Men noteert raap-olie f 39, patent-olie f41,25, lijn-olie f31,50 per vat op zes weken, op contant fl lager. Harde lijnkoeken f 9,50 per 101 stnks. CJcïSïidelefidc marktprijzen. per ned. mud. Tarwe oude f 9,25 af 9,75 Dito nieuwe - 8,a - 9, Rogge oude Gerst wint. Dito zom Haver Boekweit Witt'eboon 7 a- 7,— per ned. mud. Bruineboon .f10,afl0,25 Paardeboonen - 7,a - 7, Gr. erwten .- 9,a- 9,50 Kool en raapz.a. Kanarizaad a- Aardappelen.- 3,a- 4, periled, pond. Versclie boter f ,90 af 1, Middelprijzen van bakbare tarwe f9,25 en rogge f G,75. Prijzeni van ËSFecten. Amsterdam 23 december. Nederland. Certific. Werkeli jke schuld dito Nationale dito dito dito dito Aand. Handelmaatschappij Rusland. Oblig. 1798/1816 Certific. Hope co dito dito 1855, 6de serie. dito Aand.spoorweg (af^efourneerd) dito dito (onatgefourneerd) Polen. Schatkistobligatien Spanje. Obligatien dito bmnenlandseli Certific. coupons bewijzen Crediet instelling (gefourneerd) Oostenrijk. Obligation Weener metailliek dito amsterdamsche dito nationale dito 1847/1852 Bank actiën Belgie. Certificaten bij Rothschild Portugal. Obligatien dito nieuwe Grenada, dito(schoon) Venezuela, dito Illinois. dito Mexico. dito 2^- pet. 3" 4 4* 5 4 5 6 54§ 73* 59 29 S36 431 15-ï 26-H- 81 i 20.1 Beurs van Londen, 21 dec. ten 12 ure. Consols 95 Beurs van Weenen, 21 dec. (slotprijzen) Metalliek 5 pet. 73,S0. Beurs van Parijs, 21 dec. (slotprijzen) 4* pet. compt. 3 pet. 70,50. 63 76 98 1033 81-j 99| 223 67 78* 32-jV 42 Snjjqon&m stukken. Arbcblcrswoningcn. (Vervolg.) Toetsen wij vervolgens de woningen, door die klasse van arbeiders betrokken, aan de regels der gezondheidsleer, dan zullen we redenen te over vinden, om ze op zich zelf zoo wel als voor hare tegenwoordige bestemming af te keuren. Zoo als we reeds boven aanmerkten, zijn de meeste dier woningen volgens de regels der bouwkunst van vóór onge veer twee eeuwen ingerigt voormensclien uit den gegoeden en welvarenden burgerstand, toen Middelburg zich nog in een bloeij enden koophandel mogt verheugen. Een hoofdver- eischte bij dien bouw was hechtheid en duurzaamheid (waarop de tegenwoordige eigenaars helaas maar al te lang teren) waaraan niet alleen het schoonheidsgevoel soms opgeofferd werd, maar waarbij tevens op te merken valt, dat de bouw meesters met de regels der bouwkunst en die der gezondheids leer onvoldoende bekend waren, en die alzoo verkeerd toege past hebben. Om dit weder met eenige voorbeelden toe te lichten, hebben we ons maar voor den geest te roepen dien dubbelen kanker, die onze huizen van onder en van ter zijde ondermijnt: ik bedoel den champignon, die onze vloeren weg- knaagt, onze kostbare tapijten en behangsels verteert, ja tot in de voegen van onze meubels zich nestelt, daar zelfs onze klee deren, ons linnengoed en overkleederen als met een donzen pels overtrekt. Een trouwen bondgenoot vindt hij in onze vochtige muren, die zoo menigen gang ontsieren en alle mid delen der kunst trotseren. Als om strijd werken beide mede, om onze have en ons ligchaam te verderven. En de voornaam ste oorzaken, zijn die hier niette zoeken in onvoldoende kennis van de regels der bouwkunst en volslagen gemis aan de ken nis der voorwaarden voor eene gezonde bewoning?Wanneer we daarbij nu voegen, dat vele vloeren in de beneden- en boven kamers dier huizen, door den arbeidersstand thans bewoond, van steen zijn,die met hunne metselspecie sterk de vochtigheid aantrekken, en dat ook in niet weinig huizen het afvoerkanaal van het privaat en cecconomisch water ouder dien vloer loopt, dan zal elk met ons daarin reeds eene bron van ziekte zien. Wat de verlichting aangaat, deze laat bij velen in de achter- en middenvertrekken en insteek- of hangkamers niet weinig te wenschen over. De breede, hooge