MIDDELBURGSCHE
N°' 85.
Zaturdag
1859.
COURANT.
16 Julij.
Deze courant verschijnt des dingsdagsdonderdags en zaturdags. Binnen deze gemeente en Vlissm-
yen geschiedt de uitgave den avond te voren ten 8 ure.
De abonnementsprijs per drie maanden is 3franco per post f 3,40.
De inzending van advertentien kan geschieden tot tien ure des morgens, op den dag der uitgave.
De prijs van gewone advertentien is 22 cent per regel; van huwelijks, geboorte of doodbekendm*
kingen enz., van één tot zes regels 1,50, voor eiken regel daarboveD 22 cent.
Buitengewoon groote letters worden berekend naar de plaats die zij innemen.
Voor elke plaatsing moet 35 cent voor zegel worden betaald. De betaling geschiedt kontant.
Bij doze courant behoort een bijvoegsel.
Editie van vrijdag avond 8 ure.
3attkcmiHitimjcn
fASflETIilJKSBESTCUR.PIlllflSClALEEiHEMEÏÏEBESTCBEl
Oproeping.
Ter uitvoering van liet door den raad der gemeenteJGoes,
bij besluit van den 11 april 1853 gearresteerd plan van ver
evening en vernietiging der obligalien der gevestigde schuld
ten laste dezer gemeente, welk plan in de Goessche courant
van dea2junij 1853 is opgenomen; worden door burgemeester
en wethouders van de zelfde gemeente, de houders der voor-
zeide obligatien uitgenoodigd, om in de maanden augustus en
september dezes jaars, aan den burgemeester schrifielijk aan
gifte te doen van de obligatien, niet opgave van dagteekening,
nonimer en bedrag van het kapitaal, welke zij genegen zullen
zijn in den loop dezes jaars, tegen contante betaling van 30 pet.
van de obligatien wegens achterstalligeu intrest, loopende ad 1
pet., welke voluit betaald wordt, en die vdór alle anderen zullen
afgelost worden; en van de overige obligatien (waarvan de
intrest met 1 /3 betaald wordt), die uitgegeven ten intresse van
2 pet. met 20 ten honderd; die ten inlresse van 2£ met 25 ten
honderddie ten intresse a 3 pet. met 30 ten honderddie ten
intresse a 3$ pet. met 35 ten honderd die ten intresse a 4 pet.»
met 40 ten honderd, en aanbetaling van den intrest tot het
einde van dat jaar, uit de gemeentekas te doen aflossenen
welke alsdan in de aflossing of uitlooting ter aflossing zullen
worden begrepen.
De biljetten van aangifte ziju gratis verkrijgbaar ter secre
tarie dezer gemeente.
Zulleude deze advertentie worden geplaatst in de Staats-,
Middelburgsche- en Goessche couranten.
Gedaan ten raadhuize van Goes, den 9 julij 1859.
Burgemeester en wethouders van Goes,
J. W. VAN KERKWIJK, wethouder.
De secretaris,
H. C. PILAAR,
ZËK11USC1IK SPOORWEG,
De tijd is welligt niet ver meer verwijderd dat de ver
tegenwoordigers van liet nederlandsche volk) zulfen ge
roepen worden eene beslissing te nemen aangaande de
daarstelling van spoonvegen in het zuiden des rijks.
Een daarop betrekkelijk wetsontwerp is door de regering
ingediend, en de leden van de tweede kamer der staten-
generaal hebben daarvan bereids kennis genomen.
Met de beslissing der volksvertegenwoordiging, wij
behoeven het voor onze lezers slechts aan te stippen, is ook
over het toekomstige lot van Zeeland het oordeel uitge
sproken.
De regering toch, reeds bij herhaling hebben wij er op
gewezen, verlangt van de staten generaal de bekrachtiging
eener concessie, waardoor, indien zij mogt worden ver
leend, de hoop van Zeeland, om even als de overige pro
vinciën des rijks in het voorregt te deelen van door mid
delen van gemeenschap overeenkomstig de eischen dezer
eeuw, aan het wereldverkeer te worden aangesloten, voor
altijd welligt, wordt afgesneden.
De verijdeling dezer hoop zou voor onze provincie des
rijks te smartelijker, des Ie noodlottiger zijn, naarmate
sedert talrijke jaren door haar al het mogelijke is beproefd
tot de verwezenlijking, en zij de overtuiging bezit de
meest gegronde aanspraken te hebben.
De kamer van koophandel alhier en de commissie tot
bevordering der belangen van den Zeeuwsch-Duitschen j
spoorweg, beide hebben met krachtige taal zich andermaal
gewend tot de tweede kamer, en hen inuit voerige adres
sen onverbloemd de gevoelens kenbaar gemaakt welke de
bevolking dezer provincie bezielen.
Elk ingezetene wien de toekomst van Zeeland, van ge
heel Nederland ter harte gaat, zal begeerig zijn aan de
geuite gevoelens zijne goedkeuring te hechten.
Daartoe is de gelegenheid geopend en voor Middelburg
gemakkelijk gemaakt. Een adres van adhtesie aan het
adres van de kamer van koophandel is reeds ontworpen
en ligt van morgen 16 dezer gedurende eenige dagen in
de Concertzaal op de Groenmarkt ter teekening.
Dat elk ingezetene dan toone het gewigt van het oogen-
blik te beseffen en, eer het te laat is, nog zijne stem voege
bij die der anderenopdat het dreigende onheil zoo
mogelijk worde afgewend.
Het adres van de kamer van koophandel is van den
volgenden inhoud.
Aan de tweede kamer der staten generaal.
De kanier van koophandel en f-.bi ieken te Middelburg, ken
nis genomen hebbende van de
Voorwaarden, waar naar conces.de is verleend voor den
aanleg en exploitatie van een spoorweg van Rotterdam, langs
Dordrecht, BredaTilburg, 's Ilerlogenbosch en Helmond naar
y'enlo. Roermondg\\ Maastrichtvan een spoorweg van Venlo
en v&w Roermond naar de Truissische grenzenen van een spoor
weg van ylissingen, langs Middelburg, Goes, en Bergen op Zoom
naar Rozcndaal en Breda.
heeft met het oog inzonderheid op laatstgenoemde lijn, ge
meend hare bezwaren tegen den inhoud dezer voorwaarden in
een bescheiden adres aan uwe vergadering te moeten mede
deelen.
De kamer voelt zich daartoe geroepen en verpligt omdat hier
alles op het spel slaat.
Nooit was voor den Zeeuwschen spoorweg, bet vraagpunt
van te zijn of niet te zijn" hagchelijker.
Thans "net stilzwijgen te bewaren, zou onvergeeflijk en onher
stelbaar zijn.
Oppervlakkig beschouwd moge het bevreemding wekken dat
de kamer zich met deze bezwaren thans tot uwe vergadering
wendt, namelijk op een tijdstip dat blijkens den inhoud der
voorwaarden hiervoren vermeld, de weg van Vlissingen tot
Rozendaal en Breda, bepaaldelijk onder de uit te voeren lijnen
is opgenomen en de werken zijn omschreven.
Maar mijne heerendeze bevreemding zal zoo wij hopen
geheel wijken wanneer wij hebben aangetoond wat wij ons bij
dit adres voorstellen te doen, dat de Zeeuwsch-Liinburgsche
spoorweg, gedurende het gansche tijdvak zijner merkwaardige
geschiedenis, nooit verder verwijderd is geweest van zijne ver-
wezenlijking, dan juist nu', op het oogenhlik, dat de regering
hem schijubaar begunstigt,
Grievend is deze ervaring voor Zeelandgrievender nog, het
te moeten uitspreken, dat de strekking der aangehaalde voor
waarden, blijkbaar daar henen leidt om dit grootsche plan,
waarvan de geheele toekomst van een der schoonste provinciën
afhangt, voor altijd in rook te doen verdwijnen.
Tot staving van dit ons beweren, beroepen wij ons eerst en
vooral op art. 28 der voorwaarden. In alinea 3 van dit art. wordt
bepaald. //Voorde lijn van Viissingen tot Rozendaal, wordt de
termijn voor de oplevering en het in exploitatie brengen gesteld
op vier jaren nadat de weg van Rotterdam tot Maastricht, voor
de exploitatie is geopend; met de werken voor die lijn wordt
geen aanvang gemaakt voor dat de weg van Rotterdam tot
Maastricht voltooid is."
