Bijvoegsel van de Middelburgsche courant.
Dingsdag 10 Julij 1860.
IDi«vïiicla!e staten.
Zitting van G julij voormiddag ten 10 ure.
Tegenwoordig dc commissaris des konings, voorzitter, 30,
later 37 leden en de griffier.
Afwezig de heeren van Voorst Catslioek. de Casembroot,
Schout Velthuy.s, Dronkers en Onghena.
Dc notnllen der vorige zitting worden na gedane voorle-
zing' goedgekeurd, en vervolgens voor kennisgeving aange
nomen
a. de mededeeling des voorzitters dat de heeren Dronkers
en Onghena, blijkens schriftelijk berigt, verhinderd zijn deze
zitting bij te wonen
b. gelijke mededeeling dat de lieeren Uyttenhooven en van
den Bosch, die na de vorige zitting zich nog aangemeld heb
ben, zijn ingedeeld respectievelijk bij de derde en tweede
afdeeling
c. eene voorgclezeue missive van den heer mr. A. F. Siffie,
houdende kennisgeving dat hij, als hoofdredacteur van de
Provinciale zeeuwsehe en middelburgsche stadscourant, van
den drukker A. J. de Wilde berigt ontvangen hebbende dat
die uitgave met 1 October e. k. zal worden gestaakt, den sta
ten ook met dat tijdstip zijnen dank betuigt voor de in der
tijd gegevene vergunning om dat blad Provincialezeeuwsche
courant te mogen noemen
d. de mededeeling dat het collegie van gedeputeerde staten
zich volgenderwi j ze, naar het reglement van orde, in afdee-
lingen heeft gesplitst: ie. afdeeling de heeren Becius en van
der Bilt; 2e. afdeeling de heeren van Citters en Fokker; 3e.
afdeeling de heeren Sprenger en Buteux.
Overgaande tot de benoeming van een buitengewoon lid
in bet collegie van gedeputeerde staten, worden de heeren
Callenfels, Kakebeeke, F. van Dein.se en Lantsbeer nitgenoo-
digd bet stembureau uit te maken.
Bij eene eerste stemming wordt de lieer Uyttenhooven ver
kozen met 28 stemmen, terwijl 3 op den lieer Lantsbeer, 2 op
den heer Snijder, en 1 stem op de heeren Vader en Vis waren
uitgebragt.
De heer Uyttenhooven verklaart, dankbaar voor het door
de vergadering in hem gestelde vertrouwen, zich bij vernieu
wing die benoeming te laten welgevallen waarna het stem
bureau wordt bedankt.
Voor kennisgeving is nog aangenomen de mededeeling
dat door de afdeelingen zijn benoemd tot hare voorzitters en
ondervoorzittersvoor de eerste de heeren Cau en Lantsbeer;
voor de tweede de heeren de Smidt en Vader, en voor de
derde de heeren Biaaubcen en F. van Deinse.
Aan de orde zijn de verslagen der commissie voor de ver
zoekschriften, uitgebragt.bij monde van den heer van Citters,
opI. dat van den gemeenteraad van Philippine om op de ge
dane aanvrage om een renteloos voorschot tot verbetering der
Postliooriistraatnogin deze zomervergadering te beschikken.
De conclusie van dat rapport strekt om liet verzoek van de
hand te wijzen, daar in 1850 als regel is vastgesteld dat derge
lijke aanvragen uitsluitend in de najaarsvergadering zouden
behandeld worden. Hoezeer men de dringende noodzaak der
verbetering erkent, gelooft inen echter niet dat ten deze zoo
danige bijzondere omstandigheden bestaan dat van dien regel
behoort afgeweken te worden.
Tot de dadelijke behandeling besloten zijnde, grijpen hier
over uitvoerige discussion plaats, waarbij de heer F. van
Deinse wijst op den hoogst ongunstigen toestand van den weg.
