dom der hervormde diaconie waren, zoo dat men, in plaats van
cessie, in 1817 van restitutie had moeten spreken.
De schikking met de andere armbesturen die subsidie ver
langd hebben, keurt de commissie goed; zij geeft echter in
overweging om dat subsidie jaarlijks in tekorten en zoo doen
de te beproeven, om de armenzorg, overeenkomstig den geest
der wet, allengs bij de kerkelijke liefdadigheid over te bren-
gen.
De commissie onthoudt zich van beschouwingen omtrent
den invloed die deze regeling financieel zal hebbende nieuw
heid der zaak doet haar in dezen noch hopen noch vreezen.
Zij adviseert tot aanneming van het voorstel, behoudens
eenige aanmerkingen. Deze worden op voorstel des voorzit
ters met de voordvagt van burgemeester en wethouders voor
de leden ter visie gelegd, ter beslissing in eene volgende zit
ting.
De voorzitter zegt, dat burgemeester en wethouders gereed
gemaakt hebben, hunne beantwoording der bedenkingen van
den lieer van der Lek de Clercq, omtrent de resultaten der ex
ploitatie van de gasfabriek. Zij hebben het wenschebjk ge
acht, voor nu en bet vervolg die in geschrift le brengen, en
hij verzoekt de leden hem alsnu voor eenige oogenblikken
hunne aandacht te verleenen; dit uitgebreide stuk is nage
noeg van den volgenden inhoud.
Ad 1„Dat de balans, die door den directeur is overgelegd,
is onvolledig omdat daaraan ontbreekt eene kapitaal- en
intrestrekeningerkennen zij dat zoodanige rekening
aan die balans ontbreekt, doelt beweren zij dat die daarin
niet voorkomen kan. Daar de directeur noch het kapitaal tot
daarstelhngnoch de rente die dit de gemeente kost, kent, kan
hij daarvan niets opnemen in een stuk dat door hem is opge
maakt. Zijn balans zou zoodanige rekening moeten bevatten
wanneer hem de daarstelling der fabriek tegen een door de
gemeente verstrekt kapitaal was opgedragen en tevens de
rente was bepaald, die hij van ditkapitaal ten laste der exploi
tatie had moeten brengen, en in de gemeentekas gestort wan
neer een vast of in verhand met de olieprijzen afwisselend
bedrag voor de openbare verlichtingmet gas was aangenomen,
hetwelk uit de gemeentekas ten bate der exploitatie jaarlijks
bij hem zou worden overgestort. Om den financielen stand
der zaak te kennen, had men dan echter nog een zeker percent
voor achteruitgang der zaak of reïntigratie van kapitaal moe
ten aannemen en ten laste der exploitatie in de balans brengen,
en om dan juist den stand der zaak te weten, zoude men
moeten gewaarborgd zijn, dat ditpercent juist evenaarde den
jaarlijkschen achteruitgang der zaak.
De onderneming wordt echter dusnietbeheerddaar tegen
verzetten zich de regelen der gemeente-comptabiliteit; zoo
danig beheer zou ten gevolge gehad hebben, dat voor die ach
teruitgang of reïntigratie een willekeurig, niemand juist he
kend cijfer was aangenomen; dat de exploitatie een nadeelig
saldo opleverdehet nadeelig saldo tot sluiting der balans uit
de gemeentekas zou moeten worden overgestort boven het
bedrag voor openbare verlichting reeds betaald, en 3. dat öf
den directeur öf burgemeester en wethouders öf den gemeen
te-ontvanger het bestuur over dat reïntigratiefonds zou moe
ten worden opgedragen, omdat eene gemeente in dit opzigt
niet gelijk staat met een particulier, die door geene voorschrif
ten gebonden is.
Maar de gasfabriek is door het bestuur zelf opgerigt, met
middelen die in ontvang in uitgaaf in de begrootingen van
18561S59 zijn gebragt, in de rekeningen van die jaren ver
antwoord, terwijl de zaak ouder toezigt eener speciale com
missie uit den raad aan den directeur ter exploitatie is overge
geven, en daarbij een bed rij vingskapi taal van f 4000, dat
begrepen isin liet kapitaal van f 73,825,93, hetwelk op ultimo
december 1850 door de gemeente was besteed en waarmede
ook de tweede gaskuip was betaald.
