vennootschapgedekt door één kapitaal, en de eerste serie van ohligatien is even zoo wel ten behoeve der zeeuwsclie lijn als de laatste, onverschillig welke werken men voor dit geld uitvoert. Wij meenen, mijne heeren, door het aangevoerde genoegzaam onze vrees te hebben gewettigd dat de aangehaalde voorwaar den, welverre van den zeeuwschen spoorweg te begunstigen, dat plan inderdaad met, vernietiging bedreigen, lloeonregt- raardig en onstaatkundig dat is, veroorlooven wij ons nog kor- telijk aan te toonen: L)e Zeeuwsch Liinburgsche lijn is," om hier de woorden van den lieer Fijnje(T) over te nemen, de Nestor onder de nederlandsche niet uitgevoerde spoorwegen. De eerste concessie van dezen weg dateert reeds van 11 maart 1S46. Er beslaat ook geen spoorweg in Nederland die met zoo veel wederwaardigheden, zoo veel moeiten, zooveel tegenstand en vooral met zoo veel tegenstrijdigheden te kampen had, en waarvan de technische bezwaren meer overdreven zijn voor gesteld." Deze woorden bevatten, helaaszuivere historische waarheid. De veel gerucht gemaakt hebbende geschiedenis van den zeeuwsch-limburgschcn spoorweg is algemeen en ook bij uwe vergadering bekend. De oogen der industriëlen uit alle landen waren iu de laatste 13 jaren steeds op die lijn als op eene der doelmatigste en meest belovende gevestigd. Naauwelijks waren onderhandelingen met de regering afgebroken of nieuwe werden weder aangevangen. Bij onderscheidene gelegenheden werd door de regering het nut van deze lijn erkend. Voorloopige concessien werden verleend, eerst den 11 maart 1846, later den 21 augustus 1854, eindelijk iu het voorjaar van 1856. De iaatstgenoemde is echter niet tot uitvoering gekomen, om redenen welke algemeen hekend zijn. Bijna gelijktijdig kwam het plan bij de regering tot rijpheid om, daartoe gedrongen door den guustigen slaat der schatkist, het spoorweg-systeem op groole schaal in ons rijk in te voeren, en door subsidien en rente garantie de vrije nijverheid aan te moedigen en te ondersteunen, ten einde deze reuzenwerken tot stand te brengen. Met geestdrift, en blijdschap werd dit alom vernomen en niet hel minst door de concessionarissen van den zeeuwschen weg, welke te regt meenden aanspraak te mogen maken op de zelfde voorrcgten welke aan andere lijnen werden toegekend. De regering destyds meende dat echter anders te moe ten begrijpen, voorgevende dat de concessie, als verleend zijnde vóór de aanneming van liet. systeem van rente garantie en sub sidie, als geheel op zichzelveu staande moest, beschouwd wor den. Het natuurlijk en onvermijdelijk gevolg er van was dat de zeeuwsche lijn van eene veel slechtere conditie werd dan alle andere geprojecteerde lijnen en de ondernemers zich terug trokken. Eindelijk stond de combinatie Suermondt c. s. op, en verkreeg de aanbieding der concessie, doch wederom op voorwaarden welke zij niet kon aannemen, en nu meende de regering baar te moeten aanbieden aan de concessionarissen van den weg van Botterdam naar Maastricht, die daarom niet gevraagd hadden, maat zich die lieten welgevalleu, op voorwaarden voor hen zoo aannemelijk, dat men langs alle zijden de vcrpligtiug orn den weg Ie maken kan ontduiken. Wij vragen het vrijmoedig, mijne heeren, of deze handelwijze regtvaardig is te noemen? en of Zeeland verdiend heeft met hare nijvere, trouwe en vaderlandslievende bevolking te worden afgesneden van alle middelen van