MIDDELBURGSCHE COURANT. N° 96. Donderdag 1859. 11 Augustus. Deze courant verschijnt des dingsdagsdonderdags en zaturdags. Binnen deze gemeente en Vlissin gen geschiedt de uitgave den avond te voren ten 8 ure. De abonnementsprijs per drie maanden is J 3franco per post 3,4-0. De inzending van advertenties kan geschieden tot tien ure des morgensop den dag der uitgave. De prijs van gewone advertenties is 22 cent per regel; van huwelijks, geboorte of doodbekendma- kingen enz., van één tot zes regels f 1,50, voor eiken regel daarboveD 22 cent. Buitengewoon groote letters worden berekend naar de plaats die zij innemen. Voor elke plaatsing moet 35 cent voor zegel worden betaald. De betaling geschiedt kontant. Bij deze courant behoort een bijvoegsel. Editie van woensdag avond 8 ure. rianlioniïigtngea TAMEMIJKSIlföTM.RltflïlIULEHGEaEmBESIl'IEJi.. Ifennisgevinff. Opening iler jagt op lilein wild. De commissaris des konings in de provincie Zeeland, maakt bekend, dat, ingevolge hel besluit van gedeputeerde staten, de jagt op klein wild in deze provincie geopeud wordt op maandag den 22 augustus aanstaande voorts dat het uitoefenen der korte jagt dagelijks, met uitzon dering van deu zondag, en der lange jagt op den maandag, woensdag en zaturdag van iedere week, als ook op de vier dagen voorafgaande aan de sluiting dier jagt zal geoorloofd wezen. Deze kennisgeving zal in het provinciaal blad geplaatst en zullen afdrukken in plano aan de gemeentebesturen ter aan plakking gezonden worden. Middelburg den 8 augustus 1859. De commissaris des konings voornoemd S. VAN HEEMSTRA. töinncnlanöscijc tijdingen. Niddelhurs ÏO augustus, Wij zien ons thans in slaat gesteld ook het adres, door gede puteerde staten dezer provincie aan de tweede kamer der sta ten generaal ingezonden, ter zake van de spoorwegen, aan onze lezers mede te deelen. Het is gedagleekend 20 julij 1859 |en luidt als volgt: Mijne lieeren In de maand october van het vorigejaar namen wij de vrijheid aan Uwe kamer een afdruk te zenden van een aan Z. M.den koning door ons aangeboden adres, en te gelijk er tijd.U wen vermogenden invloed in te roepen ter eindelijke verwezenlijking van de daarbij behandelde zaak, den aanleg namelijk van eenen spoorweg, uitgaande van Vlissingen, om Zeeland met Noord brabant en zoo met de verdere gewesten des rijks te verbinden. 1) Tot de indiening van dat adres aan den koning en de mede- deeling daarvan vervolgens aan U vonden wij ons genoopt, we gens de zekerheid die wij hadden verkregen, dat bij de regering destijds het voornemen bestoud de daarsielling van een spoor wegnet in ganseh Nederland door geldelijke ondersteuning van gouvernementswege krachtdadig te helpen bevorderen, maar juist den evengemelden weg door ons gewest en op Vlissingen vooreerst hiervan nog uit te sluiten. Sedert, Mijne heeren, is bij Uwe kamer van de regering een ontwerp van wet ingekomen tot bekrachtiging van eenige arti kelen der concessie voor den aanleg cn de exploitatie van de zuiderspoorwegen. Bij deze concessie is aan de heeren Jan Pieter Bredius en jhr. Jan Willem van Sypestcyn de toestemming verleend tot het aanleggen en exploiteren, onder anderen, van eenen spoorweg van Vlissingen, langs Middelburg, Goes en Bergen op Zoom naar Rozeudaal eu Breda terwijl bij gedacht wetsontwerp wordt voorgesteld de bepalingen, opgenomen in de artt. 4, 20, 81,83, 84,85 en 86 der coucessie, bij de wette bekrachtigen, en alzoo ook die, waarbij mede voor het tot den aanleg van den straks genoemden weg op te nemen kapitaal, eene zekere rente door den staat gewaarborgd wordt, benevens die waarbij aan concessionarissen voor het maken van eenen dam in deOoster- 1) [De beide hier bedoelde adressen zijn in hun geheel opge nomen in de Middelburgsche courant van 14 October 1858, no. 123.] Schelde en van eene brug over het Sloe, een subsidie tot het daarbij aangegeven bedrag verzekerd is. Schijnbaar is derhalve bij de regelingdezer aangelegenheid ook op de belangen onzer provincie gelet, en is bij de plannen der regering, met opzigt tot het bevorderen van de daarstelling van spoorwegen, Zeeland niet vergeten of achteruitgezet. Schijnbaarzeiden wij, en wij betreuren dit woord met nadruk ■te moeten herhalen, daar men, bij eene aandachtige lezing van de voorwaarden der concessie in haar geheel, duidelijk bespeurt dat het der regering met den aanleg van dien weg op Vlissingen ook nu zelfs nog volstrekt geene ernst is. maar dat integendeel ook thans weder waar is, wat wij de vrijheid namen bij ons aan den koning ingediend adres eerbiedig onder HD. aandacht te brengen, dat namelijk Zeeland ten deze opzigte met zoele be loften op hetgeen eene onzekere toekomst welligt geven zal, wordt tevreden gesteld. Bij deze voorwaarden toch wordt voor den aanleg van den spoorweg van Rotterdam tot, Maast richt eene tijdruimte van zes jaren toegestaan; worden verder concessionarissen niet enkel ongehouden, maar zelfs onbevoegd verklaard vóór dat deze weg is voltooid, met de lijn van Vlissingen tot Rozeudaal eenen aanvang te maken; behoudt eindelijk de regering, door de bepaling aan het slot van art. 28 dat bij niet voldoening der concessionarissen aan de gestelde termijnen de concessie ver valt, tenzij de vertraging het gevolg van overmagt, buiten schuld van de concessionarissen sij, de bevoegdheid aan zich die termijnen, naar goedvinden, te kunnen verlengenen wat deze bevoegdheid beteekent, waar, gelijk hier, de ouwederleg- bare bewijzen geleverd zijn, dat men de daarstelling van den Zeeuwschen spoorweg op Vlissingen ongaarne zoude zien, en niet dan met weerzin en schoorvoetende en nog maar zelfs in de verte het uitzigt daarop geopend heeft, zal hier wel niet behoe ven te worden uit een gezet. Zeelands ingezetenen. Mijne heeren, begrijpen dan ook zeer goed dat zij voor hun gewest, zoo min van liet-wetsontwerp als van de concessie welke daartoe aanleiding gaf, iets goeds heb ben te wachten, en gevoelig, ora ons van geene sterkere uitdruk king te .bedienen, voor de bejegening die zij van de zijde der regering met opzigt tot deze aangelegenheid ondervinden, kan het geenszins bevreemden dat hunne vertegenwoordigers, in hunne nu onlangs gelioudene zomervergadering, ons met een parigheid van stemmen den last hebben opgedragen de belan gen der provincie betrekkelijk de daarstelling van den geweusch- teu spoorweg, als zijnde voor haar eene levenskwestie te bevorderen. Wij gelooven aan dien last in deze oogenblikken het best te zullen voldoen, door ons andermaal tot Uwe vergadering te wenden, naardien hare aandacht, door het ingediende wetsont werp zelf, tegenwoordig in het bijzonder op dit belangrijke onderwerp is gevestigd geworden. Wij onthouden ons daarbij evenwel, Mijne heeren! in uit voerige beschouwingen te treden, waarom de daarstelling van den reeds sedert jaren geprojecteerden Zeeuwschen spoorweg, wel verre van op den achtergrond te worden geplaatst, integen deel, onzes inziens, allereerst m aanmerking behoorde genomen te worden. Wij zouden toch vreezen hierdoor in eene noode- I looze herhaling te vervallen van datgene wat ten dien opzigte reeds in vroegere aau Uwe kamer gerigte stukken is gezegd geworden. Liever bepalen wij ons, ter Uwer herinnering aan derzelver inhoud, hierbij op nieuw voor ieder Uwer leden een afdruk te voegen, zoo van ons adres van den 1 oclober des vori- gen jaars, als van het daarbij behandelde verzoekschrift aan Z. M. den koning. Wij vertrouwen tocb bij die adressen, alhoewel beknopt, echter voldoendede redenen te hebben uiteengezet, die het wen- schelijke van liet spoedig tot stand komen van den spoorweg op Vlissingen buiten allen twijfel stellente hebben bewezen dat bij deze zaak niet uitsluitend het belang van de provincie Zee land, maar inderdaad dat van ons gemeeue vaderland betrokken is; eindelijk te hebben aangetoond welke indirecte voordeden uit deze onderneming hoogst waarschijnlijk voor Nederland, zoo