zeedienst (na behoorlijk afgelegd examen) op het koninklijk
instituut voor de marine te "Willemsoord kunnen worden aan
genomen. De admissie lieeft plaats op den 1 October aan
staande.
Bij beschikking van den minister van oorlog, is de ka
pitein, waarnemend eerst-aanwezend ingenieur te Bergen op
Zoom, J. II. Schilfer, overgeplaatst en benoemd tot eerst-aan-
wezend ingenieur te Breskens.
Koloniën.
Aan de per ovcrlaudmail ontvangeneberigten van Batavia,
welke tot 26 maart jl. loopen, ontleenen wij liet volgende.
De expeditie, die van Bandjermasin zou worden afgezonden
om het verraderlijk ailoopen van Zr. Ms. stoomschip Onrust
te Loetong-toeoor te wreken, is in haar doel geslaagd.
Op den 11 februarij kwamen de tot deze expeditie behoo-
rende stoomschepen Suriname en Boni. de hulk Aderaken
eenige ligtere vaartuigen voor de kampong Laogang. gelegen
aan de Barito. maar hooger op dan Loeton-toeoor. Aan de
holle zijde van de bogt in de rivier boven Laogang werd een
weinig boven den waterspiegel, cene versterking ontdekt, die
oogenschijnlijk verlaten en slechts gedeeltelijk afgewerkt
was. Aan de landzijde was zij geheel omringd door bosch en
aan de rivierzijde door eene verhakking. De Boni, de Aderak
en de kleine vaartuigen ankerden voor Laogang, terwijl Zr.
Ms. stoomschip Suriname doorstoomde, om de benting beter
te kunnen verkennen.
Nabij deze gekomen, werd een ligt stuk geschut, rivier
afwaarts gerigt waargenomen, maar niets werd gezien dat de
opstelling van zwaarder geschut kon doen vermoeden. Zoo
dra de benting binnen het bereik was van den voorop staan-
den 12 ponder van de Suriname, werd daaruit met een kartets
het vuur geopend, dat aanvankelijk door den vijand niet
beantwoord werd maar toeu de Suriname verder opstoomde,
begon ook de vijand te vuren met klein geweer, ligt geschut
en den 3Uponder vau de Onrust.
De Suriname hekwam IS gekwetsten, waaronder 7 dooi
den ontsnappendeu stoom.
Daar de Suriname ten gevolge hiervan eenige dringende
reparatie noodig had, werd Zr. Ms. stoomschip Montrado.dat
aan de monding der Pemingir lag,opontboden, en ook Zr. Ms.
stoomschip Celebes werd aan de expeditie toegevoegd.
Den 22 februarij, des morgens ten 8£- ure, stoomden de
Montrado, Celebes en Suriname naar de benting. die te negen
ure werd bereikt. Het vuur werd geopend door de Montrado
en daar het spoedig bleek, dat van de benedenzijde weinig
succes te verwachten was, stoomde de Montrado voorbij de
benting, waarbij het schip mede door een kogel uit den 30
ponder werd getroffen, die echter weinig schade deed.
De Montrado hield nu de versterking aan de bovenzijde, de
Celebes aan de benedenzij de bezig, terwijl de Suriname, de
zich aan beide oevers der rivier in het geboomte ophoudende
vijanden met kartetsvuur verjoeg. Zoo wel boven als beneden
de versterking werd een levendig geweer- en lilla-vuur op de
schepen onderhouden.
De landmagt van de expeditie, onder kapitein Ravestein,
was des morgens ten 1 ure gedebarkeerd om in verband met
de beweging der schepen, de versterking om te trekken en in
den rug aan te vallen. Deze beweging gelukte volkomen.
Ongeveer te 9 ure 15 minuten debpueheerden de troepen uit
hetbosch achter de benting, die zonder een oogenblik te dra
len werd bestormd, inct dat gevolg, dat tien minuten later de
nederlandsche vlag van deze woei. De vijand sloeg in de
grootste verwarring op de vlugt. over eene langs de verster
king loopende soengei. waarbij hem door de Montrado, door
eene gewapende barkas en door de infanterie een zwaar ver
lies werd toegebragt.
De 30ponder van de Onrust, vier draaibassen en ander
ligt geschut, benevens ceuige amunitie van het eerst bedoelde
stuk en eene vijandelijke vlag vielen in onze handen. Ons
verlies bestond in een matroos gedood en ee'n gewondbeiden
van de Montrado.
Op een ander punt. namelijk Amoentai was men niet min
der gelukkig. Daar had op 9 februarij liet eerste beslissende
gevecht plaats onder den rnajoor Verspyck met 180 man en
Zr. Ms. stoomschip Admiraal van Kinsbergen, den stoomer
Bennett in eenige kleinere vaartuigen.
De te Amoentai zich ophoudende hoofden zijn wijd en zijd
gevlugt, terwijl hun door het onverwacht nemen en verbran
den der kampongs, waar zij hunne bezittingen hadden, een
zware slag in hunne middelen is toegebragt.
Den 16 maart is met Zr. Ms. stoomschip Soembing van
Makasser te Batavia teruggekomen zijne excellentie de luite
nant-generaal J. van Swieten, kommandant van hetindische
leger, laatstelijk bevelhebber van de bonische expeditie en
mede-commissaris voorde bonische zaken.
Particuliere berigten van Bandjermasin melden dat het
gebleken moet zijn, dat de ellendeling, die luitenant Banger
op de Onrust overhoop heeft gestoken, niemand anders is dan
zijn gids en raadsman Mohamed Taib. Vroeger meldde men
vandaar, dat men hem in het oog hield, als of het maar zoo
gemakkelijk is een inlander in een kampong, waarvan de be
volking ons vijandig is, in het oog te houden. Dit is dan ook
O]) die wijze geschied, dat hij ontsnapt is en ons daardoor van
de surveillance heeft ontslagen.
Vcrkoopingen en aanbestedingen.
Op den 10 dezer heeft te *s Gravenhage de aanbesteding
plaatsgehad van het verrigten der transporten te water, ten
behoeve van de ministerien van oorlog, koloniën en justitie,
voor een tijdvak van drie of van vijfjaren, en is daarvan onder
nadere goedkeuring aannemer geworden de heer D. A. Dron-
kers te Middelburg.
Den 11 dezer had alhier plaats de verpachting van I.het
jagtregt in de domaniale duinen enz. onder Vlissingen, Kou-
dekerke, Biggekcrke en Zoutelande, en II. van de duinen en
duingronden van het domein in de gemeente Vrouwepolder.
De opbrengst van het eerste perceel was f102 en van het
tweede f 60.
Arnemuiden 12 mei.
I. Een huis en erve in de Westdijkstraat, wijk A no. 63.
Verkocht voor f440. II. Eenhoogaarts met bun cn inventa
ris, groot 15 tori. Verkocht voor f411.
Nieuw- en Sint Joosland 11 mei.
Ecu huis en erve met annexe timmermanswinkel, wijk A
no26. Verkocht voor f 1060.
Mctcorologiscïsc waarnemingen,
gedaan op 's rijks werf te Vlissingen, des middags 12 ure.
Mei 1S60.
Wind.
aS
85
Jfü
n.!
Laagste
6*0
a 0-
g»! 1 g
temperat.
Aanmer
.3
oO
§d
en verschil
to
1
met de
kingen.
ÊH
J
JP
hoogste.
0
O.t.N
5
767-6
10.6
0.61
5.94 0.0
5.31-1-7.]
betrokken.
7
Oost.
4,5
760.4
12.4
0.61
6.66 0.0
3.8 "8.1
ligt bewolkt.
s
W. t. Z
9
754.9
11.8
0.87
9.12j 2.5
9.01 "8.8
dik bewolkt.
9
W. t.Z. 3,5
754.1
13.8
0.93
ffO.ftl) 1.0
10.31 "5.7
dik.
10
Z. t. W.
6
761.7
14.6
0.89
11.07 0.0
7-61 "7-3
betrokken.
11
West.
4
759.6.
14.2
0.87
10.831 0.5
11.8 "6.6
dik bewolkt.
12
ZO.t.O.
