het eerst in stemming gchragt en verworpen met 28 tegen 0
stemmen.
Vóórstemden de heeren Hammacher, Mazure. deSmidt.
Bybau, Kakehecke, Verhagen, Pievssens, Hombach en de
Jonge van Ellemeet.
Daarna is ook het amendement van den heer Verhagen
verworpen met 29 tegen S stemmen (van de zelfde heeren.
uitgenomen de heer Pierssens.)
Eindelijk is het voorstel van gedeputeerde staten aangeno
men met 32 tegen 5 stemmen.
Tegen stemden de heeren Hammacher, Mazure, de Smidt,
Kakebeeke en de Jonge van Ellemeet.
Door den heer Hoffman wordt het verslag uitgebragt op
de verantwoording van gedeputeerde staten, wegens deenkei
provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven over
1858.
Dit onderwerp leidde tot geenevlei bedenking, en zij wordt
dan ook met algemeene steramen goedgekeurd, terwijl de
leden van gedeputeerde staten zicli van medestemming ont
houden.
De zitting wordt hierop voor een half uur geschorst.
Hij de wederopening brengt de heer Hammacher verslag
uit op het voorstel om den koning voor te dragen ten behoeve
yan de calamiteuse polders weder tien opcenten op dc grond
en vijf op de personele belasting te heffen.
Uit dit verslag blijkt dat twee leden zich tegen dit voorstel
verklaarden, dewijl zij de heffing van belastingen anders dan
bij de wet voor ongrondwettig houden. Door een hunner
(den heer Hammacher) is te dier zake, als bijlage, eene uit
voerige memorie overgelegd.
Xadatmet 31 tegen 2 stemmen (van de heeren Ilainniaeher
en Verhagen) verworpen was een voorstel van den heer Ver
hagen om de behandeling van dit voorstel aan te houden tot
na de behandeling der begrooting, treedt de heer Verhagen in
een uitvoerig betoog, om te wijzen op het zijns inzieus on
grondwettige eener dusdanige heffing van belasting, op welke
gelden hij voorts meent dat-geenerlei toezigt kan worden
uitgeoefend. Hij herinnert verder wat te dezer zake reeds
vroeger in deze vergadering is voorgevallen en meent dat
vooral thans, nu het uitzigt op de spoedige uitvaardiging van
eene nieuw polderreglement weder verdwenen is, die heffing
behoort gewettigd te worden, alzoo reeds in S51 met 31 tegen
4 stemmen hier in beginsel is uitgemaakt dat de heffing van
opcenten bij koninklijk besluit voor onwettig wordt gehou
den, maar zij alleen als tijdelijk en in afwachting eener defini
tieve wettelijke regeling is bestendigd.
De heer Hammacher refereert zich aan de gelijksoortige
bezwaren, door hem uiteengezet.
De voorzitter wijst op een misverstand, dat naar zijne mee
ning heerscht bij de leden die zoodanige heffing onwettig
noemen. Hij geeft voorlezing van eene missive van den minis
ter van binnenlandsche zaken dd. 7 september 1851, waaruit
blijkt dat liet brengen van dezen post op de begrooting dooi
de regering is ontraden en het volgen van den thans voorge
slagen weg is voorgeschreven.
De heer Verhagen komt nog nader op het door hem gespro
kene terug, terwijl de heer van Citters het bezwaar ongegrond
noemt, dat op deze gelden geeuerlei toezigt zou bestaan
daarbij is allereerst het belang van het rijk betrokken, het
welk buitendien eene bijdrage van f270.000 geeft voor de
calamiteuse polders.
In omvraag gebragt, wordt het voorstel aangenomen met
33 tegen 4 stemmen (van de heeren Hammacher, Verhagen,
Pierssens en Fokker.)
Door den heer Bybau wordt het verslag uitgebragt op de
begrooting der kosten van het provinciaal rijks bestuur voor
1SG1. Deze bedraagt f' 54,000 en gaf tot geene opmerking
aanleiding. Dadelijk in behandeling genomen, wordt zij met
algemeene stemmen goedgekeurd.
