s
d. idem dat de gemeenterekening over 1858 is goedge
keurd
e. De mededeeling dat de heer K. Blonk als lid van het
collegie van regenten over het arm gast- en weeshuis is gein-
stalleerd
f. eene missive van gedeputeerde staten, behelzende goed
keuring van het besluit tot af- en overschrijving op de ge
meentebegrooting van 1859, tot betaling van kosten voor
registers van den burgerlijken stand, en
ff. gelijke kennisgeving dat de gemeentebegrooting voor
1860 is goedgekeurd.
Bij ontwerp besluit wordt goedgekeurd de navolgende
afschrijving uit den post voor onvoorziene uitgaven op de
gemeentebegrooting voor het dienstjaar 1859, op de artikelen
collecteloon der regten van keuring, kosten van onderzoek en
geneeskundige verpleging van publieke vrouwen, respectieve
lijk f 6,78, f66,10 en f 7; haven en kanaalwerken f1148 voor
kosten van het leggen van een zinkstuk,en.eindelijk f5,93
voor meerdere kosten der registers van den burgerlijken stand.
Wordt gelezen een verzoek van den keurmeester der ver-
sche visch, dat hem ook eene belooning worde toegekend voor
het keuren van zoodanige visch welke ingevoerd doch niet bij
afslag verkocht wordt.
De voorzitter deelt mede dat burgemeester en wethouders
dit verlangen allezins billijk vinden, waarom zij hebben doen
ontwerpen eene verordening, welke wordt voorgelezen, waar
bij is bepaald dat voor het keuren van de ingevoerde versche
visch welke niet hij afslag wordt verkocht, aan den keurmees
ter zal moeten worden betaald voor iedere schuit 60 cent, eene
wagen 30 cent, en eene mand 2i cent. Van deze laatste bepa
ling zijn uitgezonderd de rond venters van Arnemuiden, tenzij
hunne visch om eene bepaalde reilen expresselijk aan een
onderzoek mogt worden onderworpen,
Na eenige discussie wordt deze verordening met algemeene
stemmen goedgekeurd.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt hierna de openbare
zitting gesloten.
Ü3uiicnlan&scl)e tijhingcit.
Engeland.
Londen 14 Jauuarij. Een door Reuters agentschap aan de
londensche dagbladen medegedeeld schrijven uit Parijs zegt
dat Frankrijk aan Engeland voorgeslagen heeft eene geza
menlijke nota aan de andere mogendheden te rigten, waarin
de schending van het beginsel van niet tusschenkomst in
Italië voorgesteld zou worden alseeue reden van oorlog,maar
dat Engeland geweigerd heeft zich in verbindtenissen van
zoo uitgebreide strekking in te laten.
The times zegt dat Oostenrijk op eene van Engelands zijde
gedane vraag verklaard heeft geenen nieuwen italiaanschen
oorlog te willen ondernemen, maar tegen Frankrijks handel
wijze als onregtvaardig te zullen protesteren, indien de uit
geweken hertogen niet weder op hunnen troon geplaatst
wierden.
