öuiirnUinösdjc tijöinjjcit.
In de Oost-Indien zijn 2S schepen, waarvan 2 wachtsche
pen, 4 korvetten, 7 brikken, 5 schroef-stoomschepen, 10 rader-
stoomschepen en 1 roei-kanonneerboot.
In de West-Indien zijnstation Curasao, 2 schepenstation
Suriname, 4 schepen.
Het korps mariniers telde op 1 januarijaan wal 31 officie
ren, S75 onder-officieren en minderen; aanboord 10officieren
en 1002 onder-officieren en minderen; te zamen 41 officieren
en 1877 onder-officieren en minderen. B j Zr. Ms. besluit van
den 31 december 11., is de sterkte bepaald op 49 officieren
en 2104 onder-officieren en manschappenalzoo ontbreken
er 5 officieren en 227 onder-officieven en manschappen.
Naar men verneemt zullen de generaals van Meurs, van
Geen, van Muiken, Coenegracht, Wilbrennink en Scheltus
benoemd worden tot chefs der zeven militaire kommande
menten van wier instelling dezer dagen gewag is gemaakt.
De generaal Rigot de Begnins, die hiertoe medegenoemd
werd, is inmiddels overleden. De kolonel Knoop, komman-
dant van het7e reg. infanterie, zal alsdan den generaal Schel
tus vervangen als directeur der militaire akademie te Breda.
Tlicrmometcrstand.
7 maart 's av. 11 u. 33 gr.
8 's raorg. 7 u. 87 'smidd. 1 u. 3(1 gr. 'sav. 11 u. 30 gr.
9 's morg. 7u. 28 'smidd. 1 u. 34gr.
Gemeenteraad van Middelburg.
Zitting van 7 maart.
Voorzitter de heer Bijleveld van Serooskerke.
Afwezig de heeren Caland, van Diggelen, en van de Graft,
en bij de opening ook de heer van Deinse.
De mededeeling des voorzitters dat schriftelijk berigt is
ingekomen van de heeren Caland, van Diggelen en van de
Graft, allen verhinderd, (de tweede door ongesteldheid en de
derde door ambtsbezigheden) deze zitting bij te wonen, is
voor kennisgeving aangenomen, en daarna zijn de notulen
der vorige zitting gelezen en vastgesteld.
Geschiedt voorlezing van het Provinciaal blad no. 30, hou
dende de afscheid-cireulaire van rar. S. baron van Heemstra,
oud-commissaris des konings in deze provincie.
De voorzitter berigt daarbij dat, aangezien door zijne exc.
geene afscheid-audiëntie is gegeven, burgemeester en wet
houders het gepast hebben geoordeeld die circulaire te be
antwoorden, met aanbeveling van de belangen dezer in kwij
nenden toestand verkeerende gemeente in de voortdurende
belangstelling van den minister.
Nadat van die missive mede voorlezing is geschied, worden
heide voor kennisgeving aangenomen, terwijl de heerVer-
brugge den voorzitter den dank der vergadering betuigt voor
de gepaste wijze, waarop burgemeester en weihouders in deze
getoond hebben de belangen der gemeente zoo veel doenlijk
te bevorderen.
Voor kennisgeving worden aangenomen
a. drie missiven van gedeputeerde staten dezer provincie,
houdende goedkeuring van een gelijk aantal raadsbesluiten
tot het in erfpacht uitgeven, ruilen en verkoopen van percee-
leu gemeentegrond;
b. cene missive van het gemeentebestuur van Wissekerke,
waarbij wordt berigt dat men voor het tegenwoordige niet
verlangt over te gaan tot de regeling van het beurtveer met
deze gemeente.
Wordt gelezen een verzoek van den heer mr. C. J.Pické.
om eervol ontslag als lid van de plaatselijke schoolcommissie,
ten gevolge van verandering van woonplaats. Dit ontslag
wordt eenstemmig eervol verleend, terwijl die commissie door
burgemeester en weihouders zal worden uitgenoodigd eene
voord ragt in te zenden om in die vacature te voorzien.