Mogt de herstelling door het niet inwilligen van het verzoek
weder voor een jaar verschoven worden, dan voorziet hij
treurige gevolgen voor de arme bevolking, die haar eenig
middel van bestaan vindt in den mosselhandel, welk product
juist langs dien nu bijna onbegaanbaren weg naar Belgie en
Frankrijk wordt uitgevoerd.
De heer van Citters verdedigt liet rapport. Wel erkent
hij in alle opzigten den treurigen toestand van den weg,
maar hij zou niet gaarne een autecedent daarstellen voor
afwijking van de eenmaal gestelde regels. Overigens ziet hij
zoo veel bezwaar niet in uitstel, vooral omdat, wanneer deze
discussion ter kennis van dc betrokkenen komen, dc goede
gezindheid tot ondersteuning blijkt cm men het werk kan
aanvangen,
De lieer Verhagen verklaart zich ten deze voor eene af
wijking van den gestelden regel.
De heer Moolenburgh wi jst er op dat de commissie in geenen
deele de noodzakelijkheid bestrijdt, maar niet kan toegeven
dat hier een buitengewoon geval bestaat. Onderscheidene
wegen, meent spreker dat in éven slechten toestand verkeeren,
en tegenover deze zou men dus eene onbillijkheid begaan
door thans het verzoek in te willigen.
Nadat de heer van Deinse nog nader op het door hem ge-
spvokene was teruggekomen, geeft de heer Uyttenhooven als
zijn gevoelen te kennendat hier van geen buitengewoon ge
val sprake kan zijndaar de weg trapsgewijze achteruit is ge
gaan en men dus de aanvraag vroeger had kunnen doen.
Op verzoek van den heer Fokker wordt het adres nogmaals
gelezendaar zijns inziens liet buitengewone gevalvolgens
adressantenhierin bestaatdat men thans ook van de belgi-
sche zijde met de verbetering zou aanvangen.
De beer van Citters verklaart dat dit punt aan de commissie
niet ontgaan is. maar hij herhaalt de meening dat de zaak er
niet onder lijden zal, omdat men van de zijde van Belgie even
groot belang heeft bij verbetering.
Na nog eenige discussie wordt de conclusie van bet rap
port in stemming gebragt en aangenomen met 25 tegen 11
stemmen.
Tegen hebben gestemd de heeren van Eek, Hammacher,
II. J. van Deinse, Hoffman, Verhagen, Pierssens, Hombach,
Egberts Risseeuw, Sergeant, F. van Deinse en de Jonge van
Eilemeet.
II. Oji het verzoek van L. Krepel c. s.om voor rekening
der provincie aan te leggen eene haven, tot berging van sche
pen. aan den zuidhoek van het eiland Schouwen, en
III. Op dat van den gemeenteraad van Steenbergen, ter
ondersteuning van zekere aanvrage om eene provinciale bij
drage tot verhooging van den dam door het Slaak.
De conclusieu van die rapporten strekkenwat het eerste
betreft tot afwijzende beschikking, omdat adressanten, zoo
des zomers als des winters, van de haven van Burgsluis kun
nen gebruik makenen dus nog eene havenhoewel zeker
aangenamer en gemakkelijker, niet van zoo dringend provin
ciaal belang kan genoemd worden.Ten aanzien van het tweede
wordt voorgesteld over te gaan tot de orde van den dagaan
gezien bij deze vergadering nimmer eenig verzoek is ingeko
men, hetwelk dit adres zegt te ondersteunen.
Beide conclnsien worden zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
Aan de orde zijn de verslagen van de rapporteurs der af
deelingen op de voorstellen van gedeputeerde staten en an
dere stukken.
Door den heer Moolenburgh wordt dat uitgebragt. op het
voorstel omtrent den verkoop van straatkei jen uit den weg
van Zierikzee naar Zijpe.
Daartegen zijn in de afdeelingen geenc belangrijke beden
kingen gerezen. Dadelijk in behandeling genomen, voert
niemand er het woord over, en wordt het voorstel daarna
goedgekeurd met 31 tegen 5 stemmen.
Tegen stemden de heeren Iloogenboom. de Lange, Mazure,
Bij ban en Kakebeeke.
