önttmlanï>$rl)c tijöingm.
heid uwe vergaderingen te leiden en de vrijheid van beraad
slaging niet meer te beperken dan tot handhaving van ons
reglement werd vereischtdie gedragslijn zal ook in het ver
volg de mijne wezen, en indien gij mijne heeren, mij uwe wel
willende medewerking blijft verleenen, dan mag ik vertrou
wen dat onze bijeenkomsten zich voortdurend zullen kenmer
ken door den zelfden geest van gematigdheid en orde, waar
door zij zich plegen te onderscheiden.
De werkzaamheden die ons wachten, zullen waarschijnlijk
gewigtig en veelvuldig zijn. Laat ons, mijne heeren, onze taak
met ijver aanvatten en met standvastigheid voortzetten. Laat
ons met al ons vermogen medewerken,ten einde de natie in het
bezit te stellen van hetgeen waarop zij sedert lang aanspraak
heeften wat door de grondwet is voorgeschreven. Aan eene be
tere regeling der nationale militie, aan eene nieuwe regterlijke
inrigting, aan wetsbepalingen tot opheffing der slavernij in
de west-indische koloniën bestaat eene behoefte, die dage
lijks meer wordt erkend. De regering zal pogingen aanwen
den om daarin te voorzien, en met warme belangstelling zien
wij hare voorstellen te gemoet.
Mogten onze inzigten met die der regering overeenstemmen
en door gemeen overleg die gewigtige aangelegenheden tot
een goed einde worden gebragt. het zou een geluk zijn voor
het vaderland, en de bewustheid van daartoe te hebben bijge
dragen, zou voor ons eene streelende voldoening wezen.
Met de bede dat de onmisbare zegen des Allerhoogsten op
ons en onze werkzaamheden ruste, verklaar ik het voorzit
terschap van de tweede kamer der staten-generaal te aan
vaarden."
Onder de vele stukken, waarvan hierna het inkomen werd
berigt, merken wij op de wetsontwerpen tot afschaffing der
slaverni j in West-Indiehoudende bepalingen op het vervoer
van landverhuizers; tot herziening van het tarief van regten
op in-, uit- en doorvoer; tot eene nieuwe regterlijke inrigting
en aanvulling der wet van 29 junij 1854 omtrent strafbare
poging tot misdaad.
Daarna heeft de trekking der afdeelingen plaats gehad,
waarna de leden in hunne section zich met de benoeming van
voorzitters en onder-voorzitters, leden der commissie van re
dactie voor het adres van antwoord op de troonrede, en leden
der commissie voor de verzoekschriften hebben bezig ge
houden.
Aan de vergadering is daarna medegedeeld dat gekozen
zijn tot voorzitters delieeren: Strens, van Goltstein.Thorbecke
Dullert en Duymaer van Twisttot onder-voorzitters de hee
ren van Lyndon, Heemskerk Azn., van Iloëvell. van Bosse,
en Meeussentot leden der commissie voor het ontwerpen
van een adres van antwoord op de troonrede, de heerenvan
der Linden, van Goltstein, Olivier, van Zuylen van Nyevelt
en Duymaer van Twist; tot leden der commissie voor de ver
zoekschriften, de heeren: Kerstons, van Foreest, Cool, Mey-
1 ink en Mij er.
Dc kamer heeft nog in deze zitting benoemd de leden der
huishoudelijke commissie. Daartoe zijn herkozen de heeren
Wintgens en Mackay.
In de zitting van vrijdag heeft de minister van financien
de staatsbegrooting voor 1 SOI ingediend, met gebruikelijke
aanspraak, behelzende een algemeen overzigt van 's lands
financielen toestand.
De minister begint met de verzekering te herhalen dat de
toestand waarin 's rijks schatkist zich volgens de meest voor-
zigtige berekeningen op den 31 december 1800 zal bevinden,
zeer gunstig is, gunstiger zelfs dan hij bij het geven der laatste
inlichtingen aan de staten generaal kon verklaren. Van het
voordeehg saldo over het dienstjaar 1858 is, nadat daaruit ten
behoeve van andere dienstjaren eene som van ongeveer
f20,500,000 is aangewend, alsnog een overschot voorhanden
van f 09,011,07- Van het dienstjaar 1859 zal een overschot
blijven bestaan van f 3.780,417,071- Van het dienstjaar 1S00
zal voorloopig op een overschot gerekend kunnen worden van
f 14,145,955,3S, tezamen f 18,001.984,12 J. Degewone ont
vangsten van dit jaar zullen ten minste bedr. f01,081.219,00 J.
Het koloniaal batig slot wordt geraamd op te brengen
f22,500,000; hierbij gevoegd de uitkccringen uit de indische
geldmiddelen f 9,800.000» liet totaal der ontvangsten is dus
f 93,981,219,061. Hierbij is gevoegd tot amortisatie van schuld
krachtens de wet van 7 junij 1860 (Staatsbl no. 25) f 5.000,000;
zoo dat bet, totaal bedraagt f98,981,219,06$.
De uitgaven bedroegen volgens de oorspronkelijke begroo
ting f 79,SI 5,263.68 Zij zijn sedert door verschillende andere
uitgaven verhoogd tot f86,335,263,68$. Hierop zal echter ter
zake van rentebesparing en mindere uitgaven op de ver
schillende hoofdstukken eene vermindering ontstaan van
f 1,500,000, zoo dat het totaal der uitgaven is f 84,835,263,68^.
Ilct verschil tusschen ontvang en uitg. is dus f 14,145,955,3S.
Op het einde van 1860 zal dus beschikbaar blijven ruim
f 18.000,000. ofschoon reeds voor f 1,000,000 aan uitgaven
voor de spoorwegen is berekend.
Ten bewijze dat het der regering steeds ernst is te besparen
waar zulks plaats kan hebben, zonder schade voor de dienst,
laat de minister eene opgave volgen der besparingen op de bij
de begrooting voor 1859 toegestane uitgaven verkregen.
De minister gaat vervolgens over tot de begrooting voor
1861. De middelen voor dit dienstjaar zijn geraamd op
f 91,262,006,244, de uitgaven op f87,263,852,604 vermoede
lijk overschot f3,998,153,64.
De vergelijking der begrooting van 1S61 met die over 1860,
leidt tot de volgende opmerkingen. liet eindcijfer van 1S61
is f87,263,852,604dat van 1860, met dc verhooging, bij ver
schillende wetten vastgesteld, f86,335,263,684- Van de be
grooting van 1S60 moet echter worden afgetrokken voor bui
tengewone amortisatie f11,500,000, waardoor het eindcijfer
van I860 wordt f 74,835,263,684, zijnde dus het eindcijfer
voor 1861 schijnbaar hooger f 12,42S.5S8,92. Tegenover deze
verhooging moeten echter in aanmerking genomen worden de
volgende uitgaven, die bij de hier gemaakte vergelijking met
de begrooting van 1S60 van het cijfer van 1861 moeten wor
den afgetrokken, alsa. de meerdere uitgaven voor de spoor
wegen op f 13,000,000, in deze begrooting gebragt op
f 12,000,000; b. bijdrage in de kosten van verbetering der
scheepvaartkanalen in de provincie Groningen f100,000; de
meerdere buitengewone uitgaven aan de zeehavens en zee-
werken f 93,389; de kanalen f 143.825; aan de landsgebou-
wen f 124,850aan wegen en bruggen f 42,270uitgaven voor
de tienjarige volkstelling f9000, te zamen f 513,334; c. op
hoofdstuk X voor het veranderen van geweren en geschut
f193,700; voor kosten van kazernering in de gemeenten
f260,000, te zamen f 453,700; d. en de volgende meerdere
uitgaven, waarvoor de middelen met gelijk of hooger bedrag
vermeerderd zijn; op hoofdstuk V (kosten der telegrafie)
f 46,000; op hoofdstuk IX B, tegemoetkoming controleurs
f 15,370 en ambten, entrepots f19,625 te zamen f34,995.