schoorsteenen, die wc nog veelal daar aantreffen, brengen meer rook en tocht in het ver trek, dan wel eene behoorlijke luchtstrooming. De bedsteden voorts, zijn in een hoek van het vertrek, of als alcoven ge plaatst, veelal donker en vochtig en bevatten niet zelden nog kinderkribben. De gangen zijn meestal lang, donker, vochtig en soms van een open goot voorzien, die het ceconomisch water moet verwijderen, zoo dat de vloeren die aldaar uit graauwen steen of hout bestaan, meestal vochtig zijn, waarbij zich een gevaarlijk incident nietzelden voegt, alsderegenbak- opening in het midden van den gang zich bevindt, of de pas sage door trapjes en dorpels bemoeijelijkt wordt. De trappen en kelders, door deuren soms afgesloten, geven bij de duisternis van den gang, niet zelden aanleiding tot mistred en gevaar lijke verwonding. Die trappen zelve, zijn in den regel zoo smal, zoo gedraaid en zoo donker, door portalen en trapjes afgebroken, door vooruitstekende balken en hoeken gewron gen, dat bij de steilheid en smalheid der treden men eene zekere lokale kennis en geoefendheid in het bestijgen dier trappen moet hebben, wil men den gevaarlijken togt heelhuids en zonder gescheurde kleeren en gedeukten hoed volbrengen. De keldertrappen gaan aan dat zelfde euvel meestal mank. en (gelukkig dat zij slechts door de huisgenooten begaan behoe ven te worden) stellen den onbekenden of nieuwsgierigen bezoeker dan aan eene buiteling en een bad van grondwater bloot. De bovenvertrekken zijn al niet beter dan die van be neden ingerigt, en ontvangen soms een licht uit de tweede hand. Kasten en bedsteden zijn ook daar niet ruim en doel matig aangebvagt, en de breede hoekige schoorsteenmantel grijnst u ook hier aan, en doet u bij het aanschouwen van zijne vervaarlijke opening van koude rillen. Het privaat, meestal slechts door de benedenbewoners gebruikt, is in den regel in een zeer vervallen staat, en niet zelden door verstoppingen van zijn afvoerkanaal onbruikbaar. Ziedaar in enkele alge- meene trekken het inwendige dier huizen geschetst. Wij ver onderstellen eens, dat de gezinnen, die ze in der tijd bewoon den, daar voldoende ruimte en gerief in gevonden zullen hebben, om er een aangenaam en gezond leven in te hebben kunnen slijten (eene gewaagde veronderstelling trouwens, daar de nadeelen voor de gezondheid, hoezeer misschien min der merkbaar dan thans, ook toen niettemin van invloed zullen geweest zijn.) Doch we verplaatsen ons nu in het midden dei- negentiende eeuw, en zien die woningen ingenomen door eene op zijn minst vierdubbele bevolking; door eene bevolking, die eene geheel andere leefwijze, gansch andere behoeften heeft dan die goede huislui der 17de eeuw hebben gehad. Wij zien thans eene ruimte, oorspronkelijk bestemd voor een 1 Otal per sonen, soms ingenomen door eèft 30tal, ja meer, en wel in de zonderlingste verhoudingen,en die menschen op eene wij ze zich behelpen, die strijdt tegen alle regels eener goede huishoud kunde en gezondheidsleer. Wanneer de vroegere bewoners, onze goede oudjes,die zonderlinge en bekrompene huisvesting konden zien, waarlijk zij zouden ons, die lofredenaars van vooruitgang, hartelijk uitlagchen. Zij zouden vragen of dat die eeuw van beschaving,van bevordering van nijverheid en volks welvaart, van verlichting is. Zij zouden ons wijzen op hetgeen door hen in hunne onnoozelheid is verrigt, en waarop door ons met een blik van minachting of medelijden wordt neerge zien. Zij zouden ons namelijk de talrijke arbeiderswoningen wijzen, die door hen gebouwd zijn, doch die door haar verval en de tijdsomstandigheden, voor die klasse van burgers min der geschikt, thans door de minvermogenden en armen be woond worden. Werkelijk, zij zouden meer medelijden met die nijvere en uitgeputte bevolking