De overgelegde jaarlijksche verslagen van het bestuur
der godshuizen, de geneeskundige school, en de plaatselijke
schoolcommissie, zullen ter inzage van de leden ter griffie
worden nedergelegd.
De zitting gaat hierop over in eene met geslotene deuren.
Bij de heropening is de heer van Deinse tegenwoordig.
De voorzitter legt over de onderscheidene ingekomene
adressen met bezwaren tegen de aanslagen in den hoofde-
lijken omslag voor het dienstjaar 1800, waarop bereids advies
van den controleur der plaatselijke belastingen is ingewon
nen. Hij berigt voorts dat drie adressen, van D. Wonde'-ghcm,
D. Schuihverve en L. J. de Kok, op 26, 28 en 29 februarij,
en alzoo na den bij de wet gestelden termijn, zijn ingekomen
en derhalve moeten worden ter zijde gelegd.
Overigens wordt besloten het kohier, nader gewijzigd en
aangevuld, zoo als sedert het ontwerpen door sterfgevallen
als anderszins noodig werd, vast te stellen op een bedrag van
f 22,765,90, terwijl dan de primitieve aanslag met 10 per cent
moet. verhoogd worden, waardoor het bedrag zal zijn
f25.042,49.
Hierop wordt vastgesteld een staat van aanslagen in die
belasting over het dienstjaar 1859, welke deontvanger gemag-
tigd wordt in onwaarde te verantwoorden, zijnde alle wegens
vertrek of overlijden behalve f4,62 wegens restitutie. Het
totaal bedrag is f 352,83. Ten anderen wordt overgelegd een
staat van aanslagen overliet zelfde dienstjaar, waarvan ge
deeltelijkerestitutie moet verstrekt worden, daar de nange-
slagenen hun wettig domicilie naar elders hebben overgebragt.
Deze wordt vastgesteld en daarbj alzoo teruggave verleend
aanwed. du Buisson Bacius, voor 5 maanden f 53,35wed.
A. J. van Te jlingen, voor 5 maanden f 17,57V; jhr. rar. M.
C. Paspoort van Grijpskerke, voor 3 maanden f 84,89wed.
Schorer- de Jonge, voor 4 maanden f 141,68; jhr. mr. L. W.
A. Schuuvbeque Boeije, voor 3 maanden f 29,46mv.T. A.
Lambrechtsen, voor 5 maanden f82,50J. Lebret, als ver
trokken f24,06; mr. J. D. Thibaut Matthijssen, voor 7 maan
den f 57,17; A. L. Grothe van Wemeldinge, voor 3 maanden
f21,12; L. P. Meijners, voor 5 maanden f 82,50; wed. de
Bruijn-Boddaert voor 6 maanden f 226,38mr. P. N. Scho
rer voor 5 maanden f 42,57-1R. J. Bland voor 6 maanden
f34.32. -<
Eindelijk wordt besloten afwijzend te beschikken op de
verzoeken van J. P. W. Boddaert, jhr. mr. J. Ph. Boddaert,
jhr. mr. S. Schuurbeque Boeije, jhr. mr. D. M. van Dussel-
dorp de Superville, A. Tak, A. J. van den Broecke en mr.
A. M. Becius. om gedeeltelijke teruggave van hunnen aanslag,
wegens tijdelijk verblijf buiten de gemeente. Deze adressan
ten hebben namelijk hun wettig domicilie, naar het oordeel
van den raad, voortdurend in deze gemeente behouden, en
op grond van het ter zelfder zake genomen besluit van den
1 april 1857 en van het nog altijd ten principale onbeslechte
regtsgeding. deswege tegen de gemeente ingesteld, wordt bij
de eens aangenomene zienswijze volhard.
Wordt overgelegd een door burgemeester en wethouders
ontworpen besluit tot heffing van loodsgelden, met het daar
omtrent reeds uitgebragt goedkeurend verslag van de com
missie voor de financien.