door landaanwinning als anderzins, zullen voortvloeijen. Trouwens,Mijne heeren de regering zelve heeft thans an dermaal het nut van dezen weg erkend en toegestemd, daar in een tegenovergesteld geval, tot het tot stand komen daarvan, hoezeer dan in de toekomst, door haar zeer zeker geene onder steuning var. rijkswege zou zijn voorgesteld; een feit te opmer kelijker daar bij haar, wat wij reeds hierboven hebben opgemerkt, om reden, die wij misschien wel kunnen gissen doch hier niet zullen vermelden, zich bij voortduring eene zekere vooringeno menheid tegen denzeiven openbaart. Hierin echter slaat zij, wij erkennen het, met alleen, maar zoo men nagaat van waar de stemmen uitgaan welke zich daartegen doen-hooren, en de wijze waarop dit geschiedt, dan moet juist deze tegenstand el ken on- partijdigen waarnemer van het hoog belaug van het bezit van eene spoonvegliju door Zeeland op Vlissingen overtuigen. Im mers, ware wat van zoodanige lijn voor het vaderland wordt gewacht eene hersenschim, van waar, vragen wij. dan de tegen stand, die hare daarstelling nu reeds sedert jaren ontmoet? Ware die lijn van een ondergeschikt en van een louter plaatse lijk of gewestelijk belang, waarom, vragen wij nog eens, zoo heftig, zelfs in deu vreemde, daartegen zich aangekant Die tegenstand, Mijne heeren! zal echter ten laatste,wij durven zulks vertrouwen, door Uwe kanier worden gebroken want hoe meer zij de zaak onderzoekt en boe meer zij daarin doordringt., hoe meer zij de overtuiging zal erlangen dat het belang van Nederland werkelijk vordert, gezwegen nog van de billijke aanspraken onzer provincie daarop, dat met- deu spoor weg op Vlissingen, de oudste waarvoor eene concessie werd verleend, eindelijk en na jaren toevens een aau vang wordt gemaakt. Met aandrang, Mijne heeren! verzoeken wij U van Uwe zijde te willen bevorderen, en het daarheen te wenden, dat zoo de aan de heeren Bredius en van Sypesteyn verleende concessie Uwe goedkeuring overigens moge wegdragen, in de voor waarden althans zoodanige wijziging worde gebragt dat die lieeren niet slechts bevoegd, maar zelfs verpligt worden ver klaard gelijktijdig mei de lijn van Rotterdam,een begin te maken met de daarstelling van de lijn van Vlissingen, en deze binnen een niet te lang tijdsverloop tevolt.ooijen, en het tot stand ko men van deze laatste lijn dus niet afhaukelijk te stellen van het volfooijen van eenen weg, die, wegeus de eigenaardig daaraan verboudene moeijeliiklieden, misschien nog gedurende ettelijke jaren tot de vrome wenschen zal behooren. Maandag avond heeft, een jongen bij het koek hakken op de markt het ongeluk gehad aan een zijner makkers een vingertop geheel af Ie hakken. De gewonde jongen begaf zich dadelijk naar het bureau van poiicie, alwaar de officier van gezondheid van Minden, die zich in de nabijheid bevond, zich heeft beijverd de eerste heelkundige hulp toe te brengen. Er bestaat weinig hoop dat de vingertop za! behouden blijven. f Uit Vlissingen meldt men ons dat heden nacht opde hoogte van Ellewoutsdijk een tjalk met. vlas geladen, door een heviger, windvlaag is overvallen, waardoor het vaartuig overzijde gesla gen eu vol water geloopen is. Het is heden morgen door de sleepsloomboot Union II in de haven van Vlissingen gesleept.» om te worden gelost. Uit Wiesbaden wordt onder dagteekening van 5 dezer ge meld, dat Z. M. de koning aldaar van Eisenach per sneltrein is aangekomen des voormiddags ten 11$ ure, vergezeld van j'nr. de Koek, directeur van Zr. Ms. kabinet, en baror. Snouckaert van Schauburg, Z. M.aajudaut. Ten 1 urebragtde hertog van Nas sau met zijn zoon een bezoek op 's konings villa. Deu 6 zou Z. M. met gevolg bij den hertog van Nassau dineren. Naar rmen verneemt zullen HH. KK.HH. prink en prinses Hendrik zich, na de badplaats Liebenstein te hebben bezocht, weder naar .Luxemburg begeven, om aldaar eenigen tijd tever- toeven.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1859 | | pagina 1