vooruitgang? Niets voorzeker ware billijker geweest, dan dat de zeeuwsche lijn ter wilie harer antecedenten, in de allereerste plaats ware lot stand gebragt. Toch zou Zeeland niet over onbillijkheid geklaagd hebben indien hare lijn gelijktijdig met de andere geprojecteerde lijnen ware in het aanzijn geroepen, maar haar geheel op den achter grond te zien stellen en wel onder voorwaarden die ernstige bekommering moeten te weeg brengen of het plan wel ooit. zal uitgevoerd worden is meer dan men van moedig geduld kan vergen. Niet minder dan onregtvaardig is het onderwerp van ons be klag ook onstaatkundig. Wij zullen thans niet uitvoerig spreken, mijne heeren, over de groote voortrefFelijkheid van het zeegat te Vlissingen. Wij veronderstellen dat de volle overtuiging daarvan bij uwe verga ring bestaat. Maar wij willen nogmaals daarop wijzen, dat Vlissingen aan biedt wat op andere punten niet dan met onzekere kansen van welslagen en met ontzettende opofferingen kan verkregen wor den. Al ontkennen wij niet de zeer groote nuttigheid om Am sterdam en RoMerdam een beteren toegang naar zee te verschaffen, zoo is het toch niet Ie loochenen, dat eerst na veel jaren aldaar kan verkregen worden wat te Vlissingen voor de 1.) Bijdrage tot de kennis der voorgestelde of ontworpc: jsederlandsche spoorwegen. Gorinchem 1859. Bladz. 255. hand ligt en met betrekkelijk zeer geringe kosten kan benuttigd worden, zoodat reeds lang de invloed dezer uitmuntende zee haven op den Nederlandsclien handel zal ondervonden, zijn eer dat men nog met de doorgraving van Holland op zijn smalst of de verbetering van den waterweg langs de Maas een aanvang zal hebben gemaakt. Voorts meenen wij in ernstige bedenking te moeten geven, of het met. eene gezonde staatkunde overeen te brengenzij.dat men eene gelieele provincie aan verarming prijs geeft, terwijl men de middelen bezit oni zulks te voorkomen. Reeds is de invloed merkbaar, inzonderheid in de steden en vooral in de hoofdstad. De uitgestelde hoop op de venvezen- lijking van liet spoorwegplan heeft reeds vele der nijverste en vlijtigste inwoners met. moedeloosheid aangegrepen reeds zijn de gebouwde eigendommen veel in reële waarde en in huur waarde verminderd; waar nog cenige welvaart opgemerkt wordt is zij hoogstens sfafionair, ma ar houdt op ver na niet gelijken tred van vooruitgang met meest alle andere steden oiizes vaderlands. Wat Zeeland noodig heeft is het bezit van gemeenschap de aansluiting met het vaste land, door de zelfde middelen als waardoorde handel bloeit in andere steden onzes rijks en die reeds geheel ofgrootendeels in het bezit dier mid delen zijn. Die middelen nu worden Zeeland weder gedurende minstens zes jaren of naar onze beschouwingswijze waarschijnlijk voor altijd onthouden; ja, het is nog erger, want door het bouwen der bruggen, dwars over den waterweg naar Rotterdam wordt Zeelands kleine scheepvaart belemmerd en hare eenige handels gemeenschap alzoo nog bemoeijdijkt, zonder haar daarvoor iets in de plaats te geven. Het onvermijdelijk gevolg hiervan zal zijn dat alle grond bezittingen van lieverlede in waarde zullen dalen en alzoo aan merkelijk minder aan de schatkist zullen opbrengendat de handel en de industrie haar kwijnend leven niet meer kunnende volhouden zich elders zullen trachten te vestigen; de fabriekan ten bij de onmogelijkheid om met. lain fabrikaat te concurreren, hunne fabrieken