Voor openbare verlichting met gas wordt niets bij hem
overgestort uit de gemeentekas; dus kan hij niets verder ver
antwoorden dan zijn beheer strekt, en daarom kan hij in de
balans alleen datgene brengen wat hij met bewijzen kan jus-
tifleieren.
Ad. II, ontkennen burgemeester en wethouders dat noch
zij, nocli de leden van den raad op de hoogte van het finan
cieel standpunt der zaak zouden zijn of kunnen zijn.
Zij kennen dien stand zeer goed en hebben naar hunne
meening steeds de bouwstoffen geleverd om ook de leden van
den raad die kennis te verschaften. Omdat zij begrepen dat
uit die balans alleen de noodige kennis van deze voor de finan
cien der gemeente zoo belangrijke zaak niet kon verkregen
worden, hebben zij reeds bij de eerste rekening en balans over
1857 een staat aan den raad overgelegd en jaarlijks bijgehou
den. en bij de rekening in den raad gebragt.
De grondslag van dien staat was het denkbeeld dat bij den
raad levendig was toen tot oprigting der fabriek voor reke
ning der gemeente werd besloten, dat liet mogelijk ware deze
zaak voor rekening der gemeente tot stand te brengen en te
exploiteren, en daavdoor eene betere openbare verlichting tc
erlangen, zonder dat dit der gemeente jaarlijks meer zou kos
ten dan eene verlichting met olie op den ouden voet zoude
vorderen, cn men nog zoodanig voordeel bovendien zou kun
nen verkrijgen dat de gemeente daardoor gewaarborgd werd
voor de gelden, die later benoodigd zouden zijn tot vernieu
wing van het primitief daargestelde en niet tot uitbreiding.
Bij bereiking van dat doel meende men dat dc zaak voor
de gemeente eene goede zoude zijn. Eene winstgevende zaak
daar te stellen, beoogde men niet; het lag ook buiten haren
werkkring.
Dit dien staat, wiens strekking het washet financieel stand
punt der zaak te kennen, blijkt dat uit het bedrag dat eene
olieverliehling op den ouden voet gedurende 1857,185S en
1850 zoude gekost hebben, doch thans niet is uitgegeven
a. is gedekt de ren teder vin^d ie de gemeente heeft moeten
lijden voor het successievelijk tot de daarstelling geimpendeerd
kapitaal;
b. is voorzien in de nog overgebleven olieverlichting
c. is gedekt het nadeelig saldo dat de balans wegens ex
ploitatie der gasfabriek over 1857 heeft opgeleverd, en dat
d. in de gemeentekas is verbleven of daarin teruggevloeid
f 881115, in mindering van het besteede kapitaal, waarbij nog
zou moeten gevoegd worden f134,80, wegens vooruitbetaalde
assurantie-premie voor 18(>0 tot en met 1S62.
Eerst inden staat over 1859 hebben burgemeester en wet
houders het cijfer genoemd dat de fabriek op 31 december had
gekost, omdat eerst toen de zaak geheel was afbetaald. Uit
dien staat kon men dus zien 1. wat de zaak heeft gekost;
2. welke rente op de onderneming drukte, en 3. welke som
aan de gemeentekas is teruggevloeid of daarin is verbleven
sedert het begin der exploitatie tot einde 1859in mindering
van liet besteede kapitaal.
Burgemeester en wethouders achten de cijfers in dien staat
niet'e weerspreken, en is dit zoo, dan volgt daaruit dat zij
zeer goed het financieel standpunt (uit het oogpunt der oprig
ting) kennen niet alleen, maar dat zij ook deleden van den raad
in staat hebben gesteld dit te kennen, en nog vollediger dan
de heer van der Lek de Clercq door zijne voorgestelde inrig-
ting der balans van den divecteur zou gedaan hebben, want
daaraan zoude ontbroken hebben de uitgaaf voor de nu eerst
vervallen olicverlichting langs de beide dijken.