Eindelijk wordt bij monde van den heer van Eek uitge
bragt het verslag der afrleelingen op de begrooting der enkel
provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven voor
'1861, met een voorstel van gedeputeerde staten betreffende
de te heffen opcenten op de grond- en personele belasting ten
behoeve der provincie, benevens het adres van J. M. Ccelen,
wed. van Hertum. om weder met eene gratificatie te worden
begunstigd.
Bij de dadelijk geopende algemeene beraadslagingen geeft
de heer Verhagen als zijn gevoelen te kennen dat, naar het
voorschrift van art. '115 der provinciale wet, de opcenten
welke ten behoeve der calamiteuse polders worden geheven,
op de begrooting moeten voorkomen.
Daarop vangt de artikelsgewijze behandeling aan, begin
nende met de uitgaven.
Bij hoofdstuk II afd. 1, art. 1, onderhoud van den weg van
Zierikzee naar het Zijpe enz. f 2400, merkt de heer Kake
beeke op dat de aanleg van dien weg nog al te wenschen
overlaat; waarop de heer van der liilt, namens gedeputeerde
staten te kennen geeft dat zij il.' aandacht der ambtenaren
van den waterstaat daarbij zullen bepalen.
Bij hoofdstuk VII art. 4, aandeel der provincie in de aan
gemeenten te verleenen bijdragen voorliet onderwijs f 4000,
stelt de heer Can een behoorlijk ondersteund amendement
voor, om namelijk dat art. te vermeerderen met f3000 en
daarentegen te doen vervallen art. 14 van het volgende hoofd
stuk rentelooze voorschotten aan gemeenten vooraankoop,
opbouw enz. van schoolgebouwen en onderwijzersvvoningen
f 3000.
De behandeling van eerstgemeld artikel wordt daarop
aangehouden tot dat men aan het laatstbedoelde zal gena
derd zijn.
Tegen hoofdstuk VIII art. 9, gratificatie aan wed. J. van
Hertum f 100, verklaart de lieer Verhagen zich, omdat hij
daarvoor in eens eene post als jaarlijksehe tegemoetkoming
wenscht uitgetrokken te zien.
Bij het daaraanvolgend art. 11,bijdrage voorde stoomboot-
dienst op de Wester Schelde f 10,000, verzoekt de heer Cal-
lenfels gedeputeerde staten hunne aandacht te wijden aan
eene betere regeling van de dienst, opdat men gemakkelij
ker de reis op een dag heen eu weder kunne doen en zij beter
correspondere met de overige middelen van vervoer.
Op verzoek van den lieer van der Bilt, verklaart die lieer
zich bereid om zijne bedenkingen tegen de dienstregeling
schriftelijk aan gedeputeerde staten over te leggen.
Thans tot de behandeling van art. 14 genaderd zijnde,
licht de heer Cau zijn voorstel toe. Ilij meent dat het ver
strekken van rentelooze voorschotten moet vervallen, nu de
nieuwe wet op het onderwijs dit onderwerp geheel bekeerscht
en daarin wordt alleen van subsidien door rijk en provincie
onder bepaalde omstandigheden, gesproken.
Dit punt geeft aanleiding tot zeer langdurige disenssien.
Daarbij verklaren de heeren F. van Deinse, de Jonge van El
lemeet. Vis, Beciusen Fokker zich op verschillende gronden
voor liet behoud van de posten zoo als die zijn voorgedragen,
omdat huns inziens menige gemeente, die niet kan gezegd
worden hulpbehoevend te zijn, een zeer groot nut van een
renteloos voorschot kan trekken.
De heeren UyttenhooveD, Lantsheer, Cau en J. L. de Jon
ge betoogen daarentegen de onwettigheid, met het oog op de
wet op het lager onderwijs, terwijl zij overigens er op wijzen
dat zij het onderwijs door deze wijziging nog meer trachten
te bevoordeelen.
Ten slotte is het voorstel van den heer Cau verworpen en
zijn de voorgedragene posten onveranderd gelaten met 24
tegen 13 stemmen, zijnde die van de heeren Iloogenboom,
Buteux, van Eek, van der Bilt, de Lange. Lantsheer, Moolen-
burgliMazure, Cau, Pierssens, Uvttenhooven, Benteyn en
J. L. de Jonge.
Overigens gaven geene artikelen meer aanleiding tot op
merkingen, en is dc begrooting ten slotte vastgesteld in ont
vang en uitgaaf op f 101,930.49, bedragende liet hoofdstuk
voor onvoorziene uitgaven f 6812.81. met 35 tegen 2 steun-
men (van de heeren Hammacher en Verhagen.)