zullen sluiten, en alzoo Zeeland eindelijk wor den zal wat nu reeds kan vooruitgezien worden, een verlaten post, een afgesloten gedeelte van Nederland. Wij hebben ons veroorloofd, mijne heeren, met nadrukke lijke!) ernst onze bezwaren tegen de voorwaarden der concessie voorde Zuider spoorwegen uiteen te zetten en daarbij niet. ge schroomd met Zeeuwsche openhartigheid onze gevoelens geheel en duidelijk uil Ie spreken. Aan u, mijne heeren! vertegen woordigers des Nederlandsclien volks, zal eerlang de beslissing staan of een deel van het volk mag opgeofferd worden aan het geheel, en of onze voorgedragene bezwaren gegrond zijn of niet. Wij hopen van uwe regt vaardigheid eene ontkennende beant woording van liet eerste, en verwachten van uwe wijsheid eene toestemmende beantwoording van het laatste, terwijl wij dit verzoekschrift eindigen, met als onzen wensch en bede te kennen te geven, dat het uwe vergadering moge behagen: De voorwaarden der concessie voor de Zuider spoorwegen, zoo als die behoudens bekrachtiging bij de wet, door de heeren Bredius enSijpesteyn zijn aangenomen, niet goed ie keuren, ten zij zoodanig veranderd of geamendeerd dat de Zeeuwsche lijn de prioriteit liebbe boven de Rotterdam-Maastriclilsche, of voor liet minst dat de lijnen gelijktijdig worden daargesteld en het lot van den Zeeuwschen spoorweg niet worde afhankelijk gemaakt, van eene hoogst, onzekere toekomst. Middelburg 13 julij 1859. öintuTÜanösciif tijïmujcn. .Iliildelliurg 15 julij* Bij de gisteren te Vlissingen in het werk gestelde pogingen om het fregatschip met stoomvermogen //Zeeland" te water te (aten, heeft zich het zeifde verschijnsel voorgedaan cfat bij de beide vorige aldaar gebouwde schepen heeft, plaats gehad. liet schip verliet omstreeks ter halverwege de hellingen bleef plotseling steken. Men verdiept zich in gissingen wat hiervan de oorzaak kan zijn, daar ook ditmaal de meest mogelijkcmaatregeien van voor zorg waren genomen. Er worden middelen aangewend om het heden te water te brengen. Gisteren morgen is ter reede van Vlissingen aangekomen Zr. Ms. stoomschip Cycloop, konimandant de kapitein-luitenant ter zee J. p. G- Muller, welk vaartuig voorloopig aldaar blij ven zal. Eergisteren is van Brouwershaven in zee gezeild het fregat schip Bilderdijk, kapifc. M, Lö^cheri, bestemd naar Batavia, met welken bodem worden overgevoerd de majoor L. Rijsendaal, de kapitein R. J. B. Eickelberg, de le luitenant G. van Vuuren en de 2e luit. J. Visscher, benevens 20 onderofficieren en korpo raals. Dit kommando zal tc Lissabon overnemen het detache ment, hetwelkonlangsmethet schip Alcor naar Batavia vertrok, en welk schip te Lissabon is binnengeloopen om schade te herstellen. Door de Nederlandsche handelmaatschappij zijn bevracht vijf schepen voor Amsterdam, drie voor Rotterdam, een voor Schiedam en een voor Dordrecht. De benoeming van den gepensioneerden majoor Keurenaer tot. directeur der Delftsche akademie heeft daar groot opzien gebaard. Eenige docenten hebben zich bij adres aan den koning gerigt, om Z. M. te verzoeken die benoeming in te trekken, omdat de benoemde noch door rang, noch door naam aanspraak kan maken op zulk eene onderscheiding, en omdat het toezigt van den directeur op het onderwijs een man vordert, met dat ouderwijs en zijne eischen vertrouwd, welke eigenschap zij aan den nieuw benoemde ontzeggen. Dr. Overduyn, die zich door de benoeming