Het bevreemdt hen, dat dit aan de aandacht van den heer
van der Lek de C'ercq is ontgaan, daar dat lid blijkbaar van
dien staat inzage heeft genomen. Zij vermoeden echter, dat
dit veroorzaakt is, doordat hij tijdens het besluit tot oprigting
nog geen lid van den raad was en daardoor minder bekend
is met het denkbeeld dat aan dat raadsbesluit ten grondslag-
lag. cn bij gevolg ook minder inzigt had in dc strekking van
dezen staat.
Dat genoemde heer schijnt te betwijfelen, of het resultaat
der exploitatie het gemis aan rente van het gebezigde kapitaal
dekt. verwondert hen, daar uit dien staat blijkt dat boven dc
rente die de gemeente heeft moeten missen, jaarlijks een zeker
bedrag is overgebleven dat in mindering van het besteede kapi
taal kon strekken, en datcindel859 zoo als gezegd f 3811,45,
dus meer dan het rentegemis, bedroeg.
Zij laten voor het oogenblik in het midden of zulks tegen
de kapitaalsachteruitgang sedert het begin der exploitatie
opweegt, maar meenen voldoende te hebben aangetoond dat
zij zeer goed wisten en weten wat hef financieel standpunt der
zaak is, en dat zij ook de leden van den raad in staat hebben
gesteld op de hoogte te zijn.
Dit dien staat blijktvan geen kapitaalsachteruitgaug; eeni
ge aanteekening daaromtrent zoude ij del geweest zijn, daar
het onmogelijk is iets daarvan met zekerheid te weten, en gis
singen in deze tot misrekening zouden leiden.
Burgemeester en wethouders meenen ad III dat uitliet me
degedeelde blijkt, dat zij in geenen deele zoo gedachteloos en
zonder financieel inzigt omtrent.de resultaten dezer voorde
gemeente zoo belangrijke zaak zijn geweest als door den heer
van der Lek de Clercq is beweerd, cn dat zij niet als winst
hebben aangemerkt wat geen winst was. Zij erkennen echter
gaarne, dat de inrigting van liet beheer, de benaming van het
resultaat der balans en de omschrijving van twee kolommen
van den genoemden staat, bij het eenigzins ingewikkelde van
dc zaak en het voorbijzien van de ware strekking van dien
staat, eenige aanleiding kon geven tot de meening of zij in
den waan verkeerden, öf dat het resulaat dier balans, öf het
cijfer van een der kolommen van den staat voor de gemeente
eene zuivere door de exploitatie verkregene winst was. Zij
geven zoo wel voor zich, als voor de leden der speciale com
missie echter de verzekering, dat die cijfers nimmer als zuivere
winst zijn beschouwd, maarzij steeds gedachtig waren, dat
tegenover die gelden boven liet rentebedrag eene kapitaals-
vermindering of achteruitgang der zaak over stond.
Door eene meer juiste benaming en omschrijving was die
dwaling welligt geweerd, en daar zij alle misvatting te dien
aanzien willen voorkomen en hethooge belang er van gevoe
len, dat èn de leden van den raad èn do ingezetenen helder
inzien hoedanig de resultaten der exploitatie door burgemees
ter en wethouders en door dc commissie worden beschouwd,
doet het hun genoegen, dat hierop de aandacht is gevestigd.
Tot het wezen der zaak doet dit niets af. Z:j hebben, en blij
kens de overgelegde rapporten heeft ook de commissie, die
gelden niet als zuivere winst beschouwd. Had men dit gedaan,
dan had dit öf tot eene prijsverlaging van het gas moeten lei
den, öf naar het stelsel eener goede comptabiliteit, had men de
inkomsten dezer gemeente-inrigting moeten bestemmen tot
het dekken van gewone uitgaven der gemeente, en niet, zoo
als blijkens de gemeentebegvooting nu is geschied, tegenover
het batig saldo der gasfabriek in ontvang een gelijke som
in uitgaaf moeten bestemmen tot aankoop van nationale
schuld, dat is tot geldbelegging ten bate der gemeente.
Daar burgemeester en wethouders het juiste cijfer van
kapitaalsachteruitgaug niet kennen of kunnen weten, kun
nen zij nog geenzins bepalen of dc exploitatie winst of verlies
heeft opgeleverd. Maar de gunstige gedachten die zij zoo wel
als de commissie hebben geuit, steunde niet op resultaten op
zichzelven, maar op die resultaten, in verband met de bekende
nadeelige omstandigheden die op de exploitatie drukten en
eerst sedert 31 october 1859 zijn opgeheven, en op den nog
voortdurenden vooruitgang. Met de berekening van den
heer van der Lek de Clercq omtrent den uitslag der exploita
tie 1859 kunnen zij zich niet vereenigen; deels omdat zij
huns inziens op onjuiste cijfers steunt, deels omdat zij gegrond
is op eene zienswijze die de hunne niet is, noch ook die van de
leden der commissie of van den raad, die tot de oprigting
hebben medegewerkt.
Tegen de door den heer van der Lek de Clercq berekende
baten hebben zij geene bedenking. Voor de betere verlich
ting door gas dan met olie zullen zij ook geen cijfer stellen,
ofschoon het overweging verdient dat thans eene openbare
verlichting bestaat met 145 gasvlammen die gemiddeld jaar
lijks per lantaarn 1400 uren branden, tegenover eene verlich
ting met 99 olielantaarns die per lantaarn gemiddeld geen
1000 uren 's jaars verlichting gaven.
Tegen de lasten hebben burgemeester en wethouders de
volgende bedenkingen. De rente van het besteede kapitaal
van f 73.S25.93 stelt de heer van der Lek de Clercq op 5 pet.
of f 3fi91,29a, terwijl in den vergelijkenden staat specifiek is
aangetoond dat die rentederving niet meer dan f2050,31^
kan bedragen.
Zij kunnen niet toegeven dat hier, omdat het een onzekere
zaak geldt 5 pet. zou moeten berekend worden. Het zou hier
ook strijden met de waarheid. Het onzekere eener zaak zou
alleen aanleiding kunnen geven om een zekere som voor risico
te stellen. Geen industrieel mag ten laste zijner onderne
ming een hoogere rente brengen dan die hij betaalt. En de
gemeente derft niet meer dan 4 pet., want de f92,000 nomi
naal kapitaal verkochte inschrijving op het 2J pet. grootboek
is gemiddeld tegen 64 pet. verkocht, de opbrengst was name
lijk f 58,S5l,54 vrij geld. Bovendien is uit de opbrengst der
zelkasch f 14,974,37 besteed, en daarvan berekend 4 pet.;
daar op den tijd dat die som had moeten gekapitaliseerd
worden, dc koers der effecten altijd hooger was dan 62J pet.,
zoude de kapitalisatie dus minder rente hebben doen genie
ten. dan de gemeente zichzclve nu berekent. Burgemeester
en wethouders vragen, waarop de berekening steunt der 2de
lastpost van f2953,04, of 4 pet. van het besteede kapitaal,
waarop de heer van der Lek de Clercq de jaarlijksche achteruit
gang der fabriek stelt. Zoo hij zich in deze niet beroept op de
ervaring van gasfabriekanten [datniettegenstaande een goed
onderhoud en voortdurend vernieuwingen vervanging van het
periodiek verslijtend materieel dergelijke industrieele onder
nemingen jaarlijks 4 pet. kapitaalsachteruitgang lijden,] dan
steunt de stelling alleen op zijn gevoelen en is geheel wille
keurig en uit de lucht gegrepen. Nam men daarvoor nog
hooger pereent dan werd het cijfer van verlies nog grooter.
Bij de groote verscheidenheid van industrieele ondernemin
gen, is daar geen vast percent voor te bepalenwat bij de eene
te hoog zoude zijn, was ligt bij een ander veel te laag. Ware
dc meening van den lieer van der Lek de Clercq gegrond, dan
zoude de exploitatie in 1859 een geldelijk verlies hebben ge
geven, doch niet zoo groot als hij dit stelt. Doch bij de toe
passing zijner stelling, cn bij eene belegging van die jaarlijks
terugkeerende 4 pet. tegen eene vaste rente van 4 pet. zonder
intrest op intrest te rekenen zoude (blijkens een door burge
meester en wethouders overgelegden staat) in 19 jaren een
kapitaal van f 76,306,28 verkregen zijn. Alsdan zoude het
geheele besteedc kapitaal, hetbedrijvingskapitaal daaronder