De gezamenlijke meerdere uitgaven zijn dus f 13,048,020. Dit
bedrag moet worden verminderd met de vermindering op de
uitgaven voor de renten f 631,41-4, zoo dat het cijfer eigenlijk
is f 12,416,585. Hiernitblijktdaterinderdaadgeenenoemens-
waardige verhooging van het cijfer der begrooting voor 1861
bestaat. De vroeger vermelde som van f 3,998,153,64 wenscht
de regering voorloopig vrij te houden voor de uitgaven, die
gedurende eenige jaren zullen moeten worden gedaan, wan
neer het voor te dragen wetsontwerp tot verbetering der com
municatie van onze groote handelsteden met de zee, de goed
keuring der staten generaal zal hebben verkregen.
Op 31 december 1S61 zal dus, na dat er gebruikt is ten
behoeve der spoorwegen in 1860 en 1S61, eene som van
f14,000,000, en casu quo ten dienste der communicatie van
de koopsteden niet de zee eene som van f 3,000,000, te zamen
f17,000,000.
Aanwezig zijn nog f 18,000,000, vermeerderd met het over
schot van 1861, dat men veilig kan stellen op f 4,000,000.
Hierbij nog niet mede rekenende de uitgaven voor de verbe
teringen der communication met de zee, verkrijgt men een
gezamenlijk bedrag van f22,000,000.
Er zullen alzoo meer dan voldoende gelden overblijven om
in de uitgaven, bepaald bij de spoorwegenwet, gedurende de
jaren 1S62 en 1863 te voorzien, ook dan wanneer de mid
delen, voor die jaren te bestemmen, daartoe geene gelden
beschikbaar lieten. De regering betreurt het, dat eene zoo
aanzienlijke som renteloos in 's rijks schatkist zal blijven lig
gen, en toch aarzelt zij om om een aankoop van staatsschuld
daarvoor aan te raden. Wanneer over de gelden moet worden
beschikt kan de noodzakelijkheid daartoe ontstaan op een
tijdstip, waarop het verlies in den prijs der aangekochte fond
sen ligtelijk het bedrag der uitgespaarde rente zou te boven
gaan. De regering behoudt zich echter voor, dit onderwerp
in overweging te houden. Dc gedane opgaven omtrent den
tegenwoordigen toestand van 's rijks schatkist en de vooruit-
zigten, welke het. volgende jaar aanbiedt, geven ongetwijfeld
stof tot groote dankbaarheid. De zorgen voor de toekomst
schijnen ook daarom nog minder stof tot bedeesdheid temoe-
teu opleveren, omdat bij een terugblik op het verledene
blijkt, 1. dat er, met inbegrip der laatste f 5,000.000, in de
laatste 10 jaren tot amortisatie van schuld is verteerd ruim
f 135,000.000, waaronder niet mede gerekend de f 10,000,000
voor de muntbiljetten, en dat sedert 1 jan. 1844 het bedrag
der renten door den staat verschuldigd, is verminderd met
ruim f 9,000,000; 2. dat de gewone belastingen en inkomsten,
die in 1847 op ongeveer f 57,600.000 werden geraamd, thans
op ongeveer f 61,000,000. kunnen worden berekend, niette
genstaande er sedert '1847 belastingen voor een bedrag van
f 5,000,000 zijn afgeschaft. De minister acht het overbodig
er op te wijzen dat wij bij voortduring aanzienlijke sommen
uit onze overzeesclie bezittingen behoeven, ten einde onze
financien op den duur in een goeden staat te houden en de
aanzienlijke uitgaven te dekken. Wat den algemeenen toe
stand van ons land gewigt, betreft, meent de minister niet te
veel te zeggen wanneer hij dien bevredigend noemtsporen
van toenemende welvaart zijn niet te miskennen en openba
ren zich in verscheidene takken van ons volksbestaan. Terwijl
de ongunstige weergesteldheid een oogenblik voor de mis
lukking van een aanzienlijk deel van den oogst deed vreezen,
mag men thans de gegronde hoop voeden, dat een althans
middelmatig gewas dc vlijt van den landbouwer zal bekroo-
nen. De nederlandsche nijverheid gaat gestadig vooruit. De