van den majoor gekreukt gevoelde, en die zijn ont slag bekwam als lid en secretaris van den raad van bestuur, is daardoor zóp gegriefd, dat. hij in een brief aan den koning ver klaard heeft, dat, nu hij het vertrouwen van Z. M. scheen te hebben verbeurd, li ij ook het uiterlijke teeken daarvan niet op de borst kon dragen, waarom hij het ordeleeken van den Ne derlandsclien leeuw terug zendt. "Wij vernemen, dat aan den Nederlandschen consul-generaal in Lombardije, is opgedragen de belangen der oostenrijksclie onderdanen aldaar waar te nemen. Z. K. H. prins Erederik der Nederlanden heeft in een bijzon- der gehoor ontvangen den graaf von Thun, raad van legatie vam het oostenrijksclie gezantschap le 's Gravenhage. Men verneemt dat Z. D. H. de hertog van Saxen Weimar Eisenach aan den gepensioneerden generaal majoor der infante rie Mathon te Breda, de orde,van den Witten Valk heeft over handigd bij gelegenheid van een diner, ter gedachtenis aan de öOjariïce kennismaking op het slagveld bij Wagrarn den 5den julij 1809. Terwijl in het Oldambt (Groningen) het koolzaad gedorscht en het winterkoren gezicht moet worden, is er op sommige plaatsen groot gebrek aan arbeiders, zoo dat liet weekloon dan ook tot eene ongehoorde hoogte is opgevoerd, zóó zelfs, dat op eenige plaatsen, voor het zichten en binden van een deimt gerst, benevens de kost, acht a negen gulden wordt besteed. Niette genstaande dit een dagloon geeft van zes gulden, zag men voor eenige dagen nog oostfriesche arbeiders aan den weg liggen, wachtende op hooger loon. Verkiezingen. Tot leden van de eerste kamer der staten generaal zijn den 12 dezer, door de provinciale stalen in de verschillende provinciën gekozen Noordbraband. Gekozen in plaats van jhr. mr. M. A. J. van der Beken Pasteel, die voor eene herkiezing bedankt had, de heer L. Rijsterborgh, hoofd-ingenieur van den waterstaat. Gelderland. Herkazen jhr. mr. C-E. J. F. van Nispen van Pannerden en jhr. mr. C. H. baron van Rheneu vanRhemens- huizen. Zuidholland. Herkozen de heeren A. van Weel Dz. en mr. P. Loopuyt. Noordhoiland. Gekozen jhr. C. Hartsen, in plaats van den heer A. F. Insinger, en herkozen de heer F. van der Ouder- meulen. Zeeland. Gekozen in plaats van jhr. mr. M. C. Paspoort van Grijpskerke, die niet meer in aanmerking verlangde te komen, de heer J. Fransen van de Putte, te Goes. Utrecht. Gekozen de heer J. baron Taets van Amerongen van Natewisch, in plaats van den lieer J. D. C. G. W. baron d'Ablaiug van Giessenburg. en herkozen jhr. mr. J. Huydeco- per van Maarsseveen. Friesland. Herkozen jhr. mr. F. J. J. van Eysinga. Overijssel. Herkozen mr. J. D. C. baron van Heeckeren vaa Wassenaar lot Twickel. Groningen. Herkozen mr. J. J. Cremers. Limburg. Gekozen in plaats van den heer P. Regout, jhr. F. Michiels van Kessenich. Tot lid van de tweede kamer is bij de plaats gehad hebbende herstemming iu het hoofdkiesdistrict Breda, gekozen de heer C. W. Oomen met 1020 stemmenop den heer H. Guljé waren 1001 stem uien uit gebragt. Benoemingen en hesluiten. Eervol ontslag verleend bij besluit van 10 dezer, bij d« dienstdoende schutterij te Middelburg, aan mr. N. C. Lam. brechtsen van Ritlhem en aan mr. P. J. Callenfels, als lste luitenants, de laatstgenoemde uit hoofde van verandering van woonplaats; en le benoemen bij de dienstdoende schutterij te

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1859 | | pagina 2