Bij de beraadslaging daarover, betoogt de heer van Deinse
dat de raad ongetwijfeld bevoegd is om het loodswezen in de
gemeente te regelen, luidens de wet van 20 augustus 1859;
dat hij echter vermeent zulks alleen op zeeschepen betrekking
moet hebben en geenszins op stoom- of zeilschepen, die uit
sluitend de binnenwateren bevaren: dat liet verpligtend stel
len van het verbruik van eenen loods, tot het controleren dei-
vaart in het havenkanaal, ongetwijfeld zijn nut kan heb
ben, iqaar liet voor het minst ze^r. twijfelachtig is of men het
regt heeft die kosten te verhalen op de schuitenvoerders of
s'.oombootondernemingen, alzoo het in deze niet geldt eenige
dienst door de gemeente verstrekt, maar de heffing van een
loon voor liet toezigt op gemeente-eigendommen.
De voorzitter herinnert dat hij reeds vroeger die beden
kingen beeft wederlcgd, terwijl hij daarbij niets meer te voe
gen heeft.
Hierop wordt het besluit artikelsgewijze behandeld, waarbij
blijkt dat liet loodsgeld is bepaald voor een driemastschip 55
cent, voor een tweemaster 40 en voor alle andere schepen 30
cent per ned. palm diepgang voor iedere nachtwacht zal
daarenboven f 2 extra moeten voldaan worden, en voor ieder
etmaal ankerwacht mede f 2; voor stoombootcn, de 150 eerste
reizen per jaar telkens f 1en alle volgenden vrij(Door eene
reize wordt verstaan het in-of uitgaan der haven.) Eindelijk
zal bij het aanvragen van een loods, van wien men echter op
den zelfden dag geen gebruik maakt f 1 moeten voldaan wor
den; terwijl (litbesluit binnen vijf jaren aan eene herziening
zal onderworpen worden.
Bij de hoofdelijke omvrage verklaart alleen de lieer van
Deinse zich tegen.
Hierop wordt met algemeene stemmen vastgesteld de ver
ordening op de invordering. Daaruit blijkt dat de invorde
ring geschiedt door de loodsen zei ven en geheel te hunnen bate.
De verdere ten uitvoerlegging wordt aan burgemeester en
wethouders opgedragen.
Bij resumtie beraadslagende op het adres van mevr. Ro-
chat en het deswege uitgebragte rapport, wordt besloten aan
haar over dit jaar toe te kennen eene vermindering van huis
huur, of wel gratificatie, ten bedrage van f 100.
Even eens wordt beraadslaagd over het rapport, door de
commissie ad hoe vroeger uitgebragt ter zake der bedenkin
gen, door de regering gemaakt tegen bet raadsbesluit waarbij
een nieuwe rooster van aftreding was gemaakt voor de beide
wethouders, die als zoodanig waren afgetreden daar zij als
raadslid moesten herkozen worden. De conclusie daarvan
strekt otn,ofschoon men niet overtuigd is in strijd met de wet
telijke voorschriften te hebben gehandeld, terug te komen
op dat besluit en, aannemende dat beide titularissen zich zei
ven opvolgden, te bepalen dat zij ook aftreden moeten op
de vroeger vastgestelde tijdstippen, zijnde voor den beer de
Jonge in 1860 en voor den heer Snouck Hurgronje in 1863.
De lie. r Lantsheer merkt hierbij op, dat hij zich gaarne met
de conclusie, doch geenszins met de motieven vereenigt, aan
gezien hij reeds in der tijd de meening was toegedaan dat
men eene onjuiste beslissing nam.
De heer Verbrngge zet hierop nog nader uiteen dat beide
zienswijzen verdedigbaar zijn, terwijl hij thans te meer gezind
is op het besluit terug te komen, omdat de tegenwoordige mi
nister van binnenlandsehe zaken in een gelijksoortig vraag
punt heeft getoond den thans voorgestel den weg te bewande
len.
Met algemeene stemmen wordt hierna de conclusie van liet
rapport aangenomen en besloten een afschrift van dat uitvoe
rig rapport op te zenden.
De openbare zitting wordt hierop gesloten.
Engeland.
Londen 7 maart. In de zitting van het lagerhuis heeft de
heer Kinglake gisteren avond kennis gegeven dat hij aan
staanden maandag het voorstel zou doen, dat het huis een
besluit neme, waarbij het verklaart de voorgenomen inlijving
van Savoye in Frankrijk af te keuren, en te verlangen dat de
regering de andere groote mogendheden zal uitnoodigen
haar te ondersteunen om de inlijving te beletten. De lieer
Evans heeft voorgesteld dat het gebruik, om officiersplaatsen
bij het leger bij wijze van koop te verwerven, afgeschaft zal
worden.