scheepsbouw, welks toestand in het vorige jaar, ten gevolge
van bekende en ook thans nog niet weggenomen oorzaken in
geenen deele gunstig mogt genoemd worden, ondervond in
de eerste zes maanden dezes jaars, bi j vergelijking bij het zelf
de tijdsbestek over 1859, gecue, althans geene noemenswaar
dige verbetering. Bij de scheepvaart vielen meer verblijdende
waarschijnselen waar te nemen. De opbrengst der in- en uit
gaande regten is verbeterd; in de eerste S maanden van 1S60
is ontvangen f 2,452,388 tegen f2,277,624 in 1859. Deze
resultaten.ten aanzien onzer scheepvaart en handelsbeweging
verkregen, noemt de minister gunstig, vooral wanneer hij het
oog vestigt op de buitengewone omstandigheden, waarin een
groot deel van het zuidelijke Europa zich bevindt, die een
niet guustigen invloed op het internationaal verkeer hebben
uitgeoefend. Het tafereel, zegt de minister, dat in 't algemeen
onze materiale toestand en welvaart den beschouwer biedt,
moge dan ook niet aan aller vvenschen en hooggestemde
eiscnen voldoen, van ondankbaarheid zou hij niet zijn vrij te
pleiten, die het vele bevredigende en bemoedigende daarin
voorbij zag. en niet naar waarde schat.
De conclusie der commissie nopens de toelating als leden
der kamer van de heeren Dirks en Wybenga, strekt om beide
voorloopig niet toe te laten en aan den minister van binnen-
landsche zaken de overlegging te vragen van de pakketten
stembriefjes ter onderzoeking van de beweringen nopens het
gebeurde.
Heden is die conclusie aangenomen en de beraadslaging
over het adres van antwoord op de troonrede op dingsdag
bepaald.
Etiiitsclilaml.
Weenen 21 september. De rijksraad heeft heden beraad
slaagd over het rapport der financiële commissie, betrekkelijk
den toestand van 'slandsgeldmiddelen, die daarin als ongun
stig wordt voorgesteld, terwijl eene renteconversie voor
onuitvoerbaar verklaard wordt. Volgens den minister van
financien was het in het rapport opgehangen tafereel hoogst
overdrevenhij erkende echter de noodzakelijkheid van eene
verandering van stelsel. DeheerMaager betoogde dat eene
verbetering van den financielen toestand alleen van de invoe
ring van gepaste staatsinstellingen te verwachten was. De
graaf von Rechberg verklaarde dat het ministerie niet gereg-
tigd was om den spreker op dit gebied te volgen. Nadat de
rapporteur de ongegrondheid van het verwijt, dat de commis
sie de zaken te zwart zou voorgesteld hebben, aangewezen en
op nieuw op de noodzakelijkheid eener verandering van
stelsel had aangedrongen, werd het rapport der commissie met
algemeene stemmen aangenomen.
Het overlijden van vorst Miloscli van Servie wordt
bevestigd. Vorst Michael moet reeds den troon hebben be
stegen, en men gelooft dat de porte deze troonsopvolging
zal bevestigen.
Berlijn 21 september. Algemeen was hier het gerucht ver
spreid, dat de keizer van Frankrijk den wensch had te kennen
gegeven om het vorsten-congres te Warschau bij te wonen.
Het blijkt echter, dat dit onjuist is, en ontstaan ten gevolge
van een verzoek, door de fransche regering aan de russische
gedaan om aan eenige hoofdofficieren de vergunning te ver
leenen tot hijwoning van de groote wapenoefeningen, welk
verzoek op de bereidwilligste wijze is toegestaan.
De kollossale buste van Alexander van Humboldt, een
meesterstuk van David d'Angers, is verkocht voor 2000 tli.
De Ncue Munchener Zeitung noemt het berigt onge
grond dat de koning vanBeijeren te zamen met den keizer
van Oostenrijk naar Warschau gaan zou. Van eene reis des
konings naar Warschau is hier zelfs niets bekend.
ÏScIgie.
