zins is verloren gegaan. De reden waarom thans geene uitbrei
ding aan de ondersteuning is gegeven, is dezeeene geldleening
zou noodig zijn, en vóór het aangaan van nieuwe schulden,
moest de behoefte blijken. Nu zijn de aanvragen om rentelooze
voorschotten zóó laat ingekomen, dat men aanvankelijk dacht
nog geld te veel beschikbaar te zullen hebben, en toen eindelijk
de aanvragen op het uiterste tijdstip inkwamen, was er voor
gedeputeerde stalen geen tijd meer beschikbaar om een zoo
veel omvattend financieel plan behoorlijk te ontwerpen. Aldus
hebben de aanvragers liet aan zich zeiven te wijten als men ze
nu nog niet helpen kan. Hierop wordt in omvraag gebragt om
1. uit de fondsen van I860: a. aan deheerenA. B. Carpreau
en M. A. Lippens, voor de verbetering van den weg van
Aardenburg naar de grens, een voorschot toe te kennen van
f 12,000b. verder aan het gemeentebestuur vau Neuzen, een
van f 2825, en c. aan dat van Sas van Gent, een van f 2025, te
zamen f 16,850;
2. gedeputeerde staten te magtigen om, voor zoo veel noodig,
de som van f 176,60, welke de alzoo te verleenen voorschotten
meer zullen bedragen dan de begrootingspost, te bestrijden uit
den post voor onvoorziene uitgaven;
3. hen tevens te magtigen om, in geval het gemelde voor
schot van f12,000 onverhoopt niet mogt worden aanvaard, als
dan dat van f 10,000 te verleenen, hetwelk voor den weg in de
rigting van Moerbeke is gevraagd.
Nadat de vergadering eerst die onderdeelen had goedgekeurd,
wordt net geheel mede met algemeene stemmen aangenomen.
Alsnu wordt bij monde van den heer Bybau gelijk verslag
uitgebragt over het voorstel om gedeputeerde staten te magti
gen uit den post voor onvoorziene uitgaven der begrooting voor
1860 te beschikken over hoogstens f 3000 voorde inrigting der
veerdamtneu bij Kortgeen en Wolfaartsdijk tot pontdammeu.
Bij de dadelijke behandeling daarvan levert de heer Uytten-
hooven een zeer uitvoerig betoog; waarbij hij voorop stelt een
groot voorstander te zijn van verbetering der communicatie
middelen, doch ten aanzien van dit voorstel, hetwelk hem aan
vankelijk toelachte, zoodanige bezwaren ontmoet te hebben dat
hij er in gemoede zijne stem niet aan kan schenken. Hij gaat de
geschiedenis van deze veeren na en vermeent daaruit te ontwa
ren dat eensdeels de bediening van het veer met eene pont onge
schikt zal blijken te zijn, en zal het werk en ook bet onderhoud,
zijns inziens, meer kosten dan geraamd is. Daarom gelooft
spreker dat in de dienst vermoedelijk met hengsten of hoog-
aartsen beter te voorzien ware. Aangezien hij alzoo niet kan
inzien dat de uitgaaf werkelijk nut zal stichten, gelooft hij er
zijne stem aan te moeien onthouden en verwijst hij op de
pligtmatige zuinigheid in het gebruik der provinciale fondsen.-
vooral nu van de provincie in gevolge de wet op het lager
onderwijs wederom vrij gewigtige offers zullen geeischt worden.
De heer van Citters beantwoordt den vorigen spreker. Hij
zal de geschiedenis dier veerdammsn niet ophalen. Daarover
is in deze vergadering reeds zoo vaak gesproken, dat de namen
alleen reeds eenige agitatie veroorzaakten. Alleen zal hij herin
neren dat in 1850, toen de gemeenten iu Noord Beveland reeds
lang bijdragen verstrekt hadden voor deze werken, de vergade
ring terugdeinsde voor de destijds op f 11,000 geraamde kosten.
