MIDDELBURGSCHE
C OÜRA N T.
l\u' 117.
Zaturdag
1860.
29 September.
fifinnmlcuibsclje tijiriugcn.
Deze courant verschijnt des diugsdags, donderdags en zaturdags.
Binnen deze gemeente en Vlissingen gescliiedt de uitgave den avond te voren ten 8 ure.
De abonnementsprijs per drie maanden is 3, franco per post ƒ3,40.
De inzending van adverteutieu kan geschieden tot tien ure des morgens.
UITGEVERS:
DE GESDOEDERS ABRAHAMS.
De prijs van gewone advertentien is 22 cent per regelvan huwelijks, geboorte,
doodbekendmakingen enz. van één tot zes regels 1,50, voor eiken regel daarboven 22
centmet 35 cent zegelregt voor elke plaatsing. De betaling gescliiedt koutant.
Buitengewoon groote letters worden berekend naar de plaats die zij innemen.
Bij deze courant behoort een bijvoegsel,
bevattende.verslagen der zittingen van den
gemeenteraad, te Middelburg op 2ö, en te
Zierikzeeop 24 dezer.
Editie van vrijdag avond 8 ure.
Middelburg 28 september.
De telegrafische gemeenscha]) is nog niet hersteld.
Wij vernemen dat gisteren nacht naar het huis van burger
lijke en militaire verzekering alhier is overgebragt de heer S.,
directeur van het postkantoor te Vlissingen, tegen wien dooi
den officier van justitie bij de arrondissements regtbank al
hier, een bevel van voorloopigp aanhouding moet zijn uitge
vaardigd.
Omtrent de omstandigheden welke tot deze arrestatie aan
leiding gegeven hebben, is voor alsnog niets met zekerheid
bekend. Vrij algemeen spreekt men van een te kort in de kas.
Gisteren heeft de regtbank alhier uitspraak gedaan inde
herhaaldelijk door ons vermelde zaak van de administratie
der belastingen tegen hetllarmoniemuziekgezelschap Apollo.
Overeenkomstig de conclusie van den rijksadvocaat heeft de
regtbank den beklaagde vrijgesproken, aangezien de bepa
lingen der wet op het regt van patent ten deze niet toepas
selijk zijn.
Onder de dezer dagen nieuw benoemde leden van de So-
ciëte' imperiale academique de Cherbourg, merkeu wij op de
heer K. 11. Pekelharing alhier, als corresponderend lid.
Men schrijft ons uit Utrecht, 26 september
„Rotterdam heeft feest gevierd, en Utrecht heeft met stille
geestdrift in haar opgewondenheid gedeeld. Ge weet, de
voortreffelijkste zijde van die feestvreugde is deze, dat ze de
aanleiding gaf tot een nieuw feest. Amsterdam zal de jongere
zuster volgen, en eerlang, over weinige jaren, wel te verstaan,
allen, die door standbeelden in verrukking komen, noodigen
ter bijwoning van de onthulling van Joost van den Vondel.
Laat me, entre nous, er den bescheiden wensch bijvoegen, dat
we tegen dien tijd eene monographic over den grooten dich
ter ontvangen, waarin ook zijne verdiensten jegens onze let
terkunde worden onthuld. Tollens te Rotterdam, van den
Vondel te Amsterdam, zoo zal de letterkunde een unie in
steen tusschen de jaloersche zustersteden in 't leven roepen.
„Anders de tijd der unies schijnt in ons land voorbij.
Ten minste de kerkelijke unie, hier voor eenige weken verga
derd, heeft met vele beraadslagingen over het reglement en
een belangrijk rapport de zaak laten afloopen. Het is niet
duidelijk, hoe door discussien over een reglement en een rap
port over het bekende artikel 23 een brug van verzoening
tusschen strijdende partijen wordt gelegd.
„Een anderen weg wordt door anderen ingeslagen. De
heer Busken Huet, van Haarlem, zal te Amsterdam (en ook
alhier) in den loop van dezen winter eenige voorlezingen over
onze letterkunde in de 17de eeuw houden. Te Amsterdam
zullen ze gehouden en aangehoord worden in het lokaal, waar
de heer da Costa gewoon was te lezen. Wie weet of de een
voudige opmerking, dat een zelfde katheder zulke antipoden
met waarlijk prijzenswaardige kalmte draagt, niet een verzoe
nende geest wekt."
Uit Leyden, 27 september, wordt ons het volgende ge
schreven
„Het bekende plan der diakenen van de nederduitsche
hervormde gemeente, om alhier een aantal arbeiderswonin
gen te doen bouwen en deze tegen f 1 's weeks aan den tame
lijk gegoeden arbeidenden stand te verhuren, is voorloopig
in duigen gevallen. Het klassikaal bestuur heeft die gevraag
de magtiging om het benoodigde kapitaal van het grootboek
af te schrijven en ten dien eit|de te gebruiken, in eene op gis
teren gehouden vergadering, met algemeene stemmen gewei
gerd.
„Bij eene oppervlakkige beschouwing, zou men geneigd
zijn het ontworpen plan grootsch en edel te noemen, en te
gelijker tijd te betreuren dat het niet tot stand zal komen.
Hadde er zich eene of andere maatschappij of vennoot
schap meteen dergelijk doel geconstitueerd en ware deze in
de uitvoering belemmerd geworden, zeer zeker zou dit te
betreuren zijn. Nu evenwel het plan uitgaat van eene diaco
nie, en het daargesteld moet worden, met aan die armen
toebehoorend geld, verdient het niets dan afkeuring, en men
moet zich verheugen, dat eene zaak door hoogcr magt is ver
hinderd geworden, die niets dan schijnbare philantropie kan
genoemd wordenen eene ver buiten den werkkring eener
diaconie gelegene handeling zou zijn. Deze werkkring toch
is armoede lenigen, zoomogelijk voorkomen, geenszins finan
ciële speculation ondernemen, nimmer als verhuurster van
huizen van partikulieren (ze door bedeelden bij wijze van on
derstand te doen bewonen is nimmer ter sprake geweest) op
tetreden. Zeer te regt heeft het klassikaal bestuur begrepen
hiertoe dan ook niet temogen medewerken.Wij hopen dat de
diaconie van gemeld besluit niet in hooger beroep zal ko
men en niet verder trachten, gelden aan de armen gegeven
(bovengemeld kapitaal spruit voort uit de opbrengst dei-
tijdens de bestaande huiszitteuhuis-kwestie, door de diake
nen in de kerken gedane y^lecten) aan" hare bestemming
tc onttrekken."
Men schrijft ons uit Amsterdam, 26 september
Met genoegen verneem ik dat Z. M. de kouing van Zwe
den eene gouden medaille, voor onzen stadgenoot den gra
veur Eduard Taurel, heeft gezonden; zij isden verdienstelijken
kunstenaar lieden door den raad van bestuur dei-Koninklijke
akademie van beeldende kunsten aangeboden.
De schoone schilderij van Wijnveld, voorstellende„Wie
van u zonder zonden is, werpe het eerst den steen op haar",
die zich op de stedelijke tentoonstelling bevindt, en waarvan
ge onlangs reeds melding hebt gemaakt, is door H. K. H.
prinses Marianne voor de som van f 2000 aangekocht."
In het dagblad „La patvie," van Brugge, leest men het vol
gende artikel, getiteld„het Zwin, de oude haven van Sluis."
De kwestie van het Zwin, voor Nederland en Belgie zoo
hoogst belangrijk, is eindelijk in de nederlandsche kamers
ter sprake gekomen.
Bij de behandeling van het wetsontwerp betrekkelijk het
fonds, voortspruitende uit koopprijzen van domeinen, hebben
twee mannen, bevoegd om over deze zaak te oordeelen, inter
pellation gerigt tot den heer van Hall, minister van financien,
aangaande den stand van het proces tusschen den staat en de
erven van Damme over den termijn van de concessie tot in
dijking van polders in het land vanCadzand, door Napo
leon 1 aan generaal van Damrne verleend.
De heer van Eek, lid der tweede kamer voor Middelburg,
heeft den 31 julij jl., en de heer Fransen van de Putte, lid dei-
eerste kamer voor Zeeland, den 13 augustus, inhetbreede
doen uitkomen hoe schadelijk dat proces, hetwelk sinds drie
jaren bij den hoogen raad aanhangig is, èn voor het vierde
district van Zeeland èn voor den staat werkt.
Deze beide kundige mannen hebben de aandacht van den
minister van financien op deze zaak gevestigd. Die staatsman
kan niet onkundig zijn van den grooten omvang der hierbij
betrokkene belangeneeu adres van den gemeenteraad van
Sluis, van 26 januarij jl., heeft hem voldoende onderrigt van
de noodzakelijkheid om het proces met de erven van Damme
wat meer te bespoedigen, en eindelijk te denken aan het ver
beteren van tien openbaren gezondheidstoestand en van de
middelen van gemeenschap in het land van Cadzand Wij
voor ons voegen er bijen om wat meer beschaving te bren
gen onder dat gedeelte der bevolking van Retranchement het
geen aan het Zwin grenst.
Het is dus van het grootste belang voor allen, datde staat
zich zoo spoedig mogelijk in het wettig bezit stelle van die
fraaije schorren, welker bebouwing niet alleen door rijke
producten welvaart in die streek verspreiden, maar ook de j
bevolking van de koortsen en den typhus, welke ieder jaar uit j
de uitwasemingen dier onbebouwde gronden ontstaan, be
vrijden zal.
Ofschoon de lieer van Hall den wensch te kennen gaf om
het proces beëindigd te zien, scheen hij, naar het ons voor
komt, niet genoeg doordrongen van de overtuiging hoe scha
delijk deze langzaamheid is. Op de vraag van den lieer Fran-
seuvan de Putte, of de minister, indien eeu spoedig einde van
het proces hein niet waarschijnlijk voorkwam, niet tot eene
transactie zou overgaan 0111 de beëindiging te bespoedigen,
antwoordde de heer van Hall uitdrukkelijk: „Ik voor mij,
denk niet aan transactie, omdat ik geen voet wil geven aan in
trigues, die zouden kunnen plaats hebben van de zijde der te
genpartij, om den staat tot transactie te brengen en afstand te
laten doen van het doorzetten van een proces, clat wezenliik
door den staat verdient gewonnen te worden."
De minister van financiën schijnt dus meer prijs testellen
op de eer om een proces voor den hoogen raad te winnen, dan
op een spoedig verwerven van de ontzaggelijke voordeelen die
uit de bebouwing der schorren kunnen ontstaan.
Wij deelen de vrees onzer buren in liet land van Cadzand,
die in het„Sluisch weekblad" van 24 augustus jl. werd te ken
nen gegevenhet antwoord van den minister van financien is,
niet van een aard, dat wij bij dien staatsman eene gunstige
gezindheid kunnen onderstellen om hunne wenschen te ver
wezenlijken. Verder begrijpen wij de zwijgende rol niet,
waartoe de heer van Diggelen, mede lid der tweede kamer
zich bepaald heeft, daar lnj. als oud-hoofdingenieur in de pro
vincie Zeeland, door zijne plaatselijke kennis zoo veel licht
over dit gewigtige vraagstuk zou hebben kunnen verspreiden,
waarvan eene volkomene overtuiging bij zijne ambtgenooten
het gevolg had kunnen zijn.
De kwestie van het Zwin, die in de nederlandsche kamers is
opgeworpen, is ook van liet hoogste belangvoor West-Vlaan-
dereu. Zoo men het meest mogelijke nut wil verkrijgen,moet
de bedijking van het Zwin in overleg tusschen de heidelanden
geschieden. Beiden moeien naar het zelfde doel strevendaar
de schorren rijp zijn, is liet jammer dat Nederland, volgens de
stellige verklaring van den minister van financien, niet anders
wil handelen dan naar de uitspraak van den hoogen raad, die
zich nog jaren lang kan doen wachten.
Gelijk reeds in eene der zittingen van den provincialen raad
van West-Vlaanderen gezegd is, zou de bedijking van het Zwin
voor die provincie niet slechts eene aanwinst van grondbezit,
maar eene ontegensprekelijke weldaad uit het oogpunt dei-
openbare gezondheidsregeling zijn. Bij den toestand waarin
de schorren van het Zwin tegenwoordig verkeeven, kunnen
ïvij niet genoeg herhalen, dat hunne vergiftige uitwasemingen
elk jaar meer of minder epidemische ziekten te weeg brengen.
Dit feit is algemeen erkend.
De arbeid, vei-eischt om de moerassen van het Zwin in
gronden van eene onberekenbare opbrengst te herscheppen,
zou in der daad zeer onbeduidend zijn, in vergelijking met de
reuzenwerken die de staat of particulieren in de tegenwoordi
ge eeuw tot stand brengen.
Alles zou gevonden zijn door een dwarsdijk, uitgaande van
een der hoeken van den clijk van den Hazegraspolder en
uitkomende op het hollandsciie grondgebied boven het sluisje
aan den Zand polder, van eene lengte van S4Ü el, met eene
uitwateringssluis in zee.
De kosten, met inbegrip van een kanaal, loopende van de
tegenwoordige Hazegrachtsluis naar die nieuwe uitwaterings
sluis, zouden te naauwernood vijf a zes honderdduizend
francs bedragen. Zou zulk eene uitgave niet rijkelijk ver
goed worden door de waarde dier nieuwe en onuitputtelijke
schorren? Voorts zouden al de nu ter verdediging overbodig
gewordene dijken der oude schorren, dadelijk in cultuur kun
nen gebragt worden en dan de algemeene opbrengst aan
zienlijk verhoogen. Nooit zou eene speculatie met gunstiger
uitslag zijn bek round geworden
Wij hebben een ontwerp van bedijking in dien zin gezien,
opgemaakt door een in deze soort van wei-ken zeer ervaren
ingenieur. Dit ontwerp, in 1S57 bij de beide gouvernementen
ingediend, scheen ons zeer doenlijk en gemakkelijk uitvoer
baar toe. Het zou kunnen zijn, dat de belangen der stad
Sluis in den nieuwen dijk eene grootere sluis eischten dan
anders noodig is tot afvoer van het hemelwater, eene sluis te
Sas, die op nieuw aan deze stad een regtsstreeksch dëbouclié
naar de zee zou verschaften. Dit kanaal, in gemeenschap ge
bragt met het kanaal van Damme, zou verre van onvoor-
deelig zijn voor de stad Brugge en in geval van nood belang
rijk kunnen bijdragen om andere afleidingskanalen te liulp
te komen.
Al deze werken zouden natuurlijk de kosten verhoogen,
maar het lijdt voor ons geen twijfel of, in verband met de
heffing van een zeker sluisgeld, zou het nog eene goede spe-
cnlatie zijn.