Polders.
De af- en uitwatering van verschillende polders laat voortdu
rend te wenschen. Die van het meerendeel is echter in meer
dere of mindere mate voldoende. Over het algemeen wordt
deze aangelegenheid met ijver behartigd, het zij door het in stand
houden van het goede of het verbeteren van het gebrekkige, het
zij door het beramen of voorbereiden van nieuwe of verbeterde
middelen.
Ookin 1858 is men algemeen voortgegaan met het verdiepen,
verbreeden en schoonmaken van slooten en waterleidingen, tot
meerdere berging en beteren omloop van het landwater. De
overtuiging der groote nuttigheid hiervan, schijnt zich meer en
meer uit te breiden.
In den polder "Walcheren werd eene lengte waterleiding van
1266 ellen verdiept tot 1 el onder het zomerpeil, en verwijd tot
6 ellen bodemsbreedte. De kosten bedroegen f 1360.
Belangrijke herstellingen zijn verrigt aan cle uitwaterings
sluizen van de polders van St. Maartensdijk en van de polders
onder Tholen.
In verschillende polders werden een aantal heulen of duikers
vernieuwd.
De zaak van een nieuw uitwateringskanaal in het voormalige
4de district is in 1858 niet vooruitgegaan.
Verschillende dijksbesturen zijn, voor zoo veel noodig op
merkzaam gemaakt op hetgeen hunne af- en uitwateringen
betrof.
De begrootingen der gewone uitgaven, van de calamiteuse
polders voor 1858, werden vastgesteld op een gezamentlijk be
drag van f791,145,18*.
Wegen.
De wegen welke door het rijk en door de provincie worden
onderhouden, bevinden zich steeds in eenen goeden toestand.
Over het algemeen geldt dit, voor zoo veel bekend is, ook de
kunstwegen welke door gemeenten, wetenschappen of bijzondere
administration worden beheerd. De klei- of aardenwegen zijn
echter niet altijd overal bruikbaar.
Van buitengewone schade aan de wegen is niet gebleken.
In het tijdvak van 1853—185S is tot verbetering van wegen
eene som van f208,974,45 renteloos voorgeschoten.
Uit de ontvangene afschriften van de door burgemeester en
wethouders over 1858 aan de gemeenteraden gedane verslagen
blijkt dat, hoeveel reeds tot verbetering van wegen gedaan zij,
nog veel te doen overblijft.
Bruggen.
Het bouwen van twee bruggen met steenen Iandhoofden over
de waterleiding ten westen van het kanaal van Neuzen, is, met
het afbreken der oude, aanbesteed voor f4750. Eene dier brug
gen ligt in den Sluispolcler, de andere in den Vlooswijkpolder.
Ook de vervanging der brug in de derde verkorting over het
gewezen zijkanaal naar Hulst, door eene nieuwe brug met stee
nen Iandhoofden, is, te zamen met vier steenen duikers, aanbe
steed voor f5340.
landbouw.
De meer dan buitengewone droogte welke gedurende een
groot gedeelte van den zomer heeft geheerscht, en de daarbij
komende hitte, hadden eenen hoogst nadeeligen invloed op vele
o-ewasscn. Vooral was dit met de zomervruchten het geval.
Het beschot van dezen bleef beneden het middelmatige. De
peulvruchten waren daarbij van eene slechte hoedanigheid; ook
het daar van afkomende stroo had voor beestenvoedcrwaar
voor het anders alleen dienstig is, weinig of geene waarde.
Van enkele andere vruchten kan dit evenwel gelukkig niet
gezegd worden.
Zulks is vooral met de tarwe, steeds het hoofdvoovtbrengsel
van den zeeuwschen landbouw, het geval. Onder gunstige om
standigheden uitgezaaid, was de winter als ook de voorzomer
voor deze vrucht gunstig, zoodat opkomst en groeiook gedu
rende het verder zomersaisoen, naar wensch gingen. De ver
wachting die men dan ook van den tarweoogst had, is niet te
leur gesteld, en zou de beste der laatste jaren hebben overtrof
fen, zonder den storm die den 25 julij 1858, juist op het tijdstip
dat dit gewas zijne rijpheid nabij was, in alle deelcn der provin
cie en het meest in de aan zee gelegene gemeenten gewoed
heeft, waardoor gemiddeld 3 mudden per bunder van het zwaar
ste graan is verloren gegaan. Het is ook die storm welke de
plant heeft doen lijden, en waardoor de korrel smal en klein is
gebleven. Zij is echter, hoewel bruin, goed voor de bakkerij en
zeer geschikt voor bewaring, een gevolg van de inzameling welke
met het gunstige weder heeft plaats gehad.
De rouselaarschc tarwe, die nog al in het voormalig 4de
district wordt verbouwd, wordt gezegt het meest van den storm
te hebben geleden.
Hoewel weinig, lieten zich toch al weder sporen van brandko-
ren zien.
De rogge is mede onder gunstige omstandigheden uitgezaaid
en goed opgekomen. De winter is zoo min als het voorjaar aan
dit gewas nadcelig geweest; de aanhoudende droogte en felle
hitte hebben echter eene te vroege rijpwording veroorzaakt,
waardoor de korrel, hoezeer blank en meelrijk, klein is geble
ven hetgeen op de opbrengst van invloed is geweest. Het stroo
is kort gebleven, maar door zijne goede hoedanigheid zeer ge
schikt voor de dijkwerken.
De wintergerst leed niets van de winterkoude en had in den
voorzomer het aanzien van buitengewoon zwaar te zullen wor
den. De groote droogte en felle hitte veroorzaakte echter als
het ware eenen stilstand in haren groei, waardoor het stroo,
dat aanvankelijk eene groote lengte had verkregen, in stevig
heid won en daardoor tot aan de rijpwording van het graan kon
staande blijven. De korrel was niet zwaar maar overigens van
goede hoedanigheid» Het stroo was goed en de opbrengst daar
van bevredigend. De storm heeft ook aan dit gewas, in de
meeste deelen der provincie, veel nadeel foegebragt. Vooral
wordt dit nadeel groot genoemd in de aan zee gelegen gemeen
ten van het voormalig 4de district.
De zomergerst werd tijdig en onder gunstige omstandigheden
in den grond gebragt. De ccrstgczaaide ontwikkelde meer en
beter stroo en graan dan de later gezaaide. Zij leed veel van de
langdurige droogte en hitte en van den storm op 25 julij 1858.
Waren de aanhoudende droogte en hitte nadeelig voor vele
gewassen, voorliet havergewas waren zij vooral schadelijk. De
ontwikkeling ging zeer traag, waardoor het stroo kort en de
opbrengst, ook van graan, verre beneden het middelmatige is
gebleven; wel heeft de later gevallen regen nog eenigzins gun
stig op dit gewas gewerkt, maar is dan ook de oorzaak gewor
den dat de inzameling is bcmoeijelijkt.
Het wincer-koolzaad dat door het drooge weder van den vori-
gen herfst zich v<5(5r den winter weinig ontwikkelde is niet bestand
geweest tegen de winterkoude en is daardoor zoo zeer gedund,
dat veel is omgeploegd geworden. Het overgeblevene heeft
daarna, even als het zomer-koolzaad, veel door cle droogte en
hitte geleden, terwijl cle glanskever en de luis nog veel verwoes
tingen daaronder hebben aangerigt. Beide gewassen leverden
weinig stroo. Het zaad is weinig olierijk. De opbrengst is ver
beneden een middelmag beschot.
De paarden- en duivenboonen zijn mislukt te noemen, ten
gevolge van de droogte en de hitte, terwijl de zoogenaamde
bladluis de vernieling dezer vrucht voltooide. Het stroo was
kort en slecht en voor becstcnvoeder bijna niet te gebruiken.
Van onderscheidene velden was de opkomst de inzameling niet
waard. Duivenboonen worden alleen in de voormalige 4de en
5de districten en in het eiland Zuidbeveland geteelt; het meest
in het 4de district.
Witte en bruine boonen, welke in het voormalig 4de district
en in het eiland Noordbeveland alleen voor eigen gebruik zijn
geteeld, lieten nog al wat goeds verwachten tot aan den meer
besprokenen storm, welke cle bloem voor een gedeelte vernie
tigde, waardoor de peulzetting werd verhinderd. De opbrengst
is clan ook beneden het middelmatige en de vrucht door de lang
durige droogte en hitte klein gebleven. Over cle hoedanigheid
wordt niet geklaagd.
De erwten, zoo wel de witte of gele en graauwe, die in cle
provincie weiuig en bijna uitsluitend in de voormalige 4de en
5de districten worden verbouwd, als cle groene, zijn met de
paarden- en duivenboonen gelijk te stellen. De min gunstige
toestand waarin deze gewassen zich ten gevolge van het koude
voorjaar bevonden, verbeterde tegen de maand junij. Zij gin
gen evenwel zeer achteruit door de hitte in die maand, terwijl de
plant met half julij dermate met ongedierte bezet was, dat hare
ontwikkeling geheel belet en het stroo voor veevoeder bijna
geheel ongeschikt werd. De opbrengst, vooral van cle groene
erwten, is dan ook zeer gering geweest, terwijl de hoedanigheid
veel te wenschen overliet, aangezien zij niet goed koolcs waren.
De aardappelen werden door de aanhoudende droogte in
hunne ontwikkeling belemmerd, maar hebben door den later
gevallene regen hunnen groei hernomen, zoo dat zij aan cle ge
koesterde verwachting hebben beantwoord en een beschot
geleverd, zoo als dit sints 1S45 geen plaats heeft gehad. Op
cenigc velden is de gewone ziekte waargenomendeze bepaalde
zich evenwel veelal tot het loof; daar waar zij zich tot cle knol
uitstrekte, was zij toch niet van dien omvang dat het op de op
brengst van blijkbaren invloed is geweest; zij waren overliet
algemeen goed van smaak en groot van stuk.
De boekweit is ten gevolge van de aanhoudende droogte in
haren groei belemmerd ook de groote hitte tijdens het blocijen
deed veel nadeel; de korrel bleef onvolwassen, zoo dat de op
brengst van dit gewas niet bevredigend is geweest en de vrucht
daarbij ligt is uitgevallen. De boekweit wordt bijna alleen in de
voormalige 4de en 5de districten verbouwd.
De meekrap kwam, na in den winter weinig van de koude te
hebben geleden, in het voorjaar gezond voor den dag. De lang
durige droogte, ongunstig voor andere gewassen, werkte zeer
gunstig op deze plant,zoodat deze teelt de gunstigste uitkomsten
heeft opgeleverd. Door sommigen wordt de opbrengst het dub
bele genoemd van vroegere jaren. De wortel der driejarige was
niet zoo blank als die van de tweejarige. Door de hooge prijzen
in 1857 is toen veel tweejarige gedolven, zoo dat in 1858 wei
nig driejarige voorhanden was.
Het vlas is algemeen tegengevallenveel is er dientenge
volge omgeploegd. Het geblevene heeft weinig opgebragt. De
hoedanigheid was slecht, en weinig had den gewonen wasdom.
Gebrek aan regen en de groote hitte worden als oorzaken van
deze ongunstige uitkomsten genoemd.
De prijs van het vlas wordt zeer niteenloopende opgegeven
groen te velde bedong men van f 160 tot f 390 de bunder; per
steen is het gemiddeld voor f2,50 verkocht.
De pacht van het vlasland wordt opgegeven van f150 tot
f240 de bunder. Vele partijen zijn echter, op den dag van be
raad, door de pachters aan de eigenaars of gebruikers der lan
den gelaten.
De graslanden hebben meestal allerongunstigste uitkomsten
opgeleverd. Bijna overal is gebrek geweest aan voedsel voor het
vee. De toestand der weilanden is door den later gevallen regen
wel eenigzins verbeterd, maar niet van belang en te laat om er
genot van te hebben.
Dc hoeveelheid van het ingezamelde hooi hetwelk evenwel
van uitmuntende hoedanigheid was, bedroeg dan ook maar een
derde gedeelte van hetgeen gewoonlijk gewonnen wordt.
Ook cle klavers vielen ongunstig uit; van de eerste snede was
de opbrengst gering. De tot hooi bestemde klavers, leverden
niet de helft van een gewoon gewas, terwijl zij veel met onkruid
waren doorwassen, hetgeen gevolgelijk van veel invloed is ge
weest op cle waarde van dezelven als veevoeder. De tweede
snede heeft door den later gevallen regen iets betere uitkomst
opgeleverd doch cle opbrengst ook daarvan is beneden het mid
delmatige gebleven.
De wortelgewassen daarentegen hebben vrij algemeen goed
opgebragt. Bij de schaarschte van het hooi heeft den bouw van
deze gewassen nog al uitbreiding verkregen. De vroege vorst
in het najaar heeft echter aan den landman nog al mocijelijkhe-
den berokkend.
Yoor de landerijen besteedt men nog steeds lioogo prijzen;
zij zijn opgegeven te zijn per bunder als volgt:
in koop. in huur.
in het voormalige 4de distrct f 1200 f40
in,, 5de van 450 totf1400.van f22f65
in Zuid-Beveland 800 .35f50
in Walcheren van 600 tot f 1000. -40f60
in Tholen 560 f42
in Schouwen en Duiveland 500 40
Was de warmte gunstig voor de bijenteelt, men verkreeg
toch, zoo als men meldt, belangrijk minder honig en was, daar
het de bijen, ten gevolge van den geringen koolzaad-bouw aan
voedsel heeft ontbroken. Tot beoordeeling van de al of niet
gunstige uitkomsten doet dit evenwel niets af, aangezien maar
enkele personen in dit gewest zich met de bijenteelt bezig hou
den.
In de wijze van bemesting en het gebrek van mestspeciën is
wederom wel, doch weinig vooruitgang waargenomen.
De uitkomsten vooral van het gebruik van guano zijn niet
medegevallen. Men schrijft zulks toe aan de groote droogte.
Er schijnt nog al veel uitvoer van haardasch en andere mest
speciën plaats te hebbenimmers hier en daar wordt daarover
geklaagd en als reden aangegeven van de hooge prijzen die men
voor mestspeciën besteden moet.
Jagt en visscherij.
Jagt.
De staat van het jagtvcld was in het afgeloopen jaar voldoen
de. Er werd over het algemeen veel klein wild aangetroffen.
Waterwild was er weinig.
Het getal der in 1858 afgegeven jagtacten was als volgt: groote
jagtacten tot alie geoorloofd jagtbedrijf: 24, groote jagtacten
als boven, met uitzondering der lange jagt en valkenjagt: 373,
kleine jagtacten tot de jagtbedrijven iu art. 15 litt. e,f en g ge
noemd 12.
Het regt hiervan bedroeg f 6375, onverminderd het regt van
zegel.
Iïostelooze vergunningen tot uitoefening van het jagtbedrijf,
vermeld bij art. 15 g der wet van den 18 junij 1857 ("Staatsblad
no. 87,) werden niet verleend.
Het vertoond gedood schadelijk gedierte bestond uit 1 moer
vos, 1 arend, 1 valk, 1 wouw, 8 fluwijnen, 41 wezels, 160 bun-
sings en 50 sperwers.
Visscherij in de binnenwateren.
De visscherij op de Schelde en de zeeuwschc stroomen heeft,
even als in het voorgaande jaar, geene voordeelige uitkomsten
opgeleverd.
De bot- en garnalenvangst was niet voordeelig, cle laatste
vischsoort vond daarenboven geen goeden aftrek.
De vangst van rog, scharren en molenaar was gering, panha
ring en sardijn vertoonden zich in het geheel niet. De oester-
vangst was eenigzins beter dan in 1S57, doch de prijs van die
visch was in het begin zoo laag dat de visschers geringe ver
diensten hadden.
Uit Arnenmidcn werd een getal van 18 hoogaartsen ieder
met 2 a 3 koppen bemand, voor deze visscherij gebezigd.
Yoor de visschers te Bruinisse kon cle oester- en mossclvis*
scherij voordeelig genoemd worden. Nogthans was de oester
over het algemeen klein, cle mossel mager en ter verzending on
geschikt.
De door 7 te Clingc te huis behoorende visschers uitgeoefende
ansjovisvangst was ruim. Dc prijs was f 1,25 de honderd stuks.
De visschers te Graauw hebben, ten getale van 36, de aldaar
aanwezige mossel'oanken beviseht.
De opbrengst, die als geringer dan in 1857 is opgegeven, kon
slechts op f 5000 geschat worden, dat is f2000 minder dan in het
vorige jaar.
Yolgens cle opgave van het gemeentebestuur van Philippine
was de mosselvangst voor de aldaar tehuis behoorende visschers
bijzonder druk, doch waren de prijzen laag. Van de zeesterren
zijn de mosselbanken dit jaar bevrijd gebleven.
Er wei den door eenen te St. Annaland te huis behoorenden
visscher21 zeehonden gevangen.
De door visschers uit Tholen uitgeoefende ansjovisvangst
wordt als buitengewoon gunstig opgegeven. De vangst van mos
selen cn haring wordt ruim genoemd.
Hel getal der afgegeven vischacten was in 185S als volgt:
groote vischacten tot het gebruik van alle geoorloofd vischtuig:
134, kleine vischacten tot het gebruik van een geoorloofd visch
tuig: 462; waarvoor, onverminderd het zegelregt, aan regt
werd betaald f 1363.
Het getal der aan onvermogende personen kosteloos afgege
ven vergunningen tot visschcn beliep 505.
Visscherij buitengaats.
Dc knstvisschcrij die door arnemuidsche visschers met 11
bezaanschuiten, 1 kottcrschuit en 1 sloep werd uitgeoefend, wns
even als 111 het vorige jaar niet gunstig te noemen.
Die visscherij werd ook door enkele te Zierikzec te huis be
hoorende visschers uitgeoefend. Ook werd aldaar eene visch-?
sloep, onder het bestuur van den heer H. A. van IJsselstcyn, ter
vischvaugst uitgerust. Deze ondernemingleverdegunstige uit
komsten op.
("Wordt vervolgd.)
TER DRUKKERIJ VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS.