MIDDELBURGSCHE OURAN T. N0- 155. Dingsdag 27 December. 1859. 2tottk0nï»igmgm ötnnmlanïrscfyc lijdingen. Deze courant verschijnt des dingsdags, donderdags 'en zaturdags. De prijs van gewone advertentien is 22 cent per regelvan huwelijks, geboorte, Binnen deze gemeente en Vlissingen geschiedt de uitgave den avond te voren ten 8 ure. doodbekendraakingcn enz. van één tot zes regels 1,50, voor eiken regel daarboven 22 De abonnementsprijs per drie maanden is ƒ3, franco per post 3,40. jj£ GEBROEDERS ABRAHAMS. centmet 35 cent zegelregt voor elke plaatsing. De betaling geschiedt kontant. De inzending van advertentien kan geschieden tot tien ure des morgens. Buitengewoon groote letters worden berekend naar de plaats die zij innemen. Editie van maandag avond 8 ure. VAN BET RIJK, PROVINCIALE EN GEMEENTEBESTUREN. De gedeputeerde staten van Zeeland, gezien de verklaring van den provincialen veearts J. C. Kegelaer, uit welke de noodzakelijkheid blijkt der onteige ning van de runderen, zich bevindende op de hofstede van J. Gijsel, landbouwer onder de gemeente Koewacht, welke zijn verdacht als door de besmettelijke longziekte te zijn aange tast; gelet op art. 69 en volgende der wet van den 28 augus tus 1851 (staatsblad no. 125) Besluiten: 1. De na te meldene runderen, zich bevindende op de hof stede van J. Gijsel, onder de gemeente Koewacht, zullen wor den onteigend, als Een witbonte vijfjarige koe, en Eene zwartbont eenjarige vaarshokkeling 2. De ten uitvoer legging van het tegenwoordig besluit wordt aan het gemeentebestuur van Koewacht opgedragen. Dit besluit zal worden medegedeeld aan burgemeester en wethouders van Koewacht, en voorts geplaatst in de Middel- burgsche en Provinciale zeeuwsche couranten. Middelburg den 23 december 1859. De gedeputeerde staten voornoemd, S. VAN ITEEMSTRA, voorzitter. S. VAN DER SWALME, griffier. PROVINCIE ZEELAND. OPSCHORTING van het berijötcBi tier straatwegen. De commissaris deskonings in de provincie Zeeland, gelet op art. 6 der wet van den 29sten Floréal, 1 Ode jaar, houdende: dat het vervoer (leroulage) op de straatwegen, ge durende de dagen van dooiweder, tijdelijk zal kunnen wor den geschorst, op bevel van de prefecten der departementen, (commissarissen des konings in de provinciën;) Gezien de voordragt van den hoofdingenieur in het 11de district van den waterstaat, tot ten uitvoerlegging dier bepa ling Overwegende dat het rijden met zwaarbeladene wagens en andere voertuigen, bij ingevallen dooiweder, dikwijls aan merkelijke schade aan de straatwegen veroorzaakt In aanmerking nemende het ingevallene dooiweder B e s 1 uit: 1. Te beginnen met middernacht tusschen den 26 en 27 dezer, zullen de straatwegen in de provincie niet mogen wor den bereden, en de op die wegen aanwezige tolboomen wor den gesloten, een en ander zoo lang daaromtrent niet anders zal zijn bepaald. 2. Van deze bepaling zijn uitgezonderd a. De rijtuigen opveren of riemen hangende, zoo geladene als ledige. b. De brievenpostkarren. c. De rij- of voertuigen, tot de dienst der artillerie belioo- rende, en voorzien zijnde van de vastgestelde plaat. d. De karren of voertuigen met twee wielen en smalle vel gen, van 5 tot 6 duim, mits geene zwaardere vracht dan 400 ponden geladen hebbende. e. Dei-gelijke voertuigen, met wielen van breede randen van 12 tot 22 duim voorzien, wier vracht niet meer dan 700 ponden bedraagt. De wagens of voertuigen, met vier wielen en smalle vel gen van 5 tot 6 duim, en met niet meer dan twee paarden be spannen, wier vracht niet boven 500 ponden bedraagt g. Evengemelde voertuigen, met breede velgen, en met