Vervolg; van liet verslag- der vergadering van de provinciale staten. Zitting van 12 julij. Na dat zoo wel de heer Fokker als de voorzitter nog nader hun gevoelen hadden toegelicht, terwijl de heer Verhagen ver klaarde de zienswijze des voorzitters te deelen, wordt in om vraag gebragt om alsnu over te gaan toteeue derde stemming tusschen de heeren Fransen van de Putte, de Jonge van Elle- ineeten Vis. De uitslag dier stemming is, dat 36 leden zich voor en 1 (de heer Fokker) legen verklaren, waarna tot die stem ming wordt overgegaan. Daarbij bekomen de heeren Fransen van de Putte 17, de Jonge van Eliemcet löen Vis 9 stemmen, terwijl men 1 blanco briefje in de bus bevondt. Alsnu wederom geene volstrekte meerderheid behaald zijnde, wordt overgegaan toteeue vierde stemming tusschen de heeren Fransen van de Putteen de Jonge van Ellemeet. Daarbij bekomt eerstgenoemde 20, en laatstgenoemde 14 stemmen, terwij! drie billellen blanco waren. De heer Fransen van de Pultealzoo de volstrekte meerder heid bekomen hebbende, wordt door den voorzitter geprocla meerd tot lid vati de eerste kamer der staten generaal en, als ter vergadering tegenwoordig, uitgenoodigd zich zoo mogelijk om trent de aanneming te verklaren. Die heer verklaart deze eervolle benoeming te aanvaarden en verzoekt verlof, om vóór de sluiting dezer zomervergadering nog een woord tol de leden te mogen rigteu. De leden van het stembureau worden hierop door den voor zitter bedankt voor hunne betnoeijingen. De zitting wordt hierop geschorst. 13ij de hervatting is aan de orde het verslag van de rappor teurs der afdeelingen, aangaande de verantwoording van gede puteerde staten wegens de enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten eu uitgaven over 1857, uifgebragt bij monde van den heer Verhagen. Dit onderwerp heeft in de afdeeling lot geene opmerkingen aanleiding gegeven. In stemming gebragt wordt het met alge- meene stemmen goedgekeurd terwijl de leden van gedeputeerde slateu zich van medestemmen onthouden volgens art. 120 der provinciale wet, met dien verstande, dal, thans nog de afgotre- dene leden de Jonge van Ellemeet en Vis niet, maarde onlangs benoemde leden Buteuxen van Eek, wel medestemmen. Aan de orde zijn de verslagen van de rapporteurs der afdee lingen op de navolgende voorstellen van gedeputeerde stalen, als: a. tot onderhandsche verpachting van het overzetveer aan het Sloe voor den tijd van twee jaren b. tot verkoop van een stuk grond nevens den straatweg van Zierikzce naar Zijpe; c. tot het nader verleenen van ecu renteloos voorschot aan het dijksbestuur van den Hoofdplaatpolderd. omtrent het adres van den ingenieur Lebrete. om aan den gewezen steigerschuit- schipper J. Adriaansen op nieuw eene gratificatie te verleenen; /.betrekkelijk de helling van opcenten voor de calamiteuse pol ders in 1860 \cj. tot wijziging van de begroeting der provinciale inkomsten eu uitgaven voor 1S53 h. tot verhooging van den post op de provinciale begrooting voor 1859 voor het provin ciaal archief, in verband met de daarstelling eener provinciale bibliotheek. Respective!ijk uitgebragt bij monde van de heeren de Casern- broot. lloogenboom, Hammacher, Sprenger, Dronkers, Piers- sens, Hoffmann en Egberts Risseeuw. De vijf eerstgenoemde voorstellen gaven totgeeuerlei belang rijke opmerkingen aanleiding en werden dadelijk zonder beraad slaging goedgekeurd, voor zoo veel de vier eerste betreft met algemeenestemmen, en wat het vijfde aangaatjnet 36 stemmen tegen 1 (van den beer Verhagen.) Bij het zesde traden de heeren Hammacher en Verhagen iu een uitvoerig betoog van de huns inziens ongrondwettigheid omeenigerlei belasting anders