4
758.0J
1C.S
0.85 112.04 j 1.0
10.8 J "7.4
dik Lew. betr.
Thermometers
11 mei. 's av. 11 u. 56 <?r.
12 'smorg. 7 u. 5S 'smidd. 1 u. 69 gr. 'sav.ll n. 60 gr.
13 'smorg. 7 u. 51 'smidd. 1 u. 55 'sav.llu.52
14 's raorg. 7u. 54 'smidd. 1 u. 04 gr.
ütateBi generaal.
TWEEDE KAMER.
(Ovcrzigt der zittingen van donderdag, vrijdag cn zaturdag.)
Donderdag werd het eerst in behandeling genomen het
wetsontwerp tot inkoop en amortisatie van rentegevende
nationale schuld voor een bedrag van vijf millioen gulden.
Daarbij heeft de heer de Brauw berekend dat er op het ein
de van het loopende jaar over f16,800,000 zou kunnen worden
beschikt, en gemeend dat men veilig 10 millioen van dit be
drag zou kunnen afzonderen ter amortisatie, daar er toch in
dit jaar. om verschillende redenen', geen begin zou kunnen
worden gemaakt met den aanleg van spoorwegen, en men
dan in elk geval nog f 6,800,000 beschikbaar zou houden.
Zijne exc. de minister van financien heeft daarop geant
woord dat, indien hij overtuigd was dat het bewuste bedrag
tot tien millioen kon worden verhoogd, zonder de toekomst
in de waagschaal te stellen, hij gaarne het voorstel van den
heer de Brauvr zoude overnemen, maar dat dergelijke overtui
ging bij hem niet aanwezig is. Zijne exc. heeft zich beklaagd
dat, ten aanzien van de ontwerpen der regering, nu reeds veel
laster wordt verbreid; dat men in een der groote dagbladen,
in hetwelk hij iets dergelijks niet zou hebben vermoed, een
betoog heeft geplaatst, wa^gbij wordt beweerd, dat het dei-
regering geenszins ernst zou zijn met den aanleg van spoor
wegen en andere groote werken en wel bepaaldelijk met die
ter verbetering van de waterwegen naar zee. Hij verklaarde
overigens dat hij echter geenszins voor dien laster terugdeinst,
en hem op zijne jaren reeds zoo veel stormen van dei-gelijken
aard over het hoofd zijn gewaaid, dat hij er zich niet meer aan
stoort, vermits hij ook de ondervinding heeft opgedaan, dat
wat er ook in 't geheim moge worden beproefd, zoodra er ge
legenheid is de zaak van de door hem bekleede plaats toe te
lichten, de laster verdwijnt.
Bij stemming is het voorstel van den heer de Brauw met 30
tegen 28 stemmen verworpen. Tegen hebben gestemd de
heeren van Win tershoven, Heemskerk Az., Westerhof. Pool
man, van Twist, van Bosse. Kien. Beens, van Diggelen, van
Amerongen, Schimmelpenninck. van der Veen, Rijnders,
Wichers, Zylkev, Oomen.van N ispen, van Voorthuysen, Dirks,
de Bicberstein, Luyben, van Asch van Wijckvan Heiden,
Meeussen, Sloet, van Franek, Lycklama, Bots, Hoekwater en
de voorzitter.
Daarna heeft de heer van Hoevell eene interpellatie gerigt
tot den minister van koloniën, omtrent de regeling der cul
tuurcontracten in Oost-Indie. Hij begon met de geschiedenis
van dit onderwerp te herinneren. Reeds in december 1852
was in deze kamer op eene betere regeling aangedrongen, en
wel in het belang der productie op Java en van de schatkist,
en omdat het stelsel van gunstbetoon en bevoordeeling van
enkelen, naar men oordeelde, moest ophouden en worden
vervangen door een stelsel van algemeene regeling. Gedurig
was sedert dat tijdstip door de vertegenwoordiging op eene
hervorming ten deze aangedrongen. De regering had beloofd
dat eene commissie tot onderzóek hieromtrent benoemd zou
worden. Die commissie was werkelijk verkozen en had zich
veel moeite gegeven om hare taak te volvoeren.
De minister van koloniën heeft verklaard dat hij, even als
vroeger, van oordeel blijft dat men tot eene regeling der cul
tuurcontracten bij de wet, kon noch mogt overgaan. Naar
zijn inzien behoort het koloniaal bestuur in dezen te beslissen,
en na de meest bevoegde deskundigen in datopzigt te hebben
geraadpleegd, heeft hij dienaangaande een ontwerp tot stand
gebragt, 't welk thans aan het oordeel van den staatsraad is
onderworpendat hij het in beginsel met den vorigen spreker
eens was, dat bij de nieuwe contracten het stelsel van uitbe
steding aannemelijk is, maar dat men daarmede behoort te
beginnen, om het, indien het werd bevonden goed te wer
ken, ook op de oude toe te passen.
Hierop heeft de heer Wintgens [zoo als wij reeds per tele
graaf in ons vorig nommer mededeelden] voorgesteld eene
motie, in gelijken geest als reeds door den heer van Bosse op
den 12 december 1856 was voorgedragen en destijds met de
meerderheid van eene stem werd verworpen. Die motie luidt
„De kamer, van oordeel zijnde dat er behoefte bestaat om de
regels voor de uitgifte van cultuurcontracten in Nedcrlandsch
Indie te stellen bij de wet. besluit de discussie over dit onder
werp te sluiten."
De motie vond ondersteuning bij den lieer Duvmaer van
Twist, doch werd door den heer Pooïman krachtig'bestreden,
welke laatste het beter oordeelde de in deze door den minister
te nemen maatregelen af te wachten, vooral ook omdat bij
eene aanneming dezer motie te voorzien was dat de minister
van koloniën deze taak volgens zijne verklaring aan een
ander wenscht over te laten.
Bij de vrijdag voortgezette beraadslaging over dit onder
werp deden zich nog onderscheidene sprekers behalve de
voorsteller en de minister van koloniën hooren. Laatstge
noemde bleef zich tegen de motie verzetten en trail in eene
wederlegging van de aangevoerde beweeggronden ten gunste
barer aanneming.
De heer Elout van Soeterwoude stelde hierop eene andere
motie voor, van den volgenden inhoud„De kamer, gehoord
de verzekering des ministers, dat de voorgenomen regeling
binnen weinige weken zal worden openbaar gemaakt, stelt de
beslissing over de motie van orde tot na het reces uit;" welke
na vrij uitvoerige discussie met 43 tegen 20 stemmen werd
verworpen.
Voor hebben gesterad de heeren Schimmelpenninck, van
Lynden. Kien, van Franek, Lycklama a Nyeholt, van Foreest,
van Asch vanWijck, Taetsvan Amerongen, van Voorthuysen,
Begram, de Kempenaer. Elout van Soeterwoude, Hoffman,
de Brauw, Mackay, Hoekwater, Poolman, Tutein Noltlie-
nius, Delprat eri de voorzitter.
Daarmede was beslist dat de behandeling der motie van
den heer Wintgens zou worden voortgezet. Daarin werd
eene verandering van redactie voorgesteld, zoo dat <lie thans
luidde: „De kamer, van oordeel zijnde, dat er behoefte be
staat om de regels voor de uitgifte van cultuurcontracten in
Nederlandsch lndie te stellen door de wet, sluit de beraad
slaging."
Daar niemand meer het woord verlangde, werd zij in hoof
delijke omvraag gebragt. en daarbij met 43 tegen 21 stemmen
aangenomen.
Tegen hebben gestemd de lieeren: Hoekwater, Poolman,
Tutein Nolthenius, Delprat, Schimmelpenninck, van Lynden,
Kien, van Franek. Lycklama a Nyeholt, van Foreest. van
Asch van Wijck. Taets van Amerongen, van Voorthuysen.
Begram, de Kempenaer, Elout van Soeterwoude, Iloffmau,
de Brauw, Mackay en van Heiden lleinestein, zijnde dc
laatste bij de eerste stemming niet tegenwoordig geweest.
De heer Sloet tot Old huis vestigde daarop de aandacht dei-
kamer op de verrigtingen in Nederlandsch Indie, met betrek
king tot de aangelegenheden te Boni. en den aldaar gevoer-
den oorlog. In het gebeurde aldaar vond hij aanleiding om
aan de vergadering voor te stellen, dat door haar zou worden
verklaard dat het indische leger, onder leiding van den gene
raal van Swieten [in vereeniging met onze wakkere zeemagt],
zich door het gelukkig ten einde brengen van den oorlog
tegen Boni. jegens vaderland en koning verdienstelijk heeft
gemaakt.
Die motie werd met algemeene stemmen goedgekeurd, na
dat zij oj) voorstel van den heer van Diggelen was aangevuld
met de woorden, welke haar ook tot de zeemagt uitstrekken
en v,'aarmede de heer Sloet zich vereenigde.
Bij die gelegenheid liet de heer van Diggelen zich volgen-
der wijze uit: Ik neem deze gelegenheid te baat om den
wensch te koesteren, bij de scherpe tegenstelling van misprij
zing der uitgifte van suiker-contracten aan enkele begunstig
den en van toejuiching van de wapenfeiten van ons indiesch
leger, bij eene eventuele regeling der cultuur-contracten
zij het bij regeringsreglement of bij de wet daarin eene be
paling op te nemen, waarbij aan zulke hoogst verdienstelijke
mannen. a ceux. qui ont merite de la patrie," niet enkel bloote
betuigingen, maar eene welverdiende gunst ten deele zal val
len, en in volle overtuiging zal ik er mijne stem aan geven,
indien van Z. M. een voorstel mogt uitgaan om een der voor-
deeligste suiker-contracten toe te kennen aan onze neder
landsche officieren in Indie.
Hierna bragt de commissie voor de verzoekschriften ver-
sla°- uit op drie adressen, allen tot ondersteuning van een
aan den koning gerigt verzoekschrift betrekkelijk den aanleg
vau een spoorweg van Scheveningen over 's Ilage naar Gouda.
De conclusie daarvan strekte om de adressen ter griffie ter
inzage neder te leggen.
De heer Dullert stelde daarentegen voor om levens te be
sluiten tot het verzenden dier stukken naar den minister van
binnenlandsche zaken, met verzoek om inlichtingen, en om te
kennen te geven dat de kamer van oordeel is dat het bepaalde
bij het laatste lid van art. 6 der voorwaarden, waarop conces
sie is verleend voor den aanleg en de exploitatie van den
spoorweg van Scheveningen langs 'sGravenhage en Leyden
naar Woerden, daarin niet mogt worden opgenomen zonder
het voorbehoud van de bekrachtiging bij de wet.
Na eenige discussie werd besloten de beraadslaging hier
over niet voort te zetten, aangezien de minister van binnen
landsche zaken niet tegenwoordig was.
Zaturdag sprak die minister het eerst omtrent dit onder
werp, waarbij hij bedenkingen aanvoerde tegen het voorstel
van den heer Dullert, zoo wel wat den vorm als den inhoud
betreft. Hij acht het met zich zelf in tegenspraak inlichtingen
te vragen en tevens een afkeurend vonniste vellen over eene
regeringsdaad, waaromtrent men dus nog niet genoeg inge
licht schijntte zijn. Voorts betoogde hij dat het besproken
art. 6 der concessie geenerlei verbindtenis daarstelde voor den
staat. Hij zeide verder met leedwezen vernomen te hebben
dat men zich in de zitting van vrijdag weder heeft uitgelaten
over ter zijde stellen der bepaling van art. 119 der grondwet
en wederlegt zoodanige bewering nadrukkelijk met het oog
op de bewoordingen van dat art. Die insinuation intusschen
acht hij in ieder geval betreurenswaard voor zijn persoon,
wiens afgelegde loopbaan kan getuigen voor zijne gehecht
heid aan de constitutioneele instellingen; zij zijn in strijd met
de eer en de waardigheid aan de regering verschuldigd, en
met die van de kamer zelve. Vermeent men dat er overtre
ding heeft plaats gehad, dan kan men de wet op de miuiste-