twee of drie paarden bespannen, waarvan de vracht 1000 pon den niet te boven gaat. h. Dc voertuigen met vier wielen, hebbende velgen van 22 duim breed, en een ongelijk spoor, ofschoon bespannen met verscheidene paarden, mits de vracht geene meerdere zwaarte heeft dan 1600 ponden. v i. Eindelijk, de diligences, met wielbanden van ten minste 7 duim breed, ingerigt voor niet meer dan 9 personen en een voerman, mits niet boven de 200 ponden geladen heb bende; de passagiers niet mede gerekend. De geldspeciën van 's rijks schatkist, of van handeldrijven de personen, zullen echter binnen in het rijtuig mogen wor den geladen, doch in geen geval zal er boven de voor- en ach terwielen eenige last of zwaarte mogen gelegd worden. 3. De zwaarder beladene wagens, welke, na het tijdstip in art. 1 bepaald, op de straatwegen rijden, zullen aangehouden en ontladen worden, doch de goederen kunnen met toege stane voertuigen in kleine vrachten overgeladen en verzonden worden. Tegen de eigenaren of voerlieden zal proces-verbal worden opgemaakt; zij zullen vervolgens tot betaling der schade, aan den weg toegebragt, verpligt zijn. 4. De conducteurs der diligences of postwagens, welke tegen dit besluit geladen zijn, zullen de goederen, opverbo- dene wijze geladen, in de naastbij gelegene gemeente of den eersten postrid ontladen; zullende zij anders persoonlijk straf baar zijnonverminderd de boete, den ondernemers, volgens de wet, op te leggen. 5. De voorafgaande bepalingen zullen op de straatwegen welke door bijzondere geoctrooijeerden worden onderhouden, alleen dan toepasselijk zijn, wanneer deze hun verlangen daartoe schriftelijk ter kennis brengen van de gemeentebe sturen, onder welke die wegen ressorteren, welke besturen zulks, op de gebruikelijke wijze, ter kennis der ingezetenen zullen brengen. 6. ITet tegenwoordig besluit zal in het provinciaal blad worden geplaatst, en door de gemeentebesturen worden afge kondigd in de gemeenten dezer provincieterwijl, mede door tusschenkomst dier besturen, afdrukken in plano aangeplakt zullen worden op de gebruikelijke plaatsen, alsmede aan de poorten en tolkantoren. De gemeentebesturen zullen voor de naleving en uitvoering daarvan zorgen en doen zorgen. Afdrukken zullen worden gezonden, tot dit laatste einde, aan den hoofdingenieur in het 11e district van den waterstaat ook voor de onder hem ressorterende ingenieursaan den bevelhebber van het luitenantschap der maréchaussee te Sas van Gent, ook voor de daaronder ressorterende brigade-bevel- hebbers alsmede, ter informatie, aan het provinciaal geregts- hof en aan den heer procureur generaal bij dat hof, endoor diens tusschenkomst, aan al de ambtenaren van het openbaar ministerie, ook ten gebruike der rijks veldwaclit, en aan de arrondissements regtbanken en kantonregters in deze pro vincie. Middelburg den 24 december 1859. De commissaris des konings voornoemd, S. VAN HEEMSTRA. Middelburg 26 december. De gemeenteraad alhier zal op woensdag aanstaande, des namiddags ten één uur, weder eene openbare zitting houden, waarin de volgende onderwerpen zullen behandeld worden missive van gedeputeerde staten, goedkeuring wijziging plaat selijke belastingen op voorwerpen van verbruik idem raads besluit, aftreding wethoudersmissive burgemeester en wet houders 's Heer Arendskerke, daarstelliug beurtveer. Wij vernemen dat de heer J. M. van den DriessenMareeuw, rijks telegrafist der 3de klasse, die sedert meer dan vier jaren aan het kantoor alhier verbonden was, is overgeplaatst naar Rotterdam en zal worden vervangen door den heer W. P. Nijst, thans te 's