e. a., de heer jhr. H. C. van Panhuys, surnumerair bij het vak
der belastingen ter provinciale directie van Groningen.
De heer A. van Schelven, visiteur der in-en uitgaande reg-
ten en accijusen te Vlissingen, is in zijne betrekking overge
plaatst naar Dordrecht.
lierk- enHcliouInieuu'N.
Door kerkvoogden der nederduitsche hervormde gemeente
alhier is benoemd tot organist in de Koorkerk, de heer F. C.
Matzinger, alhier.
Ds. G. de YV. van Lakerveld Kellerman, predikant bij de
hervormde gemeente te Hulst, zal, ten gevolge van voortduren
de ongesteldheid tegen den 1 september aanstaande zijn emeri
taat aanvragen.
Woensdag is te 's Gravenhage geopend de 4iste verga
dering van de Algemeene synode der nederlandsche hervormde
kerk, zamengesteld als volgtpresident H. G. J. van Does-
burgh, predikant te Rotterdam, afgevaardigde van Zuidholland;
vice president P. A. C. liugenholtz, predikant te Dokkum, af
gevaardigde uit Frieslandsecundus van den vice-president J.
P. H. Reijers, predikant te Brouwershaven, afgevaardigde uit
Zeeland waarnemend secretaris P. Jas, predikant te 's Graven
hage; quaestor generaal C. van Rinsum.te Amsterdam. Hoog-
lcerarcn praeadvisereude leden: dr.N. C. Kist, hoogleeraar te
Leyden, dr. 13. ter Haar, hoogleeraar te Utrecht, dr. W. Muur-
ling, hoogleeraar te Groningen. Afgevaardigde predikanten en
ouderlingen uit Gelderland, A C. de Meijier, predikant te
ArnhemNoordholland, M. N. J. Moltzer, predikant te Haar
lem Utrecht, J. F. Wetter, predikant te Vreeswijk J. A. C-
van dar Meer van Kuffeler, ouderling te RhenenFriesland,
J"). A. Escher, ouderling te Dokkum Overijssel L. Vroon, pre
dikant. te Zwolle; mr. D. G Kortenbout van der Sluis, ouderling
te Almelo; Groningen, G. YV. Sannes, predikant feOostwold;
Noordbrabant, G. J. G Harmsen, predikant te Valkeuswaard
Drenthe, J. B. F. Heerspink, predikant te Gieten; Limburg,
D. C. Tomkins, predikant te Broek en Geul; van wege de com
missie lot de zaken der waalsche kerken, J. F. C. Kronenberg,
predikant te Arnhem van wege de commissie tot de zaken der
protestantsche kerken in Nederlandsch Oost- en YVcst-Indie,
J. O. Zaalberg Pz., theol. dr., predikant te 's Gravenhage.
Jl. dingsdag is door den algemeenen kerkeraad der her
vormde gemeente te Amsterdam, het volgende alphabelisch
gestelde zestal geformeerd: de heeren li. P. Berlage, theol.
doet. te Zalt-BommelJ. J. L. ten Kate, te MiddelburgF.
Lnurillard, theol. doet. te Leyden; T. Poortman, te Zwolle
J Romeny H. Jz., te LeeuwardenJ. G. Schuuririg J. Dz„ te
iloorn.
Ter voorziening in de vacante predikanUpIaats bij de
nederduitsche hervormde gemeente te Rotterdam, ontstaan
door de benoeming van den heer. J. I. Doedes tot hoogleeraar
te Utrecht, is uitliet zestal het volgende drietal opgemaakt:
de heeren T. YV. O. Rogge, te Oud- eu Nieuw-Roodkerk, J.
G. Schuuring, te Hoorn en B. ter Haar, Ie Nijmegen.
fïHrlne t-:ï« tejrer,
•}- Z.Mstoomschip Sindoro is hedenmorgen in het drooge
dok te Vlissingen gehaald, ten einde de vereiseht wordende
reparatien te ondergaan.
De officier machinist A. Sol is van Hellevoetsluis over
geplaatst naar Vlissingen, om aldaar toe te zien bij de plaatsing
der stoommachines in het sloomfregat Zeeland, hetwelk in de
volgende week te water wordt gelaten.
«Post-indische iiutouien.