Met algemeene stemmen is verder goedgekeurd het voorstel
om aan den koning voor te dragen liet heffen van zes gewone
opcenten op de grond-, en vijf op de personele belasting voor
1861ten behoeve der provincie.
Thans geschiedt door den heer griffier voorlezing van een
voorstel van gedeputeerde staten op lief verzoek van A. B.
Carpreau en A. M. Lippens, om eene geringe wijziging dei-
gestelde voorwaarden waarop een renteloos voorschot uit
de provinciale fondsen is verleend voor den weg van Aarden
burg naar de grenzen.
Met algemeene stemmen vereenigt de vergadering zich
daarmede.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de resumtie der
tegenwoordige notulen opgedragen aan gedeputeerde staten,
en de zomervergadering in naam des konings gesloten.
VERKORTE MEDEDEELliNG
VAN IIET
DOOll GEDEPUTEERDE STATEN* VAN* ZEELAND.
GEDAAN
VERSLAG
van den toestand der provincie Zeeland,
aan lie provinciale sfaten in de zomervergadering van I860.
(Vervolg.)
Huishouding dec gemeenten.
Vereeniging en splitsing van gemeenten,
Vereeniging of splitsing van gemeenten had in het nfgcloopcn
jaar niet plaats. Dc zaak der wettelijke toevoeging aan de ge
meente Arnemiiideii van het, onder den naam van Calandspol-
dcr, ingedijkt gedeelte van de Oranjeplaat, kreeg even min haar
beslag.
Zamenstelling der gemeenteraden.
In 99 gemeenten had, met den eersten dingsdngvan de maand
september des vovigen janrs, naar dc bepaling van art. 27 der
gemeentewet, de aftreding plaats van een derde der leden van
den gemeenteraad.
Daarbij zijn van de 7750 kiezers 4323 opgekomen, en bij de
herstemming van 1593 kiezers 891.
Bovendien hadden in 29 gemeenten verkiezingen plaats ter
vervulling van door overlijden, ontslag enz. opengevallen plaat
sen.
Twee dezer verkiezingen gaven aanleiding om, naar de bij
art. 39 der gemeentewet verleende bevoegdheid, dc beslissing
van dc gemeenteraden omtrent het al of niet toelaten der be
noemden te wijzigen.
Het eerste geval betrof dc gemeente Axel. De rand dier
gemeente besloot tot het niet toelaten van de heeren P. van
Fraaijenhoovcn en II. J. van den Berge, welke op nieuw tot
leden waren benoemd, op grond dat de heer van Bek, die hij de
op den 20 ju lij 1859 plaats gehad hebbende opening der stem
briefjes had voorgezeten, daartoe op dat tijdstip niet incer
bevoegd was geweest, daar hem bij Zr. Ms. besluit van den 13
te voren, no. 54, eervol ontslag als burgemeester dier gemeente
was verleend, in te gaan met den 20 ju-lij voornoemd, terwijl hij
reeds vroeger had opgehouden lid van den raad te zijn.
Volgens dc mcdcdeelingen van don heer commissaris des
konings, was het gemelde koninklijk besluit door hem, ter uit
voering der aanschrijving van zijne cxe. den minister van bin
nenlandsche zaken van den 16 julij, ter kennis van den heer
van Eek gebragt bij brief van den 19 daaraanvolgende, en was
deze brief met den morgenpost van den I9den verzonden, zoo
dat die heer eerst in den loop van den 20 julij officieel berigt
van het aan hein verleende ontslag had kunnen bekomen.
Uit aanmerking dat dus aan den heer van Eek tijdens de
uitoefening van liet voorzitterschap bij de verkiezingen zijn ont
slag nog niet officieel bekend was, werd die verkiezing wettig
verklaard, waarin de gemeenteraad berustte.