Hertogenbosch. De eerste kamer der staten generaal is zaturdag uiteen ge gaan, nadat zij alle hoofdstukken der staatsbegrooting voor 1860 en de wet op de middelen had aangenomen. Vooraf heeft zij (zoo als reeds zaturdag avond aan de ge- abonneerden op het bulletin is medegedeeld) besloten om de wet betrekkelijk de spoorwegen in januarij offebruarij in be handeling te nemen. Men zal zich herinneren dat wij in onze nommers van 27 en 29 september dezes jaars melding hebben gemaakt van de ont dekking van een kinderlijkje en de arrestatie eener hier woonachtige jonge dochter. Deze, Dina Maurik genaamd, stond zaturdag voor het pro vinciaal geregtsliof alhier te regt, beschuldigd van kinder moord, voor de eerste maal, door de ongehuwde moeder ge pleegd. De beschuldigde, die 36 jaren oud en te West Souburg geboren is, heeft bij de voorloopige instructie erkend zich hare zwangerschap bewust te zijnvoorts in den nacht van 23 oj) 24 september zonder eenigen bijstand te zijn verlost van een kind van het mannelijk geslacht, hetwelk door haar eenigen tijd later, bij het ontwaken uit haren bewusteloozen toestand, is bevonden dood te zijn en daarna is begraven in den grond achter hare woning. Ter teregtzitting is door haar echter ont kend dat zij zou geweten hebben in zwangeren toestand te verkeeren. Een vijftal getuigen werd gehoord, waaronder de lieeren V. van Lissa en J. B. Haringman, heel- en verloskun digen alhier, belast geweest met de geregtelijke schouwing, die daarna als deskundigen zijn ondervraagd. Zoo uit hun schriftelijk verslag als uit hunne verklaringen bleek dat het bewuste kind voldragen was, heeft geleefd en geademd, en als naaste oorzaak van den dood vermoe delijk behoort aangewezen te worden eene hersenberoerte, waartoe bij kinderen in het algemeen voorbeschikking be staat en welke door de geringste oorzaak van buiten kan worden opgewekt. Het openbaar ministerie, waargenomen door den procureur generaal, den heer mr. M. Verbrugge, heeft, onaangezien de thans afgelegde doch door niets gestaafde ontkentenis der beschuldigde, dat zij zich harer zwangerschap zou zijn bewust geweest, betoogd dat bij de wettelijk bewezene daad zaken, ten deze geen sprake kon zijn van eene vrijspraak of wel eene schuldigverklaring, maar zijns inziens, alleen van de vraag of de beschuldigde met of zonder opzet, zij het dan ook actief of passief, den dood van haar kind heeft bewerkt. Bepaaldelijk achtte hij dat opzet bewezen, ook uit het gebrek aan voorzorg, de vrijwillige afzondering bij de beval ling, en de verdere omstandigheden welke het feit verge zelden. Hij concludeerde alzoo tot schuldig verklaring van de beschuldigde aan het haar te laste gelegde feit en veroordee- liug volgens de artt. 300, 302 wetboek van strafregt, in ver band met de wet van 29 junij 1854 (staatsbland no. 102) tot eene tuchthuisstraf van vijf tot twintig jaren cn de kosten, met aanplakking van het arrest. De heer mr. J. Snijder, advocaat alhier, aan de beschuldig de als raadsman toegevoegd, heeft bij een uitvoerig pleidooi betoogd dat het wettig bewijs van schuld in deze gemist wordt. De verklaring der deskundigen, dat de dood moet worden toegeschreven aan hersenberoerte, bragt den pleiter tot de gevolgtrekking dat volstrekt onbewezen isdoor welke van buiten werkende oorzaak deze is opgewekt, ter wijl de beschuldigde in geen geval bij magte was dien dood te voorkomen, en voorts niet blijkt van opzet. Hij conclu deerde daarom tot vrijspraak. Na re- en dupliek, waarbij zoo wel het openbaar ministerie

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1859 | | pagina 1