dan volgens eene wet te heffen. In omvraag gebragt werd dit voorstel aangenomen met 33 tegen 4 stemmen, (tegen stemden de heer Hammacher, Verha gen, Hombacheu Pierssens.) Het 7de voorstel werd zonder discussie aangenomen met 36 tegen 1 (van den heer Egberts Risseeuw.) Tegen het laatstgenoemde, strekkende om onder hoofdstuk Sart. 5der uitgave vandcproviucialehuishoudelijkebegrooling voor 1859, uit te trekken onder de omschrijving //provinciaal archief en bibliotheek" de som van f800, zijn in de afdeelingen eenige bedenkingen gemaakt. Hoewel men in het algemeeu dat doel zeer toejuichte, was de vraag gerezeu of, eu in hoe verre gedeputeerde staten reeds feitelijk tot de oprigting ccner bibliotheek mogten besluiten. Sommige van de leden verklaarden zich uitsluitend tot de bij- pcnverzameling en rangschikking van c(e aanwezige boeken anderen waren niet tegen uitbreiding doch wenschten dat vooral het provinciaal karakter behouden bleef. Bij de dadelijke behandeling stelde de heer Verhagen een amendement voor, strekkende om de omschrijving te lezen: //Provinciaal archief en kosten van bijeenverzameling en rang schikking der aanwezige boekwerken," hetwelk werd onder steund door den heer J. L. de Jonge, de Casembroot, Homback en Pierssens. Nadat de voorsteller dit kortelijk had toegelicht met te ver klaren dat er bij hem tegen het beginsel gewigtige bedenkingen bestaan, bestreed de heer Blaaubeen dit amendement, hetwelk die spreker meent dat berust op de hypothese alsof gedepu teerde stalen hunne bevoegdheid zouden zijn te buiten gegaan. Door hen is echter voorshands alleen besloten om het thans verspreide te verzamelen. Nadat de lieer Verhagen dit nog wcderlegd had, zijn de be raadslagingen gesloten, en is het amendement van dien heer verworpen met 28 tegen 9 stemmen (voor stemden de heeren Verhagen, Hammacher, de Casembroot, Sergeant, Hoffman, jüecius, Callenfels, liombach en Pierssens De beraadslagingen weder op nieuw geopend zijnde, daar eenige leden in het denkbeeld verkeerden dat zij alleen gesloten waren voor zoo veel betreft het amendement, vraagt de heer Can eenige inlichting, waarvan hij zijne uit te brengen slem afhankelijk maakt. Voor eene openbare bibliotheek van alge meene wetenschappelijke strekking toch zou hij geene gelden durven toestaan, maar bepaalt men het plan binnen zekere gren zen, en zal de uitbreiding alleen betrekking hebben op de ge schiedenis, wetgeving en slaatsregt van Nederland, Zeeland en de zeeuwsehe gemeenten, dan voorspelt hij zich veel goeds zon der te groote opofferingen. De heer J. L. de Jonge verklaart die zienswijze geheel te deelen. De heer de Jonge van Ellemeet verklaart het vroeger wel eens betreurd te hebben dat onze provinciale begrooling tot hiertoe eene bijna uitsluitend stoffelijke strekking had. Hij betuigt den lieer Fokker, wien alleen de eer van dit ontwerp toekomt, zijnen dank, en zal zich verblijden als de besprokene post op de be grooting prijkt. Hij hoopt echter dat men niet (e enge grenzen zal stellen eu immers bovenal eene provinciale verzameling beóoge. De lieer Fokker zet het plan van gedeputeerde staten nader uiteen. Zoo als in zijn voorstel is uitgedruktzou eene uitbrei ding der bibliotheek hoofdzakelijk gelden de aanvulling der thans vertegenwoordigde vakken, geschiedenis, regtsgeleerd- heid en wetgeving. Dat. zal de beste aanvulling zijn op hst zeer goede archief dat men bezit. Hij acht het echter ook mocijelijk de commissie ten deze te zeer te binden. Nadat de heeren J. L. de Jonge en Cau, dien spreker bedankt hadden, verklaart de heer Verhagen te volharden bijzijn uitge drukte zienswijze. Zoo lang er nog vele noodzakelijke