dan gij, philanthropen der negentiende eeuw, hebben. Medelijden zouden zij met hen hebben, als zij zagen hoe die menschen zich bij eerlijkheid, werkzaamheid en netheid in een vertrek moeten behelpen, dat, behalve zijne beperkte ruimte voor die bevolking, in strijd is met de behoeften van dat gezin. Zij zouden zich verwonde ren als zij hun salet of pronkkamer zagen ingenomen door een gezin, dat daar alle behoeften des huiselijken levens moet vervullen. Ilun reukorgaan zou onaangenaam aangedaan worden door de drievoudige geur van de nachtelijke uitwase mingen eener slapende bevolking, van de soms doordringende lucht van het eten en den inhoud der waschtobbe. Hun zou het dan niot verwonderen, als zij die kleine, bleeke, wagge lende, dikbuikige wezentjes steeds sukkelende zagen als de vrouw hen klaagt over hoofdpijn en rheumatiek, en zij de sporen van een slepend lijden op haar wezen zouden bespeu ren. Zij zouden zich niet verwonderen, als het daar niet altijd even zindelijk uitziet, als zij ontwaren, dat thans 4 of meer en soms talrijke gezinnen, den inhoud van een matigen regenbak elkander betwisten. Het zou evenwel hun eergevoel kwetsen, als zij daar groot en klein, ouders en kinderen, gehuwden en ongehuwden, zoo door elkaar zagen slapen. Wanneer zij voorts bij de bovenbewoners een bezoek bragten, zouden zij zien hoe veel meer die zich moeten behelpen, daar die van de eerste geriefelijkheden voor een huishouden ten eenenmale verstoken zijn. Doch bovenal zou hunne verontwaardiging gaande gemaakt worden als zij zagen hoe slecht het privaat en het geheele huis onderhouden was; een huis, dat vroeger zoo keurig net door hen bewoond werd, vertoont nu naauwe- lijks de sporen der verf, die zij er misschien opgelegd hebben, en dat overal de onmiskenbare bewijzen van de inhaligheid en nalatigheid der verhuurders draagt; hetgeen dan te meer zal uitkomen, als zij gaan oprekenen den huurprijs die van zulk een bouwval gemaakt wordt. Zij zouden dan mismoedig hunne vroegere eigendommen verlaten, met een ongeloovig hoofdschudden over onze echte philanthropie en onze ver lichte begrippen van staathuishoudkunde en gezondheidsleer. Zij zouden de gulle verklaring afleggen, dat die gebouwen als zoodanig niet te bewonen zijn en ten eenenmale ongeschikt om door de tegenwoordige bewoners zonder nadeel voor hunne gezondheid en kas bewoond te worden. Een andere niet minder gevaarlijke indringer zoekt thans al meer en meer burgerregt in die huizen te verkrijgen, en van uit de schamele woning van den arme ziet men hem hier ook brutaal binnendringen en deatmospheer door zijne walgelijke uitwaseming verontreinigen. Wij bedoelen dat lastig wand gedierte, dat zich daar het meest vertoont, waar zindelijkheid en onderhoud veel te wenschen overig laten. Zoo zijn de huizen! En nu de bewoners? Ziet het slechts aan die jeugdige schep seltjes, die daar den ganschen dag verblijvenvraagt het maar aan die vrouwen die het grootste deel van haar leven daar slij ten; vraagt het aan den geneesheer 1), en ziet, bid ik u, de ziekenlijsten van liet ziekenfonds eens in, of desterftijstenvan onzen burgerlijken stand En nogtans houdt men het vol, dat de arbeiders hier goed en gezond wonen, ja, zelfs beter dan in de grootere stedenWanneer ik evenwel de arbeiderswonin gen onzer groote stedende oude namelijk met de wo ningen, waarin onze arbeider gehuisvest is, vergelijk, dan winnen deze het verre van gene. De woningen aldaar zijn naar de behoeften dier gezinnen ingerigt, en behalve de be krompene ruimte en opeenhooping der bevolking, winnen zij het veelal bij de onze in geriefelijkheden. Onze tijd is niet gemakkelijk te overtuigen, deels door onwil, deels door be krompenheid van velen, die te traag zijn om de handen uit den mouw te