financien, zoo als uit meer dan eene uitdrukking, in zijne redevoc-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1860 | | pagina 2