BIJVOEGSEL VAN DE Donderdag MIDDELBÜïlGSGHE COURANT. 20 September i860. Onderwijs. Aan het bij de staten generaal van regeringswege ingezon den verslag omtrent den staat der hooge middelbare en lagere scholen over 1S5S59, het eerste waarin men van de resultaten der nieuwe onderwijswet gewag vindt gemaakt, I ontleenen wij het volgende. Het is vooral met betrekking tot het lager onderwijs, dat het tegen woordig verslag, naar het oordeel der regering, zich gunstig boven de vroegere onderscheidt. Aan het slot der inleiding van het verslag over 1857/58 drukte zij hare verwachting uit, volgens de voorscluiften der nieuwe wet bouwstoffen tc zullen ontvangen, die haar in staat zou den stellen voortaan omtrent het lager onderwijs belaugrijker versla gen uit te brengen, dan het haar tot dus verre met den besten wil mogelijk was. In die verwachting is zij niet te leur gesteld. De dooi de wet gevorderde beredeneerde jaarverslagen der provinciale inspec teurs van het lager onderwijs hebben haar meer in de bijzonderheden met den toestand van dat onderwijs in het geheel c rijk bekend gemaakt. Met dien toestand heeft zij zich nog nader hekend kunnen malcen, zoo wel door de mcdedcelingen van de gewestelijke besturen, als door de vele vragen en geschilpunten, welke door die en door gemeentebestu ren, zoo mede door het schooltoezigt, aan hare beantwoording en be slissing zijn onderworpen. Daardoor liceft zij zich ook een zelfstandig oordeel over den staat van het schoolwezen kunnen vormenkunnen nagaan waar nog voorziening noodig ismiddelen kunnen beramen of maatregelen nemen ten einde daarin te voorzien, en al dat gene kun nen overwegen, wat tot verdere ontwikkeling en bloei leiden kan. Dit verslag schildert dus den toestand van het lager onderwijs op liet tijdstip dat de nieuwe verordeningen in werking traden, en moet alzoo later als uitgangspunt dienen, wanneer men den toestand, zoo als die ten gevolge der nieuwe regeling geworden is, wil vergelij ken met den vroegeren, ten einde daaruit cenige gevolgtrekkingen aangaande den invloed der wet af te leiden. In ons vaderland bedroeg het getal der lagere scholen, zoo openbare als bijzondere: den 1 jaunarij 1858, 8473 enden laatsten december van dat jaar 3550, en daarvan in Zeelaud respectievelijk G5 en 167. In die provincie waren volgens bet vorig verslag in 1857 137 open bare scholen; voor liet begin van 1858 worden er 140 opgegeven. Dit verschil is veroorzaakt door dat tc Middelburg drie scholen, die vroe ger tot de bijzondere der 2e klasse behoorden, krachtens art. 68 der wet, met 1 januarij 1858 als openbare zijn overgenomen dat te Neu zen eenc school, vroeger ten onregte onder de bijzondere opgegeven, thans is gebleken tot de openbare te behooren, terwijl eene openbare school te Zierikzee vroeger ten onregte onder dc kleine-kinderscholen was gerekend. Daarentegen zijn voor 1858 niet vermeld de sedert augustus 1S57 gesloten hulpscbool tc Schakerloo, gemeeute Tholcn, en de eerste stadsschool tc Hulst, welke sedert december 1856 is opengevallen en met de tweede openbare school in die gemeente ver- eenigd geworden. In den loop van het jaar is bet getal der openbare scholen nog met eene verminderd, ten gevolge der opheffing van de door het overlijden van den hoofdonderwijzer vacant geworden bur gerschool te Ylissingen, waartoe door het gemeentebestuur, in ver band met de op lianden zijnde regeling van het lager onderwijs, was besloten. In Zeeland worden voor 1 januarij 1858 opgegeven 25 bijzondere scholen, waaronder eene te Middelburg en 2 te Ylissingen, welke met den aanvang van dat jaar geopend waren. In den loop van het jaar is dit getal nog met 3 vermeerderd, namelijk 2 te Middelburg cn eene tc Neuzen. Dc 3 gesubsidieerde bijzondere