Door den heer Lantsbeer wordt gelijk verslag uitgebragt
op het voorstel betrekkelijk een adres van de gemeente
Vrouwepolder, om toepassing van art. 36 der wet op het lager
onderwijs. Dit voorstel strekt om. op grond van bijgevoegde
berekeningen, aan dc regering te verklaren dat die gemeente
in de kosten van den bouw van een nieuw schoollokaal met
onderwijzerswoning aldaar, begroot op f5,700, naar bet oor
deel der staten, tot eene som van f 3000 zou kunnen bijdra
gen. De raad bad echter bij adres aan den koning verklaard
buiten staat te zijn tot het verstrekken van cenige bijdrage.
Uit het verslag blijkt dat slechts I lid in de afdeelingen zich
bepaald verklaard had voor aanwijzing van een minder
bedrag.
Het onderwerp dadelijk in behandeling genomen zijnde,
treedt de heer de Jóiige van Eilemeet in eene uitvoerige be
schouwing ter verklaring van dc verandering die in zijne
zienswijze is ontstaan, met betrekking tot de toepassing van
art. 3G der wet op het lager onderwijs. Hij heeft de beraad
slaging over die wet bij de staten generaal nagegaan en is tot
de overtuiging gekomen dat het geenszins de bedoeling is dat
het rijk of gewest zoo spaarzaam behoort te zijn bij bet loe-
kennen van ondersteuning. Spreker acht het geheel overbo
dig op bet. hooge gewigt van het onderwijs te wijzen, en juist
daarom doet het hem Ieecl bijv. op de provinciale begrooting
in liet geheel slechts f7000 ten dienste van het onderwijs, en
bijna f30,000 ten dienste van verbetering der middelen van
communicatie aan te treffen, hetwelk hij onevenredig acht,
hoe nuttig hij ook liet laatste vindt. Hij treedt voorts in
eenige bijzonderheden, ten betooge dat men zulke belang
rijke uitgaven voor bet onderwijs niet te wachten heeft, en
verder van de dringende behoefte die men ten platte lande
heeft aan ondersteuning. Een en ander doet hem met den
meesten ernst aandringen op eene zeer milde inwilliging van
alle aanvragen.
De heer J. L. de Jonge wenscht bij de goedkeurende stem
welke hij aan het voorstel zal schenken, mede voor liet vervolg
ernstig aan gedeputeerde staten aan te bevelen om art. 3G der
besprokene wet in den ruimst mogelijken zin toe te passen.
De lieer Buteux verdedigt het voorstel. Hij wijst er op dat
de geldmiddelen der provincie vereisehen dat zorgvuldig
worde nagegaan wat eene gemeente zelve kan bijdragen. In
gemoede is men overtuigd dat op de thans voorgestelde wijze
de gemeente Vrouwepolder niet te zwaar zal gedrukt zijn.
Nadat de heer de Jonge van Eilemeet nog nader zijne
zienswijze had uiteen gezet, is liet voorstel in stemming ge
bragt en aangenomen met 35 tegen 2 stemmen (van de heeren
Verhagen en de Jonge van Eilemeet.)
Door den heer Kakebeeke wordt het verslag uitgebragt op
een soortgelijk voorstel van gedeputeerde staten, strekkende
om aan de regering mede te deelen dat de gemeente Krabben-
dijke tot eene som van f2200, met inbegrip der opbrengst
van het oude schoollokaal, zou kunnen bijdragen in de kos
ten van den bouw van een nieuw, geraamd op f 4623.98. De
gemeenteraad zelf had alleen de opbrengst van dat oudelo
kaal, op f 1000 geschat, willen toeleggen.
Uit het verslag bli jkt dat het meerendeel der leden zich met
de voordragt vereenigt.
Bij de dadelijke behandeling geeft de heer de Jonge van
Eilemeet, met referte aan het door hem bij het vorige onder
werp gesprokene, zijn wensch te kennen dat de gemeente
Krabbendijke van elke geldelijke bijdrage verschoond moge
blijven.
De. heer Kakebeeke verklaart zich in gelijken geest. Ilij
stond 3 jaar aan het hoofd dier gemeente en weet dus dat de
geldelijke toestand er zeer benard is,terwijl reeds de vorige
commissaris des konings na inspectie in loco het vooruitzigt
heeft geopend opliet verkrijgen van een nieuw schoolgebouw
geheel buiten bezwaar van de gemeente. Hij wijst er verder
op dat aldaar een hoog opgevoerde hoofdelijke omslag wordt
geheven, in welke door een 3tal der hoogst aangeslagenen
f 170 wordt opgebragt, en als die bejaarde lieden overlijden,
wordt de toestand onhoudbaar. Dit brengt hem er toe een
amendement op het voorstel van gedeputeerde staten voor
te stellen, hetwelk de strekking heeft om die gemeente van
alle bijdrage in die kosten te ontslaan, onder gehoudenheid
om het oude gebouw af te staan.
Dit amendement vindt genoegzame ondersteuning.
De lieer Blaaubeen verklaart zich voor het voorstel, en of
schoon hij een groot voorstander van het onderwijs is, beveelt
Hij de meeste omzigtigheid aan bij liet toekennen der provin
ciale fondsen. De wetgever beeft nadrukkelijk doen uitko
men dat liet onderwijs bovenal een direct gemeentebelang
en slechts indirect dat van het rijk en de provincie behoort te
zijn. Hij vreest dat het getal aanvragen steeds zal toenemen
en doet verder den heer de Jonge van Eilemeet opmerken
dat de door dien heer geleverde vergelijking tusschen de
gelden, voor onderwijs en verbetering van gemeenschap op
de begrooting uitgetrokken, minder juist is, daar het eerste
subsidie is en het tweede grootendeels renteloos voorschot,
dat dus weder in de kas terug vloeit. Ten aanzien van het
amendement meent hij voorts dat de staten volgens het wet
telijk voorschrift onbevoegd zijn om eene gemeente totaal vrij
te stellen van geldelijke bijdrage. Voor het overige zou bij
voor zicli eerst dan wanneer het schoolgaan verpligtend was
voorgeschreven, oneindig grootere offers veil hebben.
De lieer Buteux bestrijdt de door den heer Kakebeeke aan
gevoerde bezwaren en doet opmerken dat de gemeente thans
in exceptioneelen toestand verkeert, daar op hare tegeu-
woordige begrooting een nadeelig saldo van het vorig dienst
jaar van f 300 voorkomt. Overigens mag men thans geen acht
geven op bezwaren, welke de toekomst kan opleveren en zal
tie gemeente ook eerlang ontslagen zijn van thans nog te doe-
ne aflossingen.
He heer de Jonge van Eilemeet beantwoordt den heer
Blaaubeen. Ilij treedt in een uitvoerig betoog, waarbij hij
voorop stelt in zaken van onderwijs en godsdienst altijd een
direct algemeen belang van de beschaving te zien. Hij voor
zich verheugt er zich in dat het schoolgaan niet verpligtend is.
Spreker dringt andermaal aan op eene vrijgevige onder
steuning van het onderwijs, waarvan de toekomst der maat
schappij afhangt. Vooral ten platte lande acht hij zulks van
hoog gewigt, en heeft hij eerbied voor de betrekking van
schoolmeester, ook daar waar hem thans door de wet. een zoo
belangrijk deel van zijnen arbeid ontrukt is, iets dat
voor spreker genoeg reden zou opgeleverd hebben, om als hij
er toe geroepen ware. aan degcheele wet zijne stem te ont
houden.
Nadat de heer Blaaubeen zijne meening. als op de wet ge
grond, nog nader bad uiteengezet, levert de heer Verhagen
mede een amendement in. strekkende om de bijdrage der
gemeente te bepalen op f G00.
In antwoord op eene vraag van den heer Moolenburgh. ver-
i klaarde de heer Buteux dat de opbrengst van f .1000 voor het
oude schoolgebouw genoegzaam gewaarborgd is.
Ten slotte wordt het amendement van den lieer Kakebeeke