behoef ten zijn, acht die spreker zich niet geregtigd aan eene uitbrei ding, anders dan bij ruiling, zijne stem te geven. Dc heer W. M. U. de Jonge hetuigt teri slotte mede zijn ge noegen, dat op de begrooting voorlaan een post voor kunsten en wetenschappen zal prijken, er bij wenschende dat gedepu teerde staten hieraan zoo veel doenlijk nog eenige uitbreiding zullen geven, daar dit gewest lot hiertoe bij andere provinciën in dit opzigt zeer ten achter was. Het voorstel van gedepnteer de stalen wordt len slotte in omvraag gebragt en aangenomen niet 35 tegen 2 stemmen (van de heeren Verhagen en liombach.) Bij monde van den lieer Hoffman wordt uitgebragt liet. ver slag van de commissie van rapporteurs: a. aangaande de be grooting der kosten van liet, provinciaal bestuur voor zoo veel het rijksbestuur is voor 1S60. Dit heeft tot geene bedenkingen geleid en wordt zonder discussie eenstemmig aangenomen* b. van de begrooting der enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven voor 1860. met een voorstel van gede puteerde stalen betreffende de te heffen opcenten op de grond en personele belastingen ten behoeve der provincie, met het voorstel van gedeputeerde staten, betreffende de heffing van provinciale opcenten, en een adres van J. M- Ceelen, wed. van Hertum, om weder met eeue gratificatie te worden begunstigd. Bij de dadelijke behandeling van dit onderwerp, waartegen in de afdeelingen geene bedenkingen rezen, treedt de heer Fransen van de Putte in een uitvoerig betoog omtrent de wen- scheJijkheid van minder opcenten te beffen, ten einde vooral geene belasting te kapitaliseren. Hij betreurt liet voorts in het verslag omtrent den toestand der proviucic, alleen eerst nu eene opgave van den stand over .1857 te hebben aangetroffen en geenerlei opgaven te hebben omtrent den toestand der provinciale financien, op het tegen woordig oogenblik. De lieer van der Bilt deelt de vreeze van den vorigen spreker niet, voor groote batige saldos, waardoor men in de gelegenheid zal zijn, gelden tot nuttige doeleiden te besteden. Voor zoo ver mogelijk is de geldelijke toestand over het dienstjaar 1S58, in liet verslag opgenomen. Eene opgave over het loopende dienst jaar zou, vreest hij, tot weinig leiden. Nadat beide sprekers andermaal op het door hen aangevoer de zijn teruggekomen, en dat door den voorzitter is opgemerkt dat het verslag omtrent den toestand der provincie onmogelijk spoediger kan worden uitgegeven, verklaart de heer Lantsheer dit laatste te moeten beamen, doch met den heer Fransen van de Putte iu te stemmen dat eeue opgave omtrent den stand der comptabiliteit, van het jaar waarin eene volgende begrooting wordt ingediend, als bijlage daarbij wel wenschelijk ware. De voorzitter beantwoordt die sprekers nog kortelijk, waarna de algemeene beschouwingen worden gesloten cn de behande ling der begrooting wordt aangevangen, beginuende met de uilgaven. De heeren de Smidt, Blaaubeen, Lantsheer, Callenfels en de Jonge van Ellemeet verwijderen zich. Bij hoofdstuk I, afd. 1 art. 3, jaarwedden van de opzigters bij wegen eu andere werken, f2.100, heeft de heer Hammacher den toestand der provinciale opzigters, weiken hij veel minder gunstig dan die der rijks opzigters acht, in de aandacht van gedeputeerde staten aanbevolen. Hoofdstuk VIII, art. 9, gratificatie aan de weduwe J. van Hertum goedgekeurd zijnde, is tevens op liet daartoe betrekke lijk adres gunstig beschikt, terwijl alleen de heer Verhagen er zich tegen verklaarde. Bij arl. 10, uitgaven Ier bevordering van den landbouw en de veeteelt in Zeeland, f988, vroegde heerVerhagen of die uitgave niet alleen geschiedt aan de maatschappij van landbouw en vee teelt, in welk geval hij zulks bepaald wilde uitgedrukt zieu. Nadat de heeren van der Bilt, Vis en Fokker dit erkend, docli op den historischen oorsprong sedert 1851, bij de ophef fing van hel fonds van landbouw, hadden gewezen, is dit arti kel onveranderd aangenomen. Vervolgens worden de ontvangsten eu het hoofdstuk voor onvoorziene uitgaven onveranderd goedgekeurd, en daarna de geheele begrooling met algemeene stemmen aangenomen tot een tol aal bedrag van f 107,308,09. Evenzeer wordt eenparig aangenomen het voorstel van gede puteerde staten betreffende de heffing van provinciale opcenten. Thans wordt de conclusie van het rapport, op liet adres van korenmolenaars en voerlieden, om wijziging te brengen iu het reglement op de buurtwegen eu voetpaden, aangenomen niet 24 tegen 9 stemmen. (Tegen hebben gestemd de heeren Mazure, lloogenboom, Egberts Risseeuw, Moolenburgh, Hoffman,Ben- teyn, Hom bach, Pierssens en Schout Velihuys.) Wordt gelezen een voorstel van den heer F. van Deinse, strekkende om gedeputeerde staten uit te uoodigen de belan gen dezer provincie op zoodanige wijze, als zij meest geschikt zullen oordeelen, bij dc regering te bevorderen, ten aanzien van liet thans aanhangige wetsontwerp lot het verleenen van con cessie voor du Zuiderspoorwegen. Vele leden ondersteunden dit voorstel, hetwelk door den voor- steiler kortelijk toegelicht en bij acclamatie aangenomen werd. Eindelijk wordt, bij monde van den lieer Verhagen uitgebragt het algemeen verslag der afdeelingen omtrent het ontwerp- poiderreglement, en't daarbij gevoegd overzigt van de beschou wingen der waterschapsbesturen. Uit dit verslag blijkt dat men zich iu eeue afdeeling vóór en in twee andere tegen het drukken en ronddeelen dier beschou wingen had verklaard eu het ontwerp zelf niet was in behande ling genomen. De voorzitter gelooft, dus in omvraag te moeten brengen of bedoeld overzigt al of uiet zal gedrukt worden. De heer J. L. de Jonge verklaart zich daar zeer tegen en zou dit beschouwen als geld verspild. Na nog eenige discussie, waarbij de voorzitter herinnert dat ook gedeputeerde staten van dat denkbeeld zijn uitgegaan, wordt in omvraag gebragt of die stukken zullen gedrukt worden, en dit ontkennend beantwoord met 26 tegen 6 stemmen. Thans stelt de voorzitter voor, alle hiertoe betrekkelijke stuk ken andermaal te verzenden naar de afdeelingen om het regle ment zelf te behandelen. De lieer F. van Deinse wcnschte dit te bepalen op de volgende vergadering. Na uitvoerige discussie wordt met 17 legen 15 stemmen het voorstel des voorzitters verworpen; dien tengevolge wordt als nu geacht liet denkbeeld van den heer F. van Deinse te zijn aangenomen.(voor stemden de 'neeren Snijder, van Citters,Fok ker, Vis, Hammacher, Verhagen, Mazure, Egberts Risseeuw, Fransen van de Putte, Buteux, Dronkers, Moolenburgh, Hoff man, Hombacheu J. L. de Jonge). Ten slotte worden gedeputeerde gemagtigd voor zoo veel uoodig de koninklijke goedkeuring op genomen besluiten te vra- c-en en aan hen de resumtie opgedragen van de notulen dezer laatste zitting. De heer Fransen van de Putte rigt ten slotte een afscheids woord aan de leden en den voorzitter, zijne tienjarige loopbaan in deze vergadering zal bij hem de aangenaamste herinnering achterlaten, en hij hoopt ook in andere betrekking blijken te kunnen geven van zijn streven om het welzijn van Zeeland te bevorderen. Hierop sluit de voorzittter de zomervergadering iu naam deskonings. TER DRUKKERIJ VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS, UITGEVERS VAN DE M1DDELBURGSCHE COURANT.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1859 | | pagina 7