Ten andere bleek dat teElkerzcc door den veldwachter der
gemeente een onbehoorlijken invloed op de verkiezingen was
uitgeoefend, terwijl ook hij <le stemopneming en opmaking van
het procesverbaal onregelmatigheden hadden plaats gehad en
geweigerd was daarin melding te maken van de klagten van ecp
tegenwoordigen kiezer.
Gedeputeerde staten schreven dus eene nieuwe verkiezing
voor, waaraan is gevolg gegeven.
Eene uit Sas van Gent ingezondene klagtc is ongegrond be
vonden, aangezien volgens art. IS, 2de lid der gemeentewet
bepaald dat raadsleden die hun ontslag namen, dit echter blijven
tot na het onderzoek der geloofsbrieven hunner opvolgcvs.
Haar onregelmatigheden bij de in julij 1S59 te Breskens
plaats gehad hebbende verkiezing is een onderzoek ingesteld,
hetwelk echter geene bepaalde uitkomsten opleverde.
[In het verslag volgt hierop ccne mededceling van liet in der
tijd door ons vermelde door den gemeenteraad van Middelburg
genomene besluit, betrekkelijk den rooster van aftreding der
wethouders, hetwelk in strijd met de wet geoordeeld en inge
trokken is.j
Omtrent de wijze, waarop de moeste gemeentebesturen zich
van hunnen pligt kwijten, wordt gunstige getuigenis afgelegd.
De tijdige inzending van stukken laat echter hij velen wel eens
te wenschen over.
Een aantal verordeningen werden door verschillende be-
siuren vastgesteld. Een tweetal bcvatteden bepalingen, in
welke reeds bij dc algemeene wet was voorzien. De betrokkene
besturen bragten daarin nader de verlangde wijziging.
Van de door den gemeenteraad van Middelburg gemaakte
aanvulling der polieic-verordening, houdende verbod om kin
deren beneden 16 jaar toe t.c Igtep op pege sphpql of fabriek
zonder bewijs van koepokinenting of doorgestane natuurlijke
kinderpokken, maakten wij in der tijd melding. Ilciis bekend dat
gedeputeerde slaton die bepaling voor bijzondere scholen enz.
strijdig met de wet en liet algemeen belang achtten, en ter ver
nietiging aan den koning voordroegen. De minister van binnen
landsche zaken deelde die zienswijze echter niet, en, daar
gedeputeerde staten volhardden, werd de koninklijke beslissing
ingeroepen, doch Z. M. gaf bij kabinetschrijven van 30 novem
ber te kennen, geene termen ter vernietiging dier bepaling tc
hebben gevonden.
Archisvep.
Ilct archief to Goes is thans geheel geordend, terwijl de
beschrijving van hetzelve geheel is nfgcloopcn. Een tweede
gedeelte van die beschvijving is afgedrukt, onder don titel van
„Catalogus der verzameling van voorwerpen betrekkelijk ge
schiedenis en oudheidkunde, ten stadhuize van Goes."
Het laatste gedeelte ?al eerlang mede het licht zien, waar
mede dar belangrijk werk zal voltooid zijn,
[Van dat te Middelburg is door ons, naar aanleiding van het
jaarverslag der gemeente in der tijd bijzondere melding ge
maakt].
Te Neuzen werden dc omwerking en regeling van het archief
voortgezet; men acht dat het weldra als geheel in orde zal kun
nen beschouwd worden.
Het onderzoek der oude arehicvon (e Philippine werd voort
gezet; zij werden gerangschikt en op register gebragt. Tot
nog toe zijn geeno belangrijke stukken ontdekt.
Uit, bet archief tc Vcerc werden aan het rijks-archief voor
tijdelijk gebruik afgestaan cenige stukken, betrekking hebbende
tot liet aandeel cn de werkzaamheid welke van dc stad Veere
is uitgegaan onder dp leiijirig der Moueherons, bij deoprigting
der Oost-indische compagnie, beginnende met 1599.
Het aangroei)en van het getal registers cn andere stukken,
vcrcischte te Vlissingcn eene wijziging in de inrigting van de
beschikbare ruimte, waardoor die weder voor de dienst, van
verscheidene jaren is in orde gebragt.
(Wordt ycryQlgd.)
TER DRUKKERIJ VAN DE GEBROEDERS AURAIIAM.S'.