- The morning post verklaart met genoegen te kuunen
mededeelen, dattusschen de engelsche en fransehe regeringen
eene virtueele overeenkomst is totstandgekomen, die ten doel
heeft de erkenning en bescherming der onlangs verworvene
onafhankelijkheid van Noord- en Midden-Italic. Deze allian
tie, zegthet blad, is niet het resultaat van een speciaal tractaat,
't geen ook niet noodig was om tothetdoel te komen. Hoewel
Engeland geen deel aan den italiaanschen oorlog heeft geno
men, het heeft dien ook niet willen verhoeden, het heeft dien
niet betreurd -. nog minder heeft het de veranderingen willen
omverwerpen, welke de schrandere staatsmannen van Groot-
Brittanje sedert lang verwacht hadden. De lang verwachte
revolutie op het schiereiland is gekomen en daarmede de oor
log de eene zoo wel als de audere is gestuit, maar geheel
Europa beseft, dat èn de revolutie in Italië het hoofd weder
zal opsteken, èn de oorlog weder zal ontbranden, zoo men
niet tegenover de voorstanders van het despotismus eene hou
ding aanneemtwaaruit blijkt dat iedere poging, om de
Italianeu weder onder het juk tc brengen, hopeloos is. liet is
niet alleen Engelands pligt, maar ook zijn welbegrepen belang
zulk eene houding aan te nemen. Het blad doet vervolgens
opmerken, dat de italiaansche kwestie op een zeer netelig
standpunt gekomen is. De vredesvoorwaarden toch van Villa-
franca zijn onuitvoerbaar, en toch dringt Oostenrijk op de
uitvoering aan, terwijl Frankrijk erkent, dathetniet bij magte
is daaraan te voldoen en dat de eer ook verbiedt, die taak aan
Oostenrijk over tc laten. Daarbij de paus, die hulp tot schra
ging van zijn wankelenden troon inroept. Mogt onder zulke
omstandigheden op nieuw een oorlog tusschen Oostenrijk en
Frankrijk ontbranden, zij zou verschrikkelijk kunnen worden
omdatgodsdienstige belangen daarin eene rol zouden kunnen
spelen. Engeland kan niet anders dan wenschen zulk een
oorlog te voorkomen, in allen gevalle zoo veel mogelijk te ver
korten. Het is dus te gelijk hetregt en de pligt van Engeland
om zijn zedelijk gewigt, en, zoo noodig, zijne krijgs- en zce-
magt in de schaal te werpen, ten einde den strijd zoo onscha
delijk mogelijk te maken. Het blad doet voorts opmerker»
dat het italiaansche volk de regten, die reeds door Griekenland,
Belgie en de zuid-amerikaansche republieken verworven wa
ren, met gematigdheid en vastheid uitoefent; en even als
Engeland niet alleen uit kraclite van een geschreven tractaat,
maar ook uit hoofde van zijne positie en van den invloed,
dien het in Europa bezit, Belgie zou verdedigen, zoo de vrij
heid van dat land wierd aangerand, zoo heeft het ook geen
bijzonder tractaat noodig, om de staatkundige gedragslijn af
te bakenen, welke zijne staatsmannen hebben te volgen of om
de maatregelen te regtvaardigen, welke deze welligtten opzigte
van het italiaansche volk zullen moeten nemen.
Ten slotte doet The morningpost opmerken, dat de staat
van zaken in Italië, Oostenrijk en Frankrijk opliet oogenblik
bijna dezelfde is, als in het begin des vorigenjaars; dat Oosten
rijk Italië op nieuw bedreigt, dat Italië op nieuw bij Frankrijk
hulp zoekt, en dat dit laatste nu de zedelijke medewerking
van Engeland inroept. Engelands houding is thaus echter
geheel anders dan toenmaals; het heeft zich, dank zij de
wijsheid van lord Palmerston en van zijne ambtgenooten, in
geen verbindtenissen laten medeslepen, die in strijd zouden
kunnen komen met zijne belangen en met de wenschen der
bevolking.
liet zelfde blad behelst aan het hoofd van een zijner
kolommen het volgende berigt, met meer dan gewoonlijk
uitkomende letters gedrukt. Met het oog op het toegenomen
en met eiken dag nog toenemende handelsverkeer tusschen
Engeland en Frankrijk, en met het oog op de liberale 2'igiing
der beide regeringen, zal het aan de beide natiën zeker groot
genoegen doen te vernemen dat thans onderhandelingen
worden gevoerd, ten doel hebbende het sluiten van een han-
delstractaat, dat voor beide natiën groote voordeden zal
bevatten. Ook The economist bespreekt die onderhande
lingen en voegt er bij dat zij worden gevoerd in den geest
van het vrijhandelsstelsel.
19uit^eliland.
Berlijn 12 januarij. De prins-regent heeft lieden middag
den landdag geopend. In de troonrede zeide hij omtrent de
buitenlandsche aangelegenheden het volgende
„De ten vorigenjare, toen gij huiswaarts keerdet, in Italië
uitgebroken oorlog naderde, snel zich ontwikkelende, de duit-
sclie grenzen. Onze houding moest aan het ernstige van dien
toestand beantwoorden. Ik beval demobilisatie van zes leger
korpsen. Met het aanwijzen der stellingen voor dezen in ver
binding met de troepen der niet in den oorlog betrokkene
duitsche bondgenooten was reeds een aanvang gemaakt, toen
de oorlog plotseling geëindigd werd.
„Op de te Villafranca vastgestelde preliminairen is het slui
ten van den vrede gevolgd.
„Op de gemeenschappelijke uitnoodigingen van Oostenrijk
en Frankrijk heeft mijne regering zich bereid verklaard aan
een curopeesch congres deel te nemen, dat beraadslagen zal
over de geschiktste middelen tot bevrediging van Italië en
duurzame vestiging van zijn staatkundigen toestand.
Omtrent de bondshervormings-kwestie zeide hij: „De
wensch naar eene hervorming der duitsche bondsconstitutie is
kortelings weder ruimschoots gebleken. Pruissen zal zich
steeds beschouwen als de natuurlijke vertegenwoordiger van
het streven, om door doelmatige inrigtingen de krachten des
volks op te heffen en zaam te vatten, alsook in het algemeen
door maatregelen van praktisch belang het gemeenschappe-
lijke der duitsche belangen ijverig bevorderen.
„Mijne regering wordt geleid door den wensch om de wer
king van de duitsche bondsvergadering in hare betrekking
tot de wetgevingen der afzonderlijke staten zich tot den juis-
ten grens harer bevoegdheid te doen bepalen. Zij heeftdaarom
in de reeds jaren bij den bond aanhangige keurhessische
grondwetskwestie, zich verpligt geacht het terugkomen tot de
constitutie van 1S3I met ter zijde stelling der daarin vervatte
met de bondswetgevhig strijdige bepalingen, aan te wijzen als
den naar dat beginsel te volgen weg."
Over de holsteiusche zaak liet hij zich aldus uit: „Inver-
eeniging met mijne duitsche bondgenooten tracht ik steeds
het daarheen te leiden, dat aan de ouder den deenschen scepter
verecnigde duitsche landen eene met de bestaande overeen
komsten en de erkende regten overeenkomende grondwet
gegeven worde. Mijne pogingen bij den bond zullen inmid
dels steedsten doel hebben den tot het voor standkomen eener
ciudregeling noodwendigen tusschentoestand op bevredigen
de wijze te regelen."
Overgaande tot de binnenlandsche aangelegenheden, kon
digt de prins-regent aan: een ontwerp van wet regelende de
grondbelasting; tot regeling van de districtsbesturen; van de
kiesdistricten; betreffende het huwelijk; eene wet regelende
de algemeene dienstpligtigheid, benevens de daartoe behoo-
rende financiële voorstellendaarbij heeft hij onder anderen
te kennen gegeven dat het doel niet is met de erfenis van een
groot tijdvak der geschiedenis te breken. De pruissische armee
zal ook in „het vervolg het gewapende pruissische volk" zijn.
Belgie.
Dezer dagen is te Brussel een naamloos vlugschrift in het
licht verschenen, hetwelk de algemeene aandacht tot zich
trekt, minder wegens den inhoud dan wegens den hoogeren
oorsprong welke eraan wordt toegeschreven. Het betoogt
hoofdzakelijk, dat Belgies commerciële ontwikkeling bij de
politieke achtergebleven is, en dat het in 1831 aangevangen
werk in zoo ver nog aanvulling en voltooijing behoeft; dat
Belgie nieuwe uitwegen voor zijne productie moet zoeken, en
te dien einde neerzettingen in overzeesche landen moet trach
ten te venvervendat de door de westersche mogendheden
voorgenomene expeditie tegen China daartoe eene goede gele
genheid aanbiedt, daar Belgie aan de krijgsbedrijven daar te
lande zou kunnen deelnemen en bij het vredesverdrag den
afstand van een voor den handel gunstig gelegen punt op de
chinesche kust, liefst van een eiland aan den mond van den
Yangtse-kiang, voor zich zou kunnen bedingen; en dat Belgie
tot uitvoering van dat plan, en in allen gevalle tot besclier-
ming zijner handelsbetrekkingen met overzeesche landen, ee
ne oorlogsmarine zou behoeven.
Frankrijk.
Parijs 13 januarij. liet eerste bal. eergisteren avond ten
hove gegeven,was zeer luisterrijk. De keizerlijke quadrille wras
zamengesteld als volgt: Z. M. de keizer enII. K. H. prin
ses Clotilde; II. M. de keizerin en Z. IC. II. de prins van
Oranje, als vis-a-vis; II. IC. II. prinses Mathilde en de vorst
von MetternichZ. K. II. prins Napoleon en II. IC. H. prin
ses Murat; de heer Baroche en mevrouw Firm in Rogier;
de maarschalk Magnan en de gravin Walewska; de lieer
Desambrois en de prinses van Essling; de prins Murat en de
vorstin vou Metternich. Bij de receptie van het corps diplo
matique, welke de opening A an het bal steeds vooraf gaat,
was ook de pausselijke nuntius tegenwoordig; die prelaat
heeft zich langen tijd met HH. MM. den keizer en de keizein
onderhouden. Dit is niet onopgemerkt gebleven en heeft het
gerucht bevestigd, dat de paus getracht heeft, den indruk,
welke zijne allocutie van nieuwejaarsdag gemaakt had, te ver
zachten. Z. II. zou den lieer de Grammont in een meer verzoe
nenden geest hebben toegesproken.
Le constitutionnel spreekt in een hoofdartikel over de
door den paus op nieuwejaarsdag tot den bevelhebber van
liet fransehe garnizoen gehouden toespraak. Die woorden
vol verbittering en verbolgenheid, zegt dat blad, steken
scherp af bij deu eerbiedigen en bezadigden toon van's kei
zers brieven, en maken eenen voor Rome ongunstigen indruk
op het publiek, maar moeten niet aan den paus zeiven gewe
ten worden, daar zij hem zekerlijk door zijn gouvernement
in den mond gelegd zijn en ongetwijfeld nu reeds door hem
zeiven betreurd' worden.
Het blad beweert dat de paus niet vrij is. en dat een secre
taris van staat niet zelden onbeperkt gezag uitoefent, maar
dat de kardinaal Antonelli en allen die met hem in Italië
eenen niet langer bestaanbaren staat van zaken zouden wil
len handhaven, door keizer Napoleons schrijven van hunnen
waan ten eenen male genezen moeten zijn.
Onder de geruchten behoort ook, dat de kardinaal Mor
lot, aartsbisschop van Parijs, op het punt is zijn ontslag in te
dienen als lid van den geheimen raadZulk eene daad zoude
zeker het bewijs leveren, dat de geestelijkheid geene enkele
concessie zal doen en dat zij bereid is om de vijandelijkheden
met de regering te beginnen.
Een ander gerucht wil, dat de paus aan den hertog de
Grammont zijn leedwezen zou hebben betuigd, dat hij de be
kende rede op 1 januarij had uitgesprokenook zou de paus
verzekerd hebben, dat de kardinaal Antonelli zijn ontslag
zoude indienen.
Italic.
Bij de taal welke in de laatste dagcu door de ministeriele
engelsche dagbladen gevoerd is, na al wat de bekende bro
chure heeft uitgerigt, zoo mede de houding welke keizer Na
poleon en de paus tegenover elkander aannemen, hebben
de zaken een geheel andere wending genomen.
Thans zijn de gevoelens verdeeld, wat de eindregeling
der kwestie van Midden-Italie betreft, tusschen de twee alter
natieven: eene eenvoudige aanhechting der Romagna aan
Piemont, waartegen Frankrijk ech ter, de bedenking zal hebben
dat het daarbij Engelands toestemming eisehtdat Frankrijk
Saroye en het graafschap Nice verkrijgt: of <teh anderen een
bondgenootschap der stateh. van noordelijk èn van Midden-