Brussel 21 september. Onze regering, gevolg gevende aan
de herhaalde aanzoeken uit de gemeenten, die aan de hol-
landsche grenzen gelegen zijn, heeft besloten een douane
kantoor te Santvliet te vestigen. Tevens verneemt men dat de
regering der Nederlanden van haren kant zich verbonden
heeft, om op haar grondgebied in de zelfde nabijheid, insge
lijks zoodanig kantoor te vestigen.
Frankrijk.
Parijs 22 september. De keizer en de keizerin zijn gisteren
te Perpignan aangekomen.
In den Moniteur leest men de door den keizer aan het
groote feestmaal te Algiers gehouden aanspraak. Zij betreft
enkel de zaken van Algerie, en zegt ten slotte dat Frankrijk
door den in Europa hecrschendea vrede in staat gesteld zal
worden om zich nog edelmoediger jegens zijne koloniën te
betoonen.
Le constitutional berigt dat de heer Nigra, Savdinies
gezant bij ons hof. Parijs verlaat, eenen secretaris achterla
tende om de werkzaamheden van het gezantschap waar te
nemen.
Vrij stellig zegt men dat de maarschalk Randon, na de
terugkomst des keizers, de portefeuille van oorlog zal nedev-
1eggen.
Ofschoon men algemeen verwachtte, dat de begrafenis
van de hertogin van Alba tot na de terugkomst van den kei
zer en de keizerin zou uitgesteld worden, heeft evenwel die
plegtigheid heden plaats gehad. Het stoffelijk overschot is in
de kerk la Madeleine voorloopig bijgezet, om later van daar
naar Spanje te worden overgebragt. Wat bijzonder in het
oog liep. was de omstandiglie.d, dat men bij den stoet geen
enkel hofrijtuig heeft opgemerkt.
Italië.
Het bevestigt zich dat er een belangrijk verschil van gevoe
len bestaat tusschen Garibaldi en den sardinischen president
minister. graaf di Cavour. De eerste schijnt bevreesd te zijn
voor Frankrijks invloed en moet daarom zelfs op de verwij
dering van dien minister hebben aangedrongen, en de laatste
vreest door Garibaldis overmoed eene verwikkeling, waardoor
Sardinië zich in ecu nieuwen oorlog met Oostenrijk, welligt
ook met Frankrijk zou wikkelen en de meeste staten van
Europa tegen zich zou doen opstaan. Het fransche dagblad
Le constitutionnel zegt zich in staat gesteld te zien om den
inhoud mede te deelen van een brief, door koning Victor
Emmanuel met den kapitein Treclii naar Garibaldi te Napels
afgezonden, in antwoord op diens eisclien. Daarin toont
Z. M. zich in zijn gevoel van eigenwaarde zeer gekrenkt
en verklaart „niet te willen toegeven aan de zonderlinge
eischen van een man. wiens oordeel door zijn voorspoed
schijnt verbijsterd te zijn." Het blad laat daarop volgen:
Indien Garibaldi bij zijn plan blijft en eenen aanval op
Rome laai doen, terwijl de paus en de Franschen zich aldaar
nog bevinden, zal 's konings gouvernement in overleg met
zijne bondgenooten dien aanval afslaan, welke gevolgen
daaruit ook mogten voortkomen. Koning Victor Emmanuel
heeft zich aan liet hoofd der italiaansche beweging gesteld
met het doel om de revolutie in toom te houden en te vermij
den, en niet om ze bij te staan.
Inmiddels zet Garibaldi zijn werk met onvermoeiden
ijver voort. Ilij heeft eenige troepen gezonden, om de com
municatie tusschen Gaëta en Capuaaf te snijden en is daarop
zelf naar Palermo vertrokken, ten einde daar de woelingen
der verklaarde annectionisten te beteugelen en een nieuwen
pro-dictator in plaats van den heer Dépretis te benoemen.
Zijne keus is daartoe gévallen op zekeren Mordini. In eene
nieuwe proclamatie herhaalt hij weder, dat hij alleen te Rome
aan hunne wensclicn toe zal geven.