In de zitting van het hoogerhuis heeft de hertog van New
castle, in antwoord op eene vraag van lord Ellenborough, te
kennen gegeven, dat de afkeurende denkwijze der regering
over de ml jving van Savoye, aan Pruissen, Rusland en Oos
tenrijk is kenbaar gemaakt.
Maandag avond gaf de minister John Russell in het la
gerhuis o. a. te kennen dat het met Frankr.jk gesloten han
delsverdrag niet op de fransehe koloniën toepasselijk was
dat alleen Algerie daarop eene uitzondering maaktemaar
dat men hopen mogt, deze beperkingen weldra te zien ophou
den. Hij voegde er bij. dat keizer Napoleon waarschijnlijk
aan liet wetgevend ligchaam zou voorstellen, de uitvoerregten
op de lompen af te schatten.
Vervolgens hadden de beraadslagingen plaats over een
voorstel van den heer Byng, strekkende om, evenals in 1787,
bij een adres aan de koningin te verklaren, dat het huis in het
met Frankrijk gesloten handelsverdrag een nieuw bewijs zag
van Hr. Ms. zorg voorliet welzijn barer onderdanen.
De heer Kinglake bestreed dit voorstel op grond dat, ver
mits liet handelsverdrag heette te strekken oin de vriendschap
met Frankrijk te bevorderen, de aanneming van een adres als
het voorgeslagene slechts als onzinnig kon beschouwd wor
den, zoo lang de betrekkingen met Frankrijk niet tot meer
dere klaarheid gebragt waren.
De heer Fitzgerald kwam terug op de savooische kwestie
en betoogde, dat niet zoo zeer de inlijving van Savoye in
Frankrijk en de vergrooting van het fransehe grondgebied
als wel het beginsel zelf, hetwelk daarbij ten gronde lag, van
hoog gewigtis. De keizer toch had in zijne rede gezinspeeld
op de noodzakelijkheid, om aan Frankrijk zijne natuurlijke
grenzen te verzekeren. Europa verwachtte van Engeland, dat
het tegen deze politiek des keizers het initiatief zou nemen.
In plaats daarvan wilde de regering het handelsverdrag door
het huis doen goedkeuren, niet bedenkende, dat dit zou uit
gelegd worden als eene goedkeuring der fransehe staatkunde
waartegen zijns inziens een krachtig protest noodzakelijk
was. Daarom achtte hij het raadzaam, de discussie over het
handelsverdrag eerst na die over Savoye te doen plaats heb
ben.
De lieer Bright kwam tegen de redeneringen van den heer
Fitzgerald op, dien hij verweet de kwestie omtrent Savoye
alleen met het oogmerk op te werpen om de oppositie zijner
partij tegen het handelsverdrag te bewimpelen.
De heer Roebuck vereenigde zich met het gevoelen, dathet
huis zich noodzakelijk omtrent de inlijving bij Savoye moest
verklaren, alvorens het handelsverdrag in beraadslaging te
nemen.
Lord John llussell gaf zijne ernstige afkeuring te kennen
van de houding die sommige leden aannamen. Wilde men
eene kwestie aan de regering uit de handen nemen en ze in
andere handen overbrengen, dan moge men het beproeven
door een bepaald voorstel te doen, waarop de regering zou
antwoorden maar de weg, dien men thans trachtte te volgen,
was inconstitutioneel en gevaarlijk. Hij zelf was tegen de in
lijving van Savoye, en was nooit teruggedeinsd voor het uiten
van zijn gevoelen ten deze, noch voor de gevolgen daarvan.
Intusschen heeft de keizer verklaard dat hij de groote mo
gendheden over deze kwestie zal raadplegen,maar op welke
wijze dit geschieden zal, was nog niet bekend. De regering en
het parlement hadden hunne zienswijze in dezen reeds aan
den dag gelegd; het overige Europa nog niet, ofschoon het