Volgens de brieven en dagbladen thans per overiandmail uit
Nederlandsch Indie ontvangen, gedagteekend 7 mei. hadden
cr tc Boni geene verdere krijgsverrigtingen plaats gehad, vol
gens de van daar ontvangene tijdingen, loopende tot 21 april.
Alle troepen, welke de expeditie derwaarts hadden uitge
maakt, waren toen uit de golf van Boni vertrokken met
achterlating eener bezetting te Badjoa.
Deze bezetting is getrokken uit het 14de'oataillon infanterie,
van hetwelk nog twee kompagnicn leBoelecomba achterblij
ven, om eiken niogelijken aanval van Boni uit te kunnen weder-
s'aan, terwijl het overige gedeelte van het zelve naar Makasser
i3 vertrokken om ook van die zijde de garnizoenen te versterken,
Het 10de bafaillon was in het begin van mei te Batavia
teruggekeerd. Plet 3de bataillon met de 3 pd. batterij der expe
ditie en het delachenieut kavallerie van Batavia is te Makassar
gebleven, om, wanneer de zieken hersteld zullen zijn den
oorlog tegen Boni te hervatten. Xutusschen blijven de bonische
kusten geblokkeerd.
Van toenadering van de zijde van Boni is nog niets verno
men, doch een der hoofden van de Noorder-districten heeft
verzekerd, dat Soping en YY'adjo wilden beproeven de koningin
van Boni te onttroonen, daar de ondervinding heeft geleerd,
dat Boni, door eene vrouw geregeerd wordende, steeds in oor
log gewikkeld en in het ongeluk gestort is geweest.
Een vroeger oerigt maakte melding van het heerschen der
cho'era, waarsan 4 officieren en mindere militairen waren be
zweken, hetwelk, in verband met bet jaargetijde, het vertrek uit
Badjoa had doen bespoedigen. Den kapitein der infanterie W.
Rijken, waren aldaar de functien van civiel gezaghebber opge
dragen, in wiens instruction is bepaald bij eventuele toenadering
en opening tot vredesonderhandelingen vau de zijde van Boni,
de zich daartoe aanmeldende personen te verwijzen naar den
gouverneur van Celebes en onderhoorigheden.
Ken artikel in het Bataviaasch handelsblad zwaait bij deze
gelegenheid lof toe aan ons legeren de verdedigingsmiddelen,
inzonderheid ook de artillerie, doch de schrijver daarvan be
treurt tevens ten sterkste dat de kavallerie in Nederlandsch
Indie zoo buitengewoon genonchaleerd is. Als een gevolg
daarvanMieeft men, volgens dat artikel, geenerlei vruchten van
de overwinning kunnen plukken. Immers nu moest men den
vijand met zijn vee en have ongestoord laten terugtrekken,
daar men hem niet durfde te achtervolgen tegenover zijne voor
treffelijke kavallerie.
De schrijver betuigt verder zijne verwondering over de
onbegrijpelijke weigering van den gouvernementscommissaris
om de hem door eenige vorsten, leden van het celebesche bond
genootschap, aangeboden hulptroepen aan te nemen en te
gebruikeneene hulp, die bovendien in den geest van het Bon-
gaïsch contract wettig kon gevorderd worden.
Een ander hoofdgebrek, en dat aan het ontworpen plan van
aanval eene geheel veranderde rigting gaf, bestond in het gemis
aan stoomschepen van weinig diepgang. Niet alleen werd daar
door geen verder gevolg gegeven aan de naar deTjinrana onder
nomen, en aanvankelijk met goeden uitslag bekroonde expeditie,
maar het plan viel ook in duigen, om aan den mond dezer rivier,
die de communicatie daarstelt lusschen het meer Tempeen de
baai van Boni, eene versterking aan le leggen, en de vaart te
beletten. Het is aan dat meer, waaralle maritieme expeditien
der Boniers en andere volken worden uitgerust, en het is de
Tjinrana, waardoor ze naar zee gaan.
Volgens het rapport van den kommandant der expeditionaire
zeemagt kon die rivier door geen der dienstdoende stoomsche
pen bevaren, en eene daar aan te leggen versterking dus bij een
aanval niet door de marine ondersteund en beschermd worden.
Daar van daan de afwijking van het oorspronkelijk plan, en
eindelijk het besluit, te Badjoa eene versterking aan te leggen,
die volgens de meening van deskundigen, van geen nut is, wan
neer zij niet wordt ondersteund door stoomschepen, die de baai
van Boni in staal van blokkade houden, maar wanneer deze
stoomschepen er zijn, geheel en al overbodig wordt, aangezien
zij als //pied a terre" het nadeel oplevert, dat wij er metgroote
kosten en verliezen doorziekte, troepen moeten onderhouden,
te zwak tot aanvallende bewegingen; en het voorgevallene
echter heeft bewezen dat het voordeel om ten allen tijde daar
te kunnen landen, niet opweegt tegen de kosten en te verwach
ten verliezen om reden wij met eene tot aanval bestemde expe
ditie in staat zijn, altijd en overal te landen, zonder den vijand
in de gelegenheid te stellen, het punt van aanval te gissen en
maatregelen van verdediging te kunnen nemen.
De daarstelling van die versterking heeft niet alleen een
kostbaren tijd weggenomen en schatten verslonden voor beta
ling van transportschepen als anderzins, maar hel weigeren van
inlandsche hulp verpJigtte ook onze troepen, om dagelijks, ter
sterkte van 1200 man, dus nagenoeg de helft der expeditie, de
dienst van gravers te verrigten, hetgeen noodzakelijk, bij ge
durige regens en eene warmte van 90 gr. Fahrenheit spoedig
ziekten moest doen uitbarsten, en van Badjoa een tweede YY'al
cheren (1809) zoude gemaakt hebben, indien de kolonel
YValeson, die na de verwonding en het vertrek van den generaal-
majoor Steinmetz het bevel had op zich genomen, niet verstan
dig genoeg geweest ware, te begrijpen, dat bij het krachtig
invallen van den regenmousson een verder verblijf geen nut
hoegenaamd, maar alleen verlies zoude berokkenen.
Uit Padang wordt van den 2 mei geschreven
Zr. Ms. stoom-schroefschooner Montradokommandant
luitenant ter zee 1 ste klasse R. L. de llaes, vertrok van higr den
11 april om opnemingen te doen in de Zeebloemstraat, tusschen
de Pora-eilanden, op 15 mijlen ten westen van Sumatra gelegen,
en deze straat in kaart te brengen.
Den 13 werd 's morgens vroegde luitenant ter zee 2de klasse
J. P.Uyttenhooven gedetacheerd om met de hem vergezellende
kruisboot eu eene sloep met Javanen bemand eene baai aan de
IJ.YV. zijde van Si-Pora of Goed fortuin, op te nemen, terwijl de
Montrado verder stoomde om andere observatie» te doen.
Tegen 12 ure op de n middag ging gemelde luitenant met de
sloep aan wal, om eene middags-observatie te nemen, geheel
ongewapend, vertrouwende op den vriendschappelijkcu omgang
der Inlanders, hem steeds betoond op de naburige eilanden, bij
de vroegere logten met dit stoomschip.
Naauwelijks was hij echter aan wal of een regen van vergif
tigde pijlen viel op hem neer en was bij een slagtoffer geworden
van zijn te goed vertrouwen.
Zestien pijlen, waarvan twee in de long, werden later in het
lijk gevonden. Zoodra de gezagvoerder der kruisboot het ge
roep om hulp vernam, spoedde hij zich daar heen en gelukte het
door voorbeeldige zelfopoffering en moed der javaansche matro
zen het lijk te redden eu aan boord der kruisboot te brengen;
twee matroozen stierven hierbij, en eenige andere ontvingen
wonden. De inlanders werden verdreven door een paar schoten
met schroot van de kruisboot.
Toen de Montrado's namiddags op de plaats van dit onheil
terug kwam, werd er besloten dezen verraderlijken moord te
wreken, doch eerst naar Padang te gaan teu einde versterking
te halen. Hierop kwam den volgendeu dag de boot alhier ter
reede en werd het lijk des gesneuvelden op het eiland Poeloe
Pisang met militaire eer en in aanwezigheid zijner padangsche
vrienden ter aarde besteld.
Maandag den 18den vertrok de Montrado met een verster
king van 50 javaansche soldaten, onder bevel van de luitenants
llennequin en Meis, ten einde de moordenaars te tuchtigen, en
kwam des nachts op de plaats aan waar men dacht dat de kam
pong gelegen was. Hier debarkeerde men in stilte met 50 ma
trozen eu 50 soldaten. De geheele expeditie werd gekomman-
deerd door den luitenant ter zee 2de klasse F. H. P. van
Alphen, lsten officier der Montrado, terwijl de luitenants ter
zee 2de klasse J. L. baron vau Isselmuden en C. A. Jeckel de
matrozen aanvoerden, en de luitenants Hennequin en Meis de
soldaten. Men trachtte eerst de kampong over land te overval
len, daar het riviertje waaraan zij lag versperd was, doch moest
dit plan opgeven, daar het terrein zich geheel in moeras op
loste, waardoor men niet heen kon.
Hierop werd besloten terug te trekken en langs de rivier den
togt te ondernemen. Dit werd met de sloepen gedaan, tot de
onzeu stuitten op omver gehakte hoornen, waar de onzen door
den vijand met een regen van pijleu begroet werden. Spoedig
slaagde men echter den vijand te doen terugtrekken, en kwam
nu, na een zeer vermoeijenden togt langs den oever der rivier
bij de kampong, steeds met pijlen beschoten wordende door
inlanders, die zich in en achter hoornen verborgen hielden.
De kampong was afgesloten door een bruggetje, waar slechts
één persoon te gelijk over kon en hetwelk zoo verdedigd werd,
dat èn matrozen èn soldaten er voor bleven staan. Dit ziende
vlogen de officieren voorop, en spoedig stonden toen de onzen
in de kampong, welke door de matrozen vernield eu verbrand
werd, terwijl de soldaten den omtrek van vijanden zuiverden.
Hierna trokken de onzeu terug en kwamen des avonds ten 6
ure wederom aan boord na een zeer vermoeijenden dag, en na
de kampong benevens een zestigtal sampongs en vaartuigen
vernield te hebben. De onzeu bekwamen vijf gewonden, die
echter nu allen beterende zijn. Door de spoedig aangebragte
hulp door den officier van gezondheid 2de kl. H. L. Vernhout
van de Montrado, die de expeditie vergezelde en het voor
beeld gaf van zoodra iemand gewond was, het vergif uit te zui
gen en daarop spoedig eene versnijding te geven, waardoor het
bedorven bloed zich kon ontlozeu, werden zij alle gered, en
algemeen wordt erkend, dat toen men zag dat liet vergif op
deze wijze niet onmiddelijk den dood ten gevolge had, de
geestdrift en het vertrouwen der expeditie verdubbelden.
De weinige geblesseerden die de onzen kregen, is hoofd
zakelijk toe te schrijven aan de genomen voorzorg om de matro
zen hunne wollen hemden en hier over heen hunne mangie
jackets te doen aantrekken, waarin menige pijl bleef stekken en
op afstootte. De sergeant Schults, die een schot door zijne
hand kreeg, en na verbonden te zijn geen geweer meer kon han
teren. deed den geheelen togl met het zwaard indeauderevuist
mede, liever dan bij de post ter bewaking der sloepen achterge
laten te blijven. Ken ieder deed voorbeeldig zijn best.
Zaturdag den 23steu kwam de Montrado wederom alhier ter
reede, de heugelijke tijding van het wel slagen der expeditie
medebrengende.
Maandag den 25 april werden de troepen, welke voor eene
expeditie in de binnenlanden van Benkoelen bestemd waren,
door den militairen en civielen gouverneur, den generaal A
Meis, ginspecteerd. Zij waren voorzien met nieuwe tenten vol
gens het fransche model, waarvan elk soldaat een gedeelte
mededraagt, hetwelk tevens tot mantel kan dienen, en twee
aan elkander geregen een tweemans tent uitmaakt, en zeerspoe-
dig opgeslagen worden. Dit is het eerst dat deze in Indie
gebruikt worden en zij komen aan deskundigen zeer doelmatig
voor. Des avonds werd er een feest door den gouverneur gege
ven ter eere der expeditionairs. Heden morgen embarkeerden.
zij om straks met de stoomboot Ambon te vertrekken. De troe
pen staan onder bevel van den majoor Cobet, medegeleiders de
kapiteins Le Clerq en Cochius, terwyl bij de expeditie als civiel
ambtenaar is bijgevoegd de heer Pruys van der Hoeven.
Op de zuid oostkust vau Borneo, te Banjermassiri,tracht een
pretendent op den troon van dat rijk aanhang te verkrijgen, en
zou deze volgens geruchten het plan gemaakt hebben, de hoofd
plaats Banjermassin den 4 dezer aan te tasten. Kolonel Andre,
sen was met versterking daarheen vertrokken.