BIJVOEGSEL VAN DE MIDDELBURGSCHE COURANT.
Donderdag 16 junij 1839.
Vervolg van de memorie van toelich
ting, gevoegd I>Ij liet wetsontwerp tot
bekrachtiging der concessie voor de dui
delijke spoorwegen.
Zuid Holland znl de Boven Maas en den linker Rijnoever niet
kunnen bereiken, dan langs den vrij aanmerkelijken omweg
over Utrecht. Let men nu op de omstandigheid, dat de zuid-
hollandsche koopsteden door hare aardrijkskundige ligging,
een ruim aandeel hebben in den doorvoerhandel naar en van
Duitschland in concurrentie met Antwerpen, dan mag men tot
het besluit komen, dat het hoogst belangrijk is de voordeden
van de ligging dier steden niet te verminderen. Men zou dit
doende de belgische concurrentie krachtig in de hand werken.
Bene goede spoorwegverbinding tusschen de oostelijke
provinciën eenerzijds, de Boven-Maas en den linker Rijnoever
anderzijds wordt niet verkregen.
Hierbij verdient te worden overwogen, datTilburgl 23 mijlen
ver van Amsterdam is verwijderd, en slechts 7(3 mijlen van
Antwerpen. Komt de verbinding tusschen Tilburg en Turn
hout tot stand, dan vermindert die afstand nog meer. En dan
zal, in het eerst gestelde geval, een der belangrijkste fabriek
steden van Nederland gedrongen worden de handelsmarkt van
Antwerpen te kiezen, van waar zij, hetgeen zij behoeft, met
veel minder transportkosten zal kunnen ontbieden.
Deze onderscheidene nadeelen worden vermeden, indien bet
bovengestelde tweede geval plaats grijpt.
Noord- en Zuid-Holland beide verkrijgen dan eene veel kor
tere gemeenschap met Antwerpen, Brussel en Parijs. Dit is van
temeer belang, wa nneur-men,migaa t, dat het goederenvervoer
in deze rigting juist bestaat in die soort van handelswaren, wel
ke de doorgaans hoogcre spoorwegvracht zeer goed kunnen
dragen.
Reeds nu blijkt dat, in onderscheiding van hetgeen anders op
onze spoorwegen wordt waargenomen, het vervoer van goede
ren over den weg van Antwerpen naar Breda eenezeeraanzien
lijke plaats bekleedt niet minder dan vijf elfde van de op
brengst vloeide uit dat vervoer voort. Zuid-Holland verkrijgt
eene kortere genteenschap met de Boven-Maas en den linker
Rijnoever; Gelderland en de noordelijke provinciën evenzeer;
voor Noord-Holland en Utrecht is de verbinding met deze land
streken over Arnhem en Nijmegen bijna even goed te verkrij
gen als over 's Ileriogenbosch.
Eindelijk, Vlissingcn wordt met de hollandsche koopsteden
verbondende voordeelen, welke de haven van Vlissingcn aan
den groothandel verschaffen kan, worden niet uitsluitend voor
Antwerpen voorbehouden, maarzij» ook voor den nederland-
schen handel verkrijgbaar.
De regering zal niet ontkennen, dat voor sommigelocalitcilen
de keuze van ée'ne centrale lijn voordeeliger zou wezen, in 't bij
zonder voor Utrecht en 's Hertogenbosch.
Ook zou bet, voor den Zeeuwschen weg, voordeeliger kun
nen geacht worden, dat de hollandsche koopsteden uitge
sloten wierden van de voordeelen eener doeltreffende vereent
ging met bet zuiden. Wat bet eerste betreft terwijl het tot de
volstrekteonmogelijkbeden behoort,alle belangen bij het ontwer
pen van een spoorwegnet te bevredigen meent de regering te
hebben aangetoond, dat er meer belangen betrokken zijn bij
het stelsel van twee rivierovergangen dan bij bet andere stelsel;
bij gevolg dat liet algemeen belang door het gekozene stelsel
meer bevorderd wordt.
Wat liet andere betreft, zoo behooftfhet geen betoog, dat
de belangen van hetgeen bestaat niet zouden mogen achterstaan
bij hetgeen nog in de toekomst ligt.
