IO Naar men verneemt, heeft de akademische senaat der gro- ïimgsclie hoogeschool den heer G. Vissering, predikantbij de Doopsgezinden te Wovmer en Jisp, honoris causa, tot doctor in de godgeleerdheid benoemd. Door den kerkeraad der evangelisch lutherscliegemeente te Leyden is ter vervulling van de vacature, ontstaan door het vertrek naar Amsterdam van den heer P. A. Roll, en voortdu rende door het bedanken van den heer J. P. G.Westlioff, te Mid delburg, beroepen de heer II. lieven, te Maastricht. Door zijne exc. den minister vau binnenlandschezaken isbij schrijven van 10 dezer aan gedeputeerde staten der pro vinciën, de voor het onderwijs in ons rijk zoo belangrijke me- dedeeling gedaan, dat hij na rijpe overweging, voorzoo veel van hem afhangt, tot het besluit is gekomen te voldoen aan den door velen geuiten wensch, dat met de uitbetaling der rijks jaarwedden, toelagen enz., welke aan openbare onderwijzers en onderwijzeressen en aan gemeenten ten behoeve van het lager onderwijs bij de invoering der wet van 13 augus tus! 857 werden uitgekeerd, ook na verstrijk van den drieja rigen termijn, bedoeld in art. 70 dier wet, zal worden voortge gaan, terwijl het zijn voornemen is, op de slaats-begrooting voor 1861, even als zulks voor het loopende jaar is geschied, de bewuste jaarwedden enz. uit te trekken, zoo als die werden uitbetaald tijdens het in werking treden der nieuwe wet op het lager onderwijs. Maa-ïaac eaa 3eg"ea\ Onder de boeken die op last van den minister van marine aan de schepelingen worden verstrekt, behooren ook de wel bekende geschriften van P. Los Gz. „De nationale vloek"' en „Dc steen en de stok." Tea'koQjjj-iusgeiR eaa aaiafcestcdiïigesa. Gapinge 20 jannarij. G3 roed. 30 ellen bouwland, gelegen in de gemeente Vrou wepolder; jaarlijksche lasten f 11,13. Verkocht voor f 905. 'ï'lacB'ascoEoac tcs'stasad 20 jan. 's av. 11 u. 42 gr. 21 's morg. 7 u. 3S 'smidd. 1 u. 42 gr. 's av. 11 u. 40 gr. 22 'smorg. 7u. 42 'smidd. 1 u.45 'sav.llu.41 23 's morg. 7 u, 40 'smidd. lu.44 Meteorologische waarncneingen, gedaan op 's rijks werf te Vlissingen, des middags 12 ure. Januari) 1860. "S Q Win f 1. 1 u; I |d _3 "3 5o 3 a 1 a -3 a 2 j tO P\" Laagste temperat. en verschil met de hoogste. Aanmer kingen. 15 Z.t. O. 17 765.0 4 4 094 6.2810.0 dik betrokken. 16 West. 5 768.9 6.0 0 85 6.25 1.0 betrokken. 17 Zuid. 4 769.2 3.8 0 85 5.45:0.0 bewolkt. IS Zo.t. O. 11 761.2 1.0 083 446 0.0 dik bewolkt. 10 Zo.t Z. 6 756 9 5.1 0 93 6 47 0 0 dik betrokken. 20 Zo. t. Z. 12 751.2 5.0 0 89 6.13 4.5 buijig. betrokk. 21 z. zo. 17 746.3 4.8 0.87 5.9411.0 betrokken. Stateaa gene a-aal. Thans is openbaar gemaakt het verslag der commissie van rapporteurs van de eerste kamer omtrent het wetsontwerp nopens de Noorder- en Zuider spoorwegen. Uit dat verslag blijkt hoofdzakelijk, dat de meerderheid der leden den aan leg van spoorwegen noodzakelijk achtte. Allen waren het eens, dat het hoofddoel moet zijn verbinding der zeehavens met het buitenland en bevordering van hetbinnenlandsch verkeer. Over het aantal en de rig ting der voorgedragen lijnen werden door zeer vele leden bezwaren geopperdEenige maakten daarvan echter hunne goed- of afkeurende stem niet afhankelijk. Wat den Zuiderspoorweg betreft, werd door vele leden niet goedgekeurd de ter zijde stelling van Noordholland en Utrecht. Zij meenden dat door de voorge dragen rigting Amsterdam en's Hertogenbosch schade zou den lijden. Ook vond men het onstaatkundig, naijver tusschen groote handelsplaatsen op te wekken. Onderschei dene leden beschouwden deze grieven niet vrij te zijn van overdrijving, vooral daar in het ontwerp de lijn Arnhem Nijmegen is opgenomen. De gevaren van overbrugging der rivieren werden breedvoerig besproken, zoo wel in goed- als afkeurenden zin. Vele leden meenden, dat zonder ditmiddel geen spoorwegen in ons land mogeli jk waren. Tegen de brug aan den Moerdijk werden inzonderheid vele bedenkingen aangevoerd. Wat de financiële zijde der ontwerpen betreft, was men het vrij algemeen eens, dat de voorwaarden hoogst belangrijke en bezwarende offers van de schatkist vorderden. Vele leden waren daarenboven van oordeel dat deze offers de krachten der schatkist te boven gaan. Vooral hadden vele leden be zwaar tegen de voorgedragen rentegarantie. Tegenover die bezwaren werd door vele leden aangevoerd, dat, wil men spoorwegen, er dan ook aanzienlijke subsidie en garantie van staatswege noodig zijn. Ten opzigte van de zeeuwsche lijn, komt in het verslag der commissie van rapporteurs het volgende voor „De zeeuwsche spoorweglijn werd door sommige leden sterk aangeprezen, door andereu aan verscheidene bedenkingen onderhevig geacht. De verdedigers wezen op het groote be lang dat in het eindelijk verbinden van de provincie Zcelaud aan den vasten bodem des vaderlands is gelegen. Zij beweer den dat onze handel daardoor allezins bevoordeeld en aan Antwerpen eene merkelijke schade veroorzaakt zal worden. Indien spoorwegen inzonderheid strekken moeten ter bevor dering van de nationale welvaart, dan mag men zich daarvan in het bijzonder voor Zeeland veel goeds beloven. Daarenbo ven is Vlissingen, zeiden zij, meer dan menige andere plaats zoo wel voor buitenlandsche als voor binnenlandsche g jmeen- schap uiterst gunstig gelegen. De aan het spoorwegplan ver bonden afdamming van de Ooster-Sclielde zou de grootste voordeelen aanbieden. Het rijk zou daardoor in de gelegen heid gesteld worden om eene aanwinst van minstens 25,000 bunders land te maken. De schepen zouden in de haven van Middelburg eene veiliger plaats bekomen dan te Vlissingen. en door middel van het kanaal door Walcheren kunnen terug- keeren. Buitendien schijnt met het oog op de militaire eta blissementen te Vlissingen het nuttige der zaak ook voor het staatsbelang boven alle bedenking verheven te zijn. „Onderscheidene andereleden konden zich met deze aanbe veling van den Zeeuwschen spoorweg niet vereenigen. Vol gens hen was liet thans ontijdig, dien weg aan te leggen. Zij meenden dat daarmede te veel te gelijk ondernomen zal wordendat tegenover de hooge kosten van dien weg, dezelve geacht kan worden veel te weinig te zullen opbrengen. Zee land zou volgens hen niet met het vasteland verbonden, maar alleen Zuidbeveland en Walcheren toegankelijk gemaakt worden. De andere eilanden en Staats-Vlaanderen blijven daar buiten liggen. Ook meenden zij dat er een groot onder scheid is te maken tusschen de gunstige ligging van Vlissin gen en de vatbaarheid van die plaats, om tot eene groote handelshaven te worden ingerigt. Er waren zelfs leden die beweerden, dat Vlissingen door die zeeuwsche lijn eigenlijk eene voorhaven van Antwerpen zal worden. Wanneer name lijk deze laatste haven door het ijs gesloten of door andere oorzaken niet genaakbaar raogt zijn, dan zouden de schepen, voor Antwerpen bestemd, te Vlissingen lossen en hunne ladingen per spoortrein van Vlissingen naar Antwerpen ver voerd worden. Aldus zou het kunnen blijken dat deze spoor weg meer in het belang van Antwerpen dan in dat van onzen eigen handel aangelegd wierd. „In drie afdeelingen is vrij eenparig het verlangen uitgedrukt dat door de regering een bepaald antwoord mogt worden gegeven op de vraag, aldaar gerezen