Blijkbaar wordt door deze bepaling de zeeuwsche lijn achter
uit gezet entot in het oneindige verschoven. Hare
daarstelling wordt afhankelijk gemaakt van de voltooijiog bin
nen zes jaren der lijn van Rotterdam, en niet slechts van de
voltooijing maar van het in exploitatie brengen. Er volgt dus
uit dat indien laatstgenoemde lijn. in plaats van in zes jaren
eerst in tien of twintigjaren gereed is. de zeeuwsche lijn (niet
tegenstaande die blijkens het aangehaalde art. in vier jaren kan
gereed zijn) zoolang moet wachten, ja zelfs dat indien het een
maal mogt blijken dat de geprojecteerde lijn van Rotterdam
naar Maastricht met zulke groote bezwaren te kampen had, dat
hare verwezenlijking de krachten der particuliere nijverheid,
hoezeer ook gesteund door 'srijks schatkist, te bovenging, Zee
land voor altijd zou moeten verstoken zijn en blijven van eenen
spoorweg, die deze belangrijke provincie welke bovendien de
besle zeehaven bezit van het geheele rijk, met bet vasteland
verbindt.
Dat de strafbepaling bij alinea 4 van genoemd art. 28 bedreigd
op het niet volvoeren der werken binnen den bepaalden tijd
geen genoegzame waarborg aanbiedt, blijkt eerstens uit den
aard dier strafbepaling zelve, ten anderen uit de daaraan toege
voegde reserve.
De strafbepaling isvervallen van de concessie.
Daar nu de zeeuwsche lijn in de zelfde concessie begrepen is,
j vervalt zij tegelijk met de concessie voor de lijn van Rotterdam
naar Maastricht. Dan kan wel is waar eene nieuwe concessie
voor de zeeuwsche lijn worden aangevraagd, maar dan komt
het plan weder op een geheel nieuw terrein en de löjarige ge
schiedenis van den Zeeuwsch limburgsche spoorweg heeft het
geleerd, hoe gemakkelijk middelen kunnen gevonden worden,
wanneer men die zoeken wil, ter verijdeling van een plan dat,
hoe ook doorgezond verstand en verlichte staathuishoudkunde
zich aanbevelende, het ongeluk heeft van de partijzuchten den
naijver op te wekken van andere steden of streken.
Maar wat bovendien aan die strafbepaling allen waarborg
voor de zekerheid der uitvoering van den Zeeuwschen weg ten
eenenmale ontneemt, is de reserve waarmede zij gepaard gaat,
vervat in deze woorden «-tenzij de vertraging het gevolg van
overmagt, huiteu schuld van de concessionarissen zij."
Wat is overmagt? Wat is de schuld van de concessionarissen
en wat is hunne schuld niet Blijkbaar reserveert de regering
zich de beoordeeliug daarvan; maar wij behoeven het niet ie
zeggen, Mijne heeren! aan hoe ontelbaar veel kwade kansen
de zeeuwsche Jijn dan bloot staaf.
Een tijdelijke geldcrisis, eene te late levering van materieel,
eene onverwachte tegenspoed of misrekening kan als «over
magt," beschouwd worden, en het gevolg kan er van zijn dat
jaren aan jaren de zeeuwsche lijn kan op den achtergrond ge
steld worden, om nooit wij zeggen nooit, tol verwezenlijking
te komen.
Dat deze vrees niet overdreven is wordt nog duidelijker, wan
neer wij haar in verband beschouwen met art. 82, waarbij aan
de concessionarissen de bevoegdheid wordt, toegekend,om voor-
loopig geen grooter kapitaal dan het voorden aanleg van den
weg van Rotterdam naar Maastricht benoodigde bijeen te bren
gen en hetgeen voor den weg van Vlissingen naar Breda
benoodigd is, later door de uitgifte eener nieuwe serie van aan
deelen inde vennootschap aan te vullen.
Naar ons oordeel st raait in dit arlikel de bedoeling door om
de zeeuwsche lijn niet tot stand te brengen; want ofschoon de
zeeuwsche lijn in de zelfde coucessie wordt begrepen, wordt zij
toch financieel scherp afgescheiden gehouden, zoo dat geene
bezwaren van financielen of administratievenaard teeeniger
tijd hare geheele staking behoeven in den weg te staan. Intus-
schen is er voor de aangehaalde bepaling geen re^en-de^kbaar,
indien de uitvoering van de zeeuwsche lijn verpligt
andere wóordert'.'indieh het wezenlijk ernst is haar daaH"e
stellen, j )\V
Dan jwordt de zaak der zuidcr spoorwegen ééné zaak, éép.»
V
J V.