Naar het door de regering aangenomen beginsel, is aan de
heeren Bredius en van Sijpesteijn, in overeenstemming met
ecnige ingezetenen van Rotterdam cn Dordrecht, die een spoor-
wcg-comitd hebben gevormd, conscssic voor den Zuidcr-spoor-
weg verleend.
Er zal een aanvang gemaakt worden met den aanleg van den
weg van Rotterdam naar Maastricht over Dordrecht, Breda,
Tilburg, 's Hertogenbosch, Helmond, Venlo en Roermond.
Om dien weg aan zijne bestemming te doen beantwoorden, is
het volstrekt noodig bruggen over de rivieren tc maken bij Rot
t cv dam, Dordrecht, het Hollandsch Diep bij Moerdijk cn te
Venlo, met beweegbare deelen, ten gerieve van do .-cheep vaart;
van Venlo wordt de regtcr Maasoever gevolgd tot Maastricht.
Te Rotterdam zal de aansluiting met den hollandschen spoor
weg tot stand worden gebragt en deze weg alzoo met don Zui-
der- en den Rijnspoorweg verbonden Ten einde die aan
sluiting aan hot doel beantwoorde, wcnscht de regering door
een subsidie nc hollandsche spoorweg-maatschappij in staat te
stellen tot het versmallen van liet spoor. Eene afzonderlijke
voordragt van wet zal daarvoor worden gedaan. Te Maastricht
moeide Zuider-spoorweg aansluiten aan den Akcn-Maastriclit-
schen cn aan don Maastrichtsch-Luikschen spoorweg, terwijl
het doel voorts is om zoowel ie Venlo als tc l'oermond den weg
met de pruissische spoorwegen te verbinden. Dit laatste is van
onderhandelingen inet Pruissen afhankelijk. Voor zooveel de
aansluiting Venlo-Viersen betreft, zijn die wel aangevangen,
maar hebben nog tot geen resultaat geleid. Zoo lang de wet niet
heeft uitgemaakt, dat Nederland ten behoeve van zijne spoor
wegen de volstrekt noodzakelijke offers zal brengen acht de
regering het voorbarig bepaalde verbindtenissen niet andere
mogendheden aan te gaan. Van daar ook dat zij nog geene
bepaalde voorstellen ten aanzien van den rivier-overtogt bij
Arnhem en Nijmegen heeft gedaan, en ook het vraagpunt of
men den weg van Venlo naar Nijmegen zal doortrekken, onbe
slist beeft gelaten.
Nadat de weg van Rotterdam tot Maastricht zal zijn voltooid,
zijn de concessionnarissen verpligt tor, den aanleg van den
Zeeuwschen spoorweg, en zal aldus aan de billijke wenschender
provincie Zeeland worden voldaan.
Daar het wenschelijk is, dat de geheele zuidelijke spoorweg,
welke uitbreiding daaraan in vervolg van tijd ook gegeven moge
worden door eene en de zelfde maatschappij geëxploiteerd
worde, heeft de regering begrepen voor die vertakkingen, wel
ker aanleg zij betrekkelijk spoedig te gemoet ziet, reeds nu aan
de concessionnarissen voorkeur te moeten verlecnen.
Die voorkeur omvat in de eerste plaats een spoorweg van
's Heriogenbosch naar Grave en Nijmegen.
Reeds boven is opgemerkt dat de zuiderlijn, in het belang van
ons binnenlandsch verkeer, de noordelijke en zuidelijke provin
ciën des Rijks in directe gemeenschap met elkander moet bren
gen, en dat die gemeenschap door dc thans geconccssionueerdc
lijn slechts gedeeltelijk zal kunnen worden tot stand gebragt.
Otn die reden is voor de lijn van 's Hertogenbosch naar Grave
cn Nijmegen, met het oog op eene aansluiting aan liet uitgangs
punt der Noorder-spoorwegen voorkeur verleend.
Een tweede voorkeur is gegeven voor eene lijn van Tilburg
op Turnhout.
In Belgie is men er sedert lang op bedacht om door den aan
leg van een spoorweg van Leuven op Herenthals, de gaping,
welke alsnog inde regte lijn tusschen Charleroi en Turnhout
bestaat, aan te vullen. Indien dit geschied is, zal van Turnhout
uitgaande,regt door, zuidwaarts hel bassin van Charleroi, en al-
zoo het aan steenkolen en metalen rijkste deel van Belgie wor
den bereikt, en behalve een tweeden weg over Erquelines naar
Parijs ook nog een kortoren weg naar Luik worden verkregen.
In dat geval zullen door eene aansluiting naar Tilburg voor
de nijverheid in Noordbraband belangrijke voordeelen worden
verkregen.
In de derde plaats eindelijk, is voorkeur verleend voor eene
lijn van Helmond naar Eindhoven en Tilburg cn naar de belgi
sche grenzen.
Zoodra er ten gevolge der noordwnartsche verlenging van dc
lijn van 's Hertogenbosch eene splitsing der treinen zal moeten
plaats hebben, kan het in het belang der explotatie en van het
internationaal verkeer noodzakelijk worden, dat die splitsing
reeds te Tilburg gertiaakt worde en dat van daar oostwaarts de
omweg over 's Heriogenbosch vermeden en de regte lijn op Hel
mond gevolgd worde, vooral wanneer dan reeds de verbinding
van Tilburg met Turnhout zal zijn lot stand gekomen, kondc
de behoefte daaraan zich doen gevoelen.
Het is daarom noodig geoordeeld vöbr de lijn van Tilburg op
Eindhoven en Helmond reeds nu voorkeur te geven, met liet
oog op een vroeger ontworpen spoorweg van Luik over Tonge
ren en Bilsen naar Eindhoven en'sHertogenbosch, is daarbij
tevens de voorkeur gevoegd voor eene vertakking naar de bel
gische grenzen, ten einde daardoor later eene verkorte gemeen
schap met Luik te kunnen bevorderen.
De regering aclit hiermede de denkbeelden, waarvan zij bij
het verlcenen der tegenwoordige concessie is uitgegaan, genoeg
zaam toegelicht. De geconcessioneerde lijn is de eerste van een
meer uitgebreid spoorwegnet, dat vroeger of later het noorden
en zuiden des rijks met elkander moet verbinden. Die verbin
ding zal eerst dim volledig zijn, liet doel van den zuider-spoor
weg eerst dan volkomen bereikt kunnen worden, wanneer dc
beide rivierovergangen voltooid zullen wezen.
Onder'de bestaande omstandigheden durft dc regering geene
voordragt te doen om het reeds nu te ondernemen. Vooral niet
omdat de regering wenscht zich ook de uitvoering van andere
hoogst belangrijke maar kostbare ondernemingen aan te trek
ken of die te ondersteunen, in het bijzonder dc gemeenschap
zoowel van Amsterdam als van Rotterdam met de zee. Aan het
billijke verlangen daartoe wenscht de regering gehoor te ver
lecnen. Zij meent echter dat het onraadzaam is alles gelijk te
willen aanvangen. Worden de ondernemingen van den noorder
en van den zuider-spoorweg te gelijk aangevangen,en wierd dan
tevens besloten tot de bevordering van de doorgraving van Hol
land op zijn smalst, in het belang van den amstordamschen han
del, cn tot dc verbetering van den waterweg van Rotterdam
naar zee, werken, waarvoor jaren worden gevorderd eer zij vol-
bragt zijn dc regering zou uiecncn dat men dan weieenigen
tijd zal mogen wachten eer men tot de uitvoering van nog meer
werken besloot liet zou dan toch geraden zijn vooraf de
overtuiging ie erlangen, dat dc voorspoed, dien Nederland nu
gedurende zoo vele jaren genoot,niet door minder gunstige om
standigheden wierd vervangen.
De beschouwingen der regering hieromtrent worden in eene
volgende ontwikkeld.
Financiële beschouwingen.
Behalve de ondersleuning aan deze onderneming te schenken
voor den aanleg van buitengewone kunstwerken, wordt haar
een waarborg van rente cn aflossing van gelijk bedrag cn op
gelijke voorwaarden toegezegd als aan de onderneming van den
noorder spoorweg.
Dc noodzakelijkheid om den aanleg van den znider spoor
weg te bevorderen door het verstrekken van subsidien, behoeft
weinig betoog.
Dc kosten voor het leggen van bruggen over de rivieren zijn
te groot, dan dat zij, redelijkerwijze, ten koste van een bij
zondere onderneming kunnen worden gebragt. Het laat zich
niet verwachten dat, wanneer liet aanlegkapitaal met de voor
die werken benoodigde som moctworden vergroot, de opbveng-
sten van den weg in de eerste jaren althans, toereikend zouden
zijn om de renten van dat kapitaal fe dekken. Van daar dat de
regering tot het besluit is gekomen, om het verleeoea van een
renteloos voorschot voor die werken voor testellen; een voor
schot dat uit de eventuele winsten aan den staat teruggegeven
zal moeten worden.
Dit voorschot bedraagt f 12,000,000. Voor de vier bruggen
over de rivieren, welker aanleg noodzakelijk is, zal de zuider
spoorweg aan zijne bestemming voldoen. Wanneer de weg van
Rotterdam naar Maastricht in exploitatie gebragt zal zijn, zul
len de concessionarissen verpligt wezen tot den aanleg van den
weg van Vlissingen naar Breda. Ook daarvoor wordt een ge
lijksoortig renteloos voorschot, ten bedrage van f 3,600,000
beloofd, ten einde de afdamming van de Ooster Schelde en het
maken eener brug over bet Sloe te bekostigen terwijl voorts
mede ten laste van de schatkist zullen komen, de kosten van het
kanaal door Zuid Beveland, geraamd op twee millioen gulden,
en dc verdedigingswerken, welke voor de lijn naar Maastricht
en voor den Zeeuwschen weg. op f 6.000,000 gulden voor elk
der beide lijnen, dienen te worden aangeslagen.
"Vermits echter voordon aanleg van den zuider spoorweg eene
tijdsruimte van eenige jaren wordt vereisclit, behoeft thans nog
geene aanwijzing van middelen voor deze subsidien tegeschieden.
Maar, gelijk in de vorige paragraphen reeds is opgemerkt, er
hebben zich, behalve de spoorwegen, andere behoeften doen
gevoelen.
Reeds sedert gerniraen tijd zijn ernstige en gegronde klagten
gerezen over de gebreken aan de gemeenschapswegen van onze
grootste handelssteden met de zee. Er zijn ontwerpen tot ver
betering opgemaakt, aan welker verwezenlijking de regering de
hand wenscht te slaan.
Voor dat die ontwerpen geheel in gereedheid zijn gebragt, is
hel niet wel mogelijk in bijzonderheden daarover uit te weiden.
De regering'meent zich dan ook voor's bands te moeten bepalen
tot dc vermelding van hare voovnemens dienaangaande, omdat
deze noodwendig van invloed moeten zjjn op de besluiten aan
gaande de bestemming van voorhanden en welligt nog te wach
ten baten tc nemen. Zij herinnert in de eerste plaats, aan het
geen vroeger door den minister van financien is te kennen
gegeven, bij de behandeling van het laatste wetsontwerp, waarbij
een crediet werd gevraagd tot inkoop van schuld. (Zitting der
tweede kamer van 4 april jl.j Er is namelijk toen gewezen op
het voornemen der regering, om de uitgaven tot amortisatie in
dier voege te regelen, dat door de voorhanden beschikbare baten
een bedrag in kas werd gehouden, toereikend om de uitgaven
te bestrijden, welke voor gvoote werken althans in de twee
eerste jaren noodig zouden zijn. Daarbij had men reeds toen in
het oog wat tot uitvoering van de werken ter verbetering van de
bovenbedoelde geiucensehapswegcn met do zee vereischt zou
worden. Het behoeft toch wel naauwelijks te worden gezegd,
dat de daarvoor benoodigde uitgaven over verscheidene jaren
verdeeld zullen moeten worden.