steken, voor een groot deel door de gehechtheid aan het bestaande. Helaas! de wetenschap 'der statistiek is nog te jong en in ons land te onvolkomen toegepast, om u met cijfers het verband tusschen de woningen en bewoners aan te wijzen. En wat zouden deze voor die ongeloovigen baten De straf der achteloosheid zal eens hun de oogen openen, en dan misschien zal men aan verbetering gaan denken. Men wacht nog altijd op eene cholera epidemie, en als deze eerst de wak kerste huisvaders zal weggerukt hebben, dan zal men den put dempen. Nog is er Middelburg van bevrijd, nog hebben hevige volksziekten geene aanzienlijke verwoestingen hier in den laat- sten tijd aangerigt; maar een giftige adder knaagt toch hei melijk aan het hart dier n ij veren, en sleept misschien meer offers ten grave, dan eene cholera epidemie in korten tijd ver mag. Nog zeggen de ongeloovigenik moet zien, alvorens u gelijkte geven; maar leert dan in Gods naam zien, en geeft ude moeite te onderzoeken zoo als ik gedaan heb, alvorens uw oordeel uit te sprekenWij gaan misschien een tijd van meer dere welvaart te gemoet. maar bedenken we toch, dat we met ons aandeel in dien voorspoed, ook de nadeelen eener meer dere bevolking, eener grootere bedrijvigheid zullen moeten 1) Voor hen die weder voorheelden verlangen, verwijs ik naar een der bovengenoemde huizen in WijkN, waar de vrouw en kinderen altijd ziek zijn, en door koortsen cn sclicurbuikige zweren gekweld worden. Die bezoeken het gezin waarvan ik in mijngescbrift over het armwezen (bl. 385) heb melding gemaakt,en dat thans gehuisvest is in een middenvertrek van een overigens zeer ruim en aanzienlijk huis in de Langevijle. Dit vertrek is echter zoo donker.dat men op het midden van een helde ren dag, elkaar naanwelijks onderscheiden kan de naakte, vervallen muren druipen van de vochtigheidde vloer, half vermolmd, wasemt de onaangename lucht van champignon van zich uit; de breede,hooge schouw verspreidt aanhoudend zulk een dikken rook, dat den binnen tredende de tranen uit de oogen geperst worden, en hij door een aan houdenden hoest overvallen wordt. Behalve die breede schouw, beval die kamer, als eenig gerief, eene half vermolmde, zeer suspecte krib voor G personenEn nu de bewonersde ujan, vrouw en kinderen lijden gedurig aan oog- en keelontstekingen, die bij den man laatst zeer gevaar dreigend werdbehalve dien lijden vrouw cn kinderen, die daar een groot deel van den dag verblijven, aan scheurbuik, water kanker, koortsen en waterzucht, die reeds drie maanden alle werking van geneesmiddelen trotseren cn de vrouw eindelijk aanhoudend aan hare krib gekluisterd houden. In die zelfde buurt zien we een ander, talrijker gezin in éénc kamer van een vroeger even aanzienlijk huis ver blijf houden. Zeven personen slapen in eene donkere, vochtige alcove. Vrouw cn kinderen lijden veel aan koortsen cn klierziekte. Destank van een riool is niet zelden in het vertrek waar te nemen. Welke ver woestingen epidcraicn in die verblijven kunnen aanrigten, is elk bekend, die het perceel O, 151 op de Breestraat vroeger gekend heeft Die bezoeke thans een gezin in die zelfde straat, waar man, vrouw eu 5 kinderen in eene kleine ruimte zijn gehuisvest, en slechts ce'ne bedstede hebben. Toen in het voorjaar de mazelen hier in ligtcn graad gchccrscht hebben, werden in dat gezin allen behalve de man door die ziekte aangetast. Eene koudvurigc keelontsteking en kwaad aardige oogontsteking maakten zich van allen^ Bicester. Een kind bezweek aan zulk een keellijden, een andcg zvehloor een oog, drie kinderen léden nog lang aan klierachtige'vpMfwenngen, cn de vrouw kon, door do herhaalde invallen, den gaffwlhen zomer niet tot krach ten komen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1859 | | pagina 3