zijn dc israclilischc scholen te Middelburg cn tc Zierikzee, alsmede cenctc Nieuwe Sluis, gemeen te Breskens, welke vroeger als openbare bad moeten worden aange merkt, doch bij de regeling van het onderwijs in die gemeente voor zoo veel het getal openbare scholen aangaat, het vroeger genoten sub sidie van f 25 's jaars heeft behouden. Het onderwijs is geheel geregeld in dc gemeenten Aagtekerkc, Ar- nemuiden, Colijnsplaat, Ellemeet, Kats, Kortgene, Serooskerke en "Wissekcrke. Eene gedeeltelijke regeling had plaats in dc gemeenten Middelburg, St. Laurens, Noordwelle, Oud-Vossemeer, St. Maar tensdijk, Ylissingen, Axel en Oosterland. Over liet algemeen schijnt liet getal der openbare scholen voldoende tc zijn. Iu Middelburgheeft het gemeentebestuur gebruik gemaakt van de bevoegdheid, verleend bij art. 68, 4e lid, der wet, om drie bijzondere scholen der tweede klasse over te nemen. Ook te Vlissingen werd besloten tot gelijke overname van twee bijzondere scholen, in te gaan met 1 januarij 1S59. De bekwaamheid van het onderwijzend personeel in Zeeland is uit den aard der zaak zeer uitecnloopend. Er zijn vele onderwijzers, die zeer kundig mogen genoemd worden en door studie op de hoogte der paedagogisebe wetenschappen trachten tc blijven, maar er zijn er ook wier knudc en bekwaamheid slechts middelmatig mag genoemd wor den. Van hunnen ijver kan over bet algemeen een gunstig getuigenis worden afgelegd. Hun gedrag en dc geest, die onderhen heerscht, mogen op weinige uitzonderingen na, uitmuntend genoemd worden. Even als in de andere provinciën, doet zich ook in Zeeland gebrek aan hulponderwijzers gevoelen. Vervolgingen ter zake van ouutanvijs door onbevoegden hebben er in Zeeland niet plaats gehad. Een paar gevallen hebben zich voorge daan, dat er onderwijs gegeven werd, het zij door een onbevoegde, liet zij buiten de bevoegdheid; maar het is voldoende geweest dat het schooltoezigt hierop opmerkzaam maakte, om aan het onwettige on derwijs een einde te maken. Nagenoeg alle op 1 januarij 1858 in functie zijnde onderwijzers en onderwijzeressen waren wettig in liunne betrekking werkzaam. Vier hulponderwijzeressen, die slechts eene acte als schoolhoudcres bezaten, in eene andere provincie afgegeven, hebben zich aan een nader examen onderworpen cn dc vereischte acte verkregen. Drie hoofdonderwijze ressen hebben examen gedaan in de handwerken voor meisjes, ten einde met dit onderwijs in hare school te kunnen voortgaan. Te Zie rikzee bestond eeue school, welke vroeger als eene kleine kinderschool was beschouwd, docli thans bleek eene lagere school te zijnde hoofd onderwijzeres, hierop opmerkzaam gemaakt, heeft toen voldaan aan de voorschriften van art. 37 der wet. Hoewel Zeeland wat het schoolbezoek betreft niet tot de alleron gunstigste behoorde, zoo was nogtans de verhouding van het getal der kinderen tusschcn 6 en 12 jaren tot het getal der schoolgaande kinderen nog ver beneden liet gemiddelde voor bet geheele rijk. Voor de dagscholen was die verhouding voor de jongens als 1000 tot 90S, voor de meisjes als 1000 tot 644, voor dc jongens en meisjes te zamen als 1000 tot 777voor de avondscholen moeten deze getallen nog ver hoogd worden met 100, 40, en 70, zoo dat de verhouding van het ge tal der kinderen tnsschen 6 en 12 jaren eu van hen die,het zij op de dagscholen, het zij op de avondscholen onderwijs genoten, voor de jongens was als 1000 tot 1008, voor de meisjesals 1000 tot 684, voor beiden te zamen als 1000 tot 84 7. Uit deze cijfers blijkt dat het schoolbezoek hij dc jongens vrij gunstig was, vooral op de avondscho len, doch dat daarentegen zeer weinig meisjes van het schoolonder wijs gebruik maakten, zoo dat in deze provincie in dit opzigt dc ver houding de meest ongunstige was, daar het getal der schoolgaande meisjes 10 ten honderd beneden het midden cijfer was. Voor de jon gens en meisjes te zamen was de verhouding 4 ten honderd beneden het gemiddelde voor het geheele rijk. De verhouding tnsschen de leerlingen der opeubare scholen en die der bijzondere is geheel ten voordeele van eerstgenoemde; van de 100 kinderen, die de dagscholen in januarij bezochten, gingen er 90 op openbare eu 10 op bijzondere scholenvoor de jongens alleen was de verhouding als 91 tot 9, voorde meisjes als 89 tot 11Van de 100 leerlingen, die de openbare dagscholen bezochten, waren 59 jongens en slechts 41 meisjes; voor dc bijzondere was de verhouding als 54 tot 46, dus minder ongunstig voor dc meisjes; het geringe getal der bijzondere scholen was echter oorzaak, dat ook op alle lagere scholen tezamen dc verhouding nagenoeg was als 59 tot 41,^ De verhouding tusschen liet getal der scfflÉ|aandc kinderen in ja nuarij en julij is voor de provincie Zeeland vigï beneden de gemiddel de. Op dc openbare scholen was de verhouding voorde jongens als 100 tot 71, voor de meisjes als 100 tot 84, voor beiden tezamen als 100 tot 77. Op dc bijzondere scholen was de verhouding als 100 tot 96 voor de jongens, als 100 tot 93 voor de meisjes, eu als 100 tot 94 voor beiden te zamen. Voor alle lagere scholen was dc verhouding voorde jongens als 100 tot 73, voor dc meisjes als 100 tot 85, voor heide geslachten tc zamen als 100 tot 78. Dit laatste cijfer is 11 ten honderd heneden liet middencijfer voor liet geheele rijkvoor de jon gens alleen bedraagt het verschil met dat cijfer 14, voor de meisjes 8 ten honderd. IIet getal der kosteloos ondcrwczenen was in Zeelaud geringer dan het middencijferop dc openbare scholen bedroeg het in januarij 33 ten honderd van het geheele getal der ondcrwczenen, op de bijzondere slechts 17 ten honderd, op beide tezamen 32 ten honderd; in julij waren deze cijfers nog 3 tot 4 lager, zoo dat men mag aannemen dat in Zeeland liet schoolbezoek hij de kosteloos onderwezenen nog ongere gelder plaats had dau bij de betalende leerlingen. Elke openbare school in Zeelaud telde gemiddeld 2,2 onderwijzend personeel en 1121eerlingen; elke bijzondere 2,0 onderwijzers cn 69 leerlingen elke lagere school gemiddeld 2,1 onderwijzend personeel en 105 leerlingen voor eiken onderwijzer kwamen dus op de openba re scholen 51 leerlingen, op de bijzondere scholen 35, op alle lagere scholen tc zamen 49 leerlingen. De verhouding van het getal der scholen tot het getal der onderwijzers en onderwijzeressen was als 10 tot 21, die van dc hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen tot het hulppersoneel als 10 tot 11cn die van het getal hulponderwijzers en hulponderwijzeressen tot dat der kweekei in gen als 10 tot 9,7. Het getal der kweekeiiügen was naar evenredigheid van het getal der on- derwijzers in Zeeland aanzienlijker dan in ecnige andere provincie. Dc vakken van het gewoon lager onderwijs werden in Zeeland gaan deweg oj) alle openbare scholen ingevoerd, voor zoo verre daarin vóór 1S58 geen onderrigt werd gegeven. Ook op de meeste bijzondere scholen werden zij als leervakken opgenomen. Van de 139 openbare scholen waren er 28, waar ook c'én of meer der vakken van het meer uitgebreid lager onderwijs werden behandeld. Van dc 28 bijzondere scholen werd ook op de meeste meer uitgebreid lager onderwijs gege ven. Eenc vergelijking tnsschen de openbare en de bijzondere scholen is, wegens het gering getal van laatstgenoemde, zeer moeijelijknaar het oordeel van den inspecteur verdienen echter de eerstgenoemde de voorkeur ten opzigte van de vakken van het gewoon lager onderwijs, die op de bijzondere scholen niet zelden ten koste van levende talen of andere vakken van het meer uitgebreid lager onderwijs verwaarloosd worden. De strekking van liet onderwijs op de openbare scholen was inde provincie Zeeland geheel overeenkomstig den geestvan art. 23 der wet, hoewel hij vele onderwijzers de verstandelijke ontwikkeling nog niet genoeg op den voorgrond stond. Aan het bepaalde bij het 2de lid van genoemd wetsartikel is ook de band gehouden. In enkele gemeenten werd vroeger door den predikant catechetisch onderwijs gegeven in het bijzijn van kinderen van roomsch-katholicken daar aan is echter terstond hij de invoering der nieuwe wet een einde ge maakt. Wat het onderwijs in de verschillende vakken betreft, dien aangaande wordt door den inspecteur het volgende gemeld. Aan liet lezen werd niet overal de zorg besteed, die noodig is om dit onderwijs goede vruchten te doen dragen. Op vele scholen, die overigens goed mogten genoemd worden, gaven de leerlingen nog dikwijls blijken dat zij het gelezene niet of slechts onvolledig begrepen. Van het schrij ven werd over liet algemeen veel werk gemaakt, zoo dat de toestand van ditonderwijs als voldoende mogt beschouwd worden. Het reken-onderwijs was op vele scholen nog te werktuigelijk, hoe zeer het op enkele uitmuntend werd behandeld, en vooral van het uit het hoofd rekenen veel werk werd gemaakt. Het onderwijs in de ne- derlaudsche taal mogt slechts op weinige scholen voldoende heeten niet alleen in de plattelandsgemeenten, maar zelfs in de hoofdplaats der provincie liet het nog veel tc wenschen over. Gebrek aan voldoen de hulpmiddelen was oorzaak dat het aardrijkskundig onderwijs vroe ger in zeer vele scholen "geheel werd verwaarloosdlangzamerhand begint daarin echter verbetering te komen. Het geschiedkundig on- j denvijs is ook in vele gemeenten nog zeer onbeduidend. Veelal be- I paalt het zich tot het bespreken van cenige op zich zelve staande feiten i uit de vaderlandsche geschiedenis, naar aanleiding van een of ander leesboek. Aangaande het onderwijs in vormleer eu kennis der natuur valt nog weinig te zeggen, daar deze vakken vóór dc invoering der wet nog slechts op zeer weinige scholen behandeld werden. Even als in de meeste andere provinciën leverde de juiste rigting, aan ditonderwijs te geven, en dc bepaling der grenzen, binnen welke het moet worden beperkt, zal liet niet in een onderwijs in wis- en natuurkunde ontaar den, nog al ecnige moeijelijklieid op bij die onderwijzers, die zich er vroeger niet of weinig mede hadden bezig gehouden. In sommige ge meenten heeft de invoering dezer vakken bij de ingezetenen ontevi e- denlieid verwekt, omdat zij die als nutteloos beschouwden. Op eeue plaats werd zelfs een leerling van dc school weg genomen, omdat men hem aldaar vormleer wilde doen leeren. Ook het onderwijs in het zin gen laat ten plattenlande nog veel tc wenschen over; in sommige go- meenten in het 6de district gaf dc invoering van dit vak aanstoot. Bij deze mingunstige schildering van den toestand van het lager onder wijs voegt dc inspecteur dc opmerking, dat deze minder aan de onder wijzers te wijlen is, dan wel aan liet gebrek aan voldoende hulp en aan het ongeregeld schoolgaan der leerlingen. Het meer uitgebreid lager onderwijs, dat zich, voor zoo verrede openbare lagere scholen aangaat, doorgaans tot de beginselen der franscbe taal bepaalt, in enkele ook die vau de hoogduitschc en cngel- sche talen cn van de wiskunde, en, voor zooverre de meisjesscholen aangaat, de vrouwelijke handwerken omvat, schijnt over het alge meen aan de behoefte tc voldoen. Landbouwkunde werd in 185S ner gens in Zeeland onderwezenliet onderwijs in gymnastiek en teekc- ncu bepaalde zich tot de afzonderlijk daarvoor bestemde inrigtingen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1860 | | pagina 5