en besprokenof name lijk de concessie, in der tijd verleend aan de Nederlandsche maatschappi j tot indijking der op- en aanwassen in de Ooster- Schelde, al dan niet ingetrokken is. Wel meende men die concessie, ook ten gevolge van de afkeuring door de tweede kamer nog zeer onlangs van eene nadere overeenkomst tus schen de regering en die maatschappij, als vervallen te mogen beschouwen. Het was echter niet duidelijk gebleken, of dezelve reeds ingetrokken, dan wel of het vervallen daarvan bij reg- terlijk gewijsde uitgesproken is. Mogt het een of het ander voor alsnog ontbreken, dan zouden de concessionarissen wei- ligt hunne regten kunnen doen gelden op de reeds droogge maakte slikken, op- en aanwassen, en dan zoude zich ook thans, bij het vaststellen van deze wet, de vreemde verhouding voordoen, dat het afdammen der Ooster-Sclielde aan de con cessionarissen van de Zuiderspobrwegen wordt opgedragen, terwijl eene vroegere concessie van dat zelfde werk aan ande ren nog niet opgeheven zoude zijn." Dit verslag, hetwelk den 6 januarij aan de regering is mede gedeeld, is door deze bereids beantwoord met eene uitvoerige memorie, waarin de geopperde bezwaren en bedenkingen wederlcgd en toegelicht worden. Wij ontleenen daaraan, voorzoo viel de zeeuwsche lijn aan gaat, het volgende „De zeeuwsche spoorweglijn werd door sommige leden sterk aangeprezen. Met dat gevoelen wordt gaarne ingestemd. Geenszins aannemelijk schijnt de meening der leden, die den aanleg dier lijn thans ontijdig noemen, en beweren, dat de daarvan te verwachten opbrengst met de hooge uitgaven in geen genoegzaam verband zou staandat alleen Zuidbeveland en Walcheren zouden worden gebaat; dat Vlissingen be zwaarlijk tot eene groote handelsplaats zou zijn te verheffen dat de zeeuwsche spoorwegmeer in hcthelang van Antwerpen dan van onzen eigen handel zou wezen. „Het is algemeen bekend met hoeveel aandrang in Zeeland de spoedige aanleg van deze spoorweglijn wordt voorgestaan, hoe die verbinding daar met eene eenparigheid wordt ge- wenscht, die welligt elders voor geene zoo groote lijn bestaat. Hierin is grond te vinden voor de meening, dat die lijn de algemeene belangen van Zeeland allezins zal bevorderen, al zal zij niet alle eilanden aandoen en ook Staats-Vlaanderen niet in verbinding brengen. Wanneer een werk zoo aller wen- sclien bevredigt, kan het niet ontijdig genoemd worden; in zonderheid niet, als, zoo als het geval is, niet meer te gelijk wordt ondernomen dan de krachten toelaten waarover men beschikken kan. „Dat de te verwachten opbrengst niet in evenredigheid zou staan met de groote kosten, voor den aanleg van den weg vereischt, is eene onderstelling waartegenover staat het gevoe len van velen, dat van de zeeuwsche lijn eene zeer groote op brengst is te verwachten. De ondervinding, kan alleen hier beslissen. De zeeuwsche lijn schijnt geroepen, eene geheel nieuwe verbinding van het vastelaud met de zoo algemeen en zoo gunstig bekende diepe haven van Vlissingen tot stand te brengen. Nieuwe bronnen van verkeer zullen hierdoor kun nen worden geopend, zonder dat het mogelijk zij vooraf te berekenen hoe mild die bronnen zullen vloeijen. Ofschoon die toekomst onzeker is, de beste verwachting schijnt van die lijn te mogen worden gekoesterd, niet alleen voor het direct verkeer van Vlissingen of Middelburg naar Noordbrabant, Limburg en Duitschland, maar ook voor het verkeer met de groote nederlandsche handelsplaatsen. Waar eigen hand el op eenigzins groote schaal gedreven wordt, bestaat behoefte aan vele inrigtingen, die in Zeeland thans niet of slechts in geringe mate aanwezig zijn. Naar mate van toenemende behoefte zullen zich die instellingen evenwel meer en meer in Zeeland ontwikkelen. Intusschen zijn die inrigtingen in de holland- sehe koopsteden voorhanden, en de handelsconnectien, die vooreerst in Zeeland zullen gemist worden, zullen in ruime mate in de hollandsche koopsteden worden aangetroffen. Wanneer er dus voordeel in ligt voor de zeeschepen om hunne ladingen te Vlissingen te lossen, dan zal. wanneer de gemeen schap met het binnenland goed is verzekerd, het ligtgebeuren dat die ladingen naar de hollandsche koopsteden worden overgebragt. Ook is het hekend hoe op Vlissingen meermalen werd gewezen als op eene haven, bij uitnemendheid geschikt als uitgangspunt voor eene transatlantische zeevaart. De voordeelen, die deze voorhaven daardoor kan verkrijgen, zouden, men moet het erkennen, aan Antwerpen verzekerd zijn, en de hollandsche koopsleden daarvan verstoken zijn, zoo zij niet te gelijk in het bezit kwamen eener goede en regt- streelcsche spoorwegverbinding met Vlissingen. Het is op deze overweging dat het gevoelen steunt, dat het ook voor de hollandsche havens van belang is, de dadelijke verbinding van Holland met Middelburg en Vlissingen zoo veel mogelijk te bevorderen. Dat de zeeuwsche spoorweg in den winter ook voor Antwerpen nuttig kan zijn, lijdt geen twijfel. Maar de ondernemers van het werk en de bij het transit betrokken nederlandsche belangen zullen dan ook worden bevoordeeld. Bovendien zal dit voordeel der belgische handelsstad ruim schoots worden opgewogen door de bevordering der belangen van Zeeland en van de hollandsche koopsteden. „In drie afdeelingen is bepaald gevraagd, of de concessie, in der tijd verleend aan de maatschappij tot indijking der op en aanwassen in de Ooster-Sclielde, al dan niet is ingetrokken. „Hierop kan worden geantwoord, dat, hoezeer geen twijfel kan bestaan, of het regt dier maatschappij op hare concessie moet als vervallen worden beschouwd, echter, daar het bij koninklijke boodschap van den 17 maart 1859 aangeboden wetsontwerp is afgestemd door de tweede kamer, waarschijn lijk de weg van regten zal moeten worden ingeslagen om deze zaak tot een einde te brengen." Genaeentciraaal van WAerikzee. Zitting van 18 januarij. Voorzitter de Cau. Afwezig de heer van der Lek de Clercq. De notulen van 9 januarij worden gelezen en goedgekeurd. "Wordt gelezen eene missive van den lieer ingenieur van den waterstaat, houdende, onder opgaaf van redenen, mededee- ling dat de minister van binnenlandsche zaken niet goedge keurd heeft, het overgelegde plan tot imïgting van het voor malig accijnshuisje voor telegraafkantoor. De voorzitter zegt, dat burgemeester en wethouders onder zocht hebben of andere localen, eigendom der gemeente, daartoe in te rigten zijn, doch dit het geval niet is; dat de kos ten van inrigting van het accijnshuisje en een locaal voor de nachtwacht zouden bedragen hebben f 1000dat de minister tevens een wenk gegeven hebbende, dat het voor de dienst wenschelijk zoude zijn, dat bij het bureau woning gevonden werd voor den telegrafist, het verkieselijk was voorgekomen naar een huis om te zien, hetgeen burgemeester en wethouders door een vertrouwd persoon hadden laten doen, waarvan het gevolg was dat een huis op de oude haven aan den heer Boom belioorende voor f2000 was verlaten; terwijl het gewezen koffijhuis van de heer B. H. Harinck voor den zelfden prijs te erlangen is; dat het huis van den heer Boom door den inge nieur geschikt geoordeeld is en de inrigting weinig kosten zal

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1860 | | pagina 2