Eindelijk is, als het ware schoorvoetend, besloten tot het
maken van verbeterde aanlegplaatsen. Deze nu zijn thans uit
muntende grondslagen om geheele pontendammen daar te
stellen. Wat eene vroeger gebezigde pont betreft, herinnert
spreker dat zulks een zeilpout was. Volgens hetoordeel van
deskundigen, en wat meer zegt van den veerman, die bereid is
zich zelf eene pont met toebehooren aan te schaffen, te bedienen
en te onderhouden tegen eene bijdrage van f 250 's jaars, en die
er dus geldelijk bij zal betrokken zijn, zal in de dienst zeer goed
met een pont kunnen voorzien worden. Voorzeker zijn de
meeste veeren op enkele tijdstippen met de beste vaartuigen
niet te passeren, maar dat is nimmer te voorkomen. Ofschoon
beamende wat de vorige spreker ter aanbeveling van zuinigheid
zeide, mag dit echter niet afschrikken van eene nuttige uitgaaf
in het belang der twee betrokkene eilanden. Eindelijk, is met
boogaartsen de inlading van vee dikwerf gevaarlijk.
De heer Verhagen beaamt grootelijks het door den heer van
Citters aangevoerde. Hij moet zijne verwondering betuigen dat
de eerste spreker, zijne redeaanvangende met betuiging zijner
gezindheid om de communicatiemiddelen te verbeteren, het on-
derwerpelijk voorstel zoo tot in alle bijzonderheden bestrijdt-
Wanueer dien3 gevoelen steunt op het oordeel van deskun
digen, gelooft spreker dat daartegen een welgewikt voorstel
van gedeputeerde staten ruimschoots kan opwegen. Eene pont
vermeent hij voorts dat nergens waar zij gebruikt wordt hin
derlijk is voor de scheepvaart. Hij meent alzoo in al het door
deu eersten spreker aangevoerde een bewijs te zien tegen de
stelling welke deze in den aanvang zijner rede verkondigde. Ten
3lotte betoogt hij het billijke om de bedoelde eilanden te ge-
moet komen, en wedcrlegt hij de ten deze gehechte beteekenis
aan bezuiniging.
De heer Snijder verklaart in geenen deele de door den heer
Uyttenhooven aangevoerde bezwaren gegrond te achten. Tegen
het gebruik van hoogaartsen merkt hij op dat, behoudens het
gevaar bij inlatling en wanneer er aan de veeren geen hoofd is,
die schepen alleen bij hoogwater bruikbaar zijn. Bij het bestaan
der vorige pont waren de wegen vooral op Noordbevelaud zeer
slecht.Spreker eindigt met te zeggen dat hij het voorstel zeer
toejuicht, terwijl hij de geldelijke opoffering gering acht.
De heer Vader acht het als bewoner eener gemeente in de
nabijheid van het aan te leggen ponteveer uiet lcieseh veel tot
aanprijzing van het voorstel te zeggen. Hij gelooft dat de rede
van den heer Uyttenhooven gegrond is op een geheel verkeerd
denkbeeld. Na de gegronde wederleggingen door de vorige
sprekers wil hij alleen herinneren dat de voormalige pont vóór
33 jaren bestond bij veel slechter wegen, toen de geest van
verbeterde gemeenschap als het ware nog niet. ontwaakt was.
De heer Bybau vereenigt zich hiermede geheel en merkt al
leen nog op, ten aanzien van liet gebruik van hengsten of boog
aartsen, zoo als te Stavenisseenaan het Sloe, dat hij zich over
tuigd houdt, dat men ook daar gaarne ponten zou bezigen
wanneer de localiteit dit slechts veroorloofde.
De voorzitter zegt er hoogen prijs op te stellen dat in deze
ook zijne meeniugbekend worde. Hij ziet toch in dit onderwerp
niet alleen de vraag of er tusschen Kort geen en Wolfaartsdijk
zeker veer zal worden daargesleld, maar hij acht daaraan eene
groote beginsel-kwestie verbonden. f>it gewest verkeert, bij al
het goede dat het bezit, in een geïsoJeerden toestand, en dat wel
in een tijdperk dat het over de geheele wereld wordt erkend, dat
men zich niet meer isoleren maar door aansluit ing en verbete.
ring van gemeenschap in verbinding met anderen stellen moet.
Dat wordt ook hier begrepen van daar de krachtige stem uit
dit gewest opgegaan waar sprake is van spoorwegen van daar
de bevordering van inwendige verbetering van wegen. In het
thans besproken voorstel nu.ziet de voorzitter eene eerste proeve
ofdiezeJfdezucht ook opdeze wijze zal worden toegepast op de
gemeenschapsverhetering tusschen de eilanden. Wat de groote
communicatiemiddelen buiten de provincie betreft, deze lig
gen buiten de magt der stalen, maar het staat in hunne rnngt de
gemeenschap inwendig te verbeteren. Daarom acht spreker hel
belangrijk dit ontwerp als eene eerste proeve te bekrachtigen.
Indien de staten hieraan hunne goedkeuring schenken, zal ver
der kunnen worden overwogen hoe op andere punten weiligt de
zelfde beginselen nog zijn toe te passen. De voorzitter verklaart
voorts een vriend van bezuiniging te zijn, maar de ware zuinig
heid bestaat niet in schroom om eene nuttige uitgave te doen;
dat ware zeer misplaatste of liever geene zuinigheid. Uit dit
gezigtspunt moet hij het voorste) van gedeputeerde stal en ten
sterkste ondersteunen, terwijl hij eindigt met den heer Uytten
hooven te wijzen op eene misvatting toen deze de meerdere on
derhoudskosten ten laste der provincie f 150 noemde, hetwelk
slechts f 50 is, en dien spreker voorts herinnert dat het in deze
niet een geheel nieuwen aanleg maar alleen eene veranderde
inrigting geldt.
[Deze rede van den voorzitter is met levendig applaudisse-
meat, zoowel van de vergadering als van de tribune, begroet.]
De heer Uyttenhooven verklaart hierop dat hij wist. zich op
een gevaarlijk terrein te wagen, toen hij zijne bezwaren kenbaar
maakte tegen dit voorstel. Hij zal onbeantwoord laten wat door
sprekers na hem als hunne bijzondere zienswijze is uiteen gezet;
hij eerbiedigt die bij ieder en verwacht dat men het ook de zijne
zal doen. Ten aanzien der zaak zelve wil hij nog aan het lid van
gedeputeerde staten antwoorden dat zijns inziens de verbindte-
nis van den veerman geen zekerheid oplevert. De dienst op de
Wester Schelde heeft geleerd dat de primitieve raming vaak door
de ondervinding wordt gelogenst raft. Spreker zegt het volkomen
eens te zijn met de door den voorzitter aan zuinigheid gegevene
beteekenis, maar het is juist de overluigiug dat deze gelden doel
treffend zullen worden aangewend, welke hem ontbreekt. Geldt
het besproken ontwerp voor eene proeve,dan zal niets hem aan
genamer zijn dan dat de uitkomst zijne vreeze beschaamt.
De heer van Citters betuigt allen eerbied te hebben voor lfet.
persoonlijk gevoelen van den laafsten spreker, en hij juicht
het toe dat deze zich door niets laat afschrikken om zijne mee
ning rondborstig bloot te leggen,ook waar die in strijd is met het
vrij eenstemmig gevoelen van anderen. Voort3 wil hij alleen er
nog op wijzen dat de verbindtenis van den veerman niet kan
geacht worden zouder groote beteekenis I e zijn.omdat die daarbij
toch een betrekkelijk groot geldelijk verlies zou kunnen lijden.
De heer van den Bosch zegt te regt de opmerking gehoord te
hebben, dat er moed toebehoort zijn gevoelen te uiteu, wan
neer dit in strijd is met dat der meerderheid. En toch moet
spreker verklaren veel der bezwaren van den heer Uyttenhoo
ven te deelen en tegen het voorstel te zullen stemmen.
Het voorstel van gedeputeerde staten wordt hierna aange
nomen rnefc 35 tegen 2 stemmen (van dc heeren Uytlenhooven
en van den Bosch.)
Aan de orde is het algemeen verslag over het voorstel betrek
kelijk het adres van de gemeente Sint Anna ter Muiden, om te
gemoetkeming in de kosten van liet lager ouderwijs, uitgebragt
bij monde van den heer J. Ij. de Jonge.
De beraadslaging hierover geopend zijnde, wordt door den
heer Cau er op gewezen dat hij, hoezeer in deze van de noodzake
lijkheid overtuigd, dit voorstel beschouwt als eene eerste schre
de op een langen weg, den staten ter bewandcling voorgeschre
ven door de wet op het lager onderwijs. Hij acht daarom van
belang voorzigtig te zijn'cn wenscht bij de toekenning van eenig
subsidie bepaald te zien dat telken vijf jaren de behoefte aan
voorldurende ondersleuning nader zal onderzocht worden.
De heer E. van Deinse acht die bepaling overbodig, daar
immers telken jare bij de vaststelling der begrooting iedere post
aan de goedkeuring wordt onderworpen.
De heer Cau vermeent intusschen dat. uit het voorstel blijkt
dat zoo lang een door dc gemeente genoten renteloos voorschot
aan de provincie niet is afgelost, door het rijk en de provincie
zamen f260 voor onderwijskosten zal worden bijgedragen.
De heer Buteux licht het voorstel namens gedeputeerde sta
ten loe. Hij wijst op het voorschrift van art. 36 der onderwijs
wet en verzeker! dat, mogt en de financiën der gemeente verbe
teren, daarin nader wijziging te brengen is.
De heer Can, verlof bekomen hebbende om ten derden male
het woord te voeren, verklaart zijne bezwaren opgelost te zien
wanneer de zaak adaiinistra(ief2oo begrepen wordt.
De voorzitter meent te moeten opmerken dat, zoo uit, het ver
slag als uit het gesprokene, schijnt te blijken dat men zich de
zaak voorstelt als of thans reeds toekenning van subsidie ge
schiedt. Dit is echter het geval niet, en het voorstel strekt alleen
om eene berekening te leverenten bewijze dat de gemeente
zelve niet meer dan f 425 tot hel onderwijs kan bijdragen. liet
aandeel door de provincie en het rijk te dragen, moet echter
nog nader blijken. Overigens is die berekening geschied met
het oog op den tegen woordigeu toestand. Zoodra deze óf ver
betert óf nog ongunstiger mogt worden, zal hierop natuurlijk
worden teruggekomen.
Het voorstel van gedeputeerde stalen wordt hierna met alge
meene stemmen aangenomen.
Bij monde van den delfden heer wordt verslag uitgebragt
omtrent het voorstel ter te gemoelkoming van de gemeente
Zuidzande in de kosten van daarstelling van een nieuw school
lokaal en van aankoop ecner onderwijzerswoniug, strekkende
om de regering te adviseren dat die gemeente in deze op f 6000
teramen kosten zelve f3000 kan bijdragen.
Dit voorstel dadelijk in behandeling genomen en doornie
mand het woord gevoerd zijnde, wordt aangenomen met 36
stemmen tegen I (van den heer de Lange.)
Hierop wordt gelijk verslag uitgebragt door den heer Hom-
bach omtrent het voorstel van gedeputeerde staten om afwij
zend te beschikken op een adres van J. Dirkse c. s., wijziging
verlangende in het reglement tot uitoefening der jagt en vis-
scherij, voor wat betreftde wijdte der mazen van het kruisnet.
Dc heer Verhagen wijst op het wenschelijke om duidelijk uit
gemaakt te zieu hoe de wijdte der mazen wordt gemeten. Im
mers, terwijl sommigen dit doen over degrootsle lengte van
knoop tot knoop, beweren eenige rijksveldwachters dat de dia
gonaal van de maas, als vierkant, moet genomen worden. Hij
acht zulks van belang voor dc betrokkenen.
Nadat door deu lieer Buleux verklaard is dat de meting over
de grootste lengte behoort te geschieden, bevestigt de voorzitter
zulks, onder toezeggiug dat de heer procureur-generaal zal
worden uitgenoudigd zijnen ondergeschikten daarop opmerk
zaam te maken
Het voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen
Eindelijk wordt bij monde van den zelfden heer uitgebragt
het verslag omtrent het voorstel tot aanvulling van art. 2 van
het provinciaal reglement op de uitoefening der jagl en visscherij.
Dit voorstel, strekkende om ter voorkoming van verwikke,
ling te verklaren dat «vischtuigen onder eene andere benaming
bekend, doch bij besluit van gedeputeerde staten verklaard tot
een der opgenoemde te behooren, worden gehouden in het arti
kel te zijn opgenomen," heeft alleen een voorstel om de redactie
eeuigzius te wijzigen uitgelokt.
De voorzitter deelt mede dat gedeputeerde staten zich daar
mede vereenigen, en daarop wordt het zonder discussie met
algemeene stemmen goedgekeurd.
Hiermede alle te behandelen punten afgeloopen zijnde, wordt
besloten gedeputeerde staten te magtigen om op de genomene
besluiten, voor zoo veel noodig, de koninklijke goedkeuring aan
te vragen, en de resumtie der tegenwoordige notulen aan dat
collegia op te dragen.
De najaarsvergadering wordt daarop door den voorzitter in
naam des konings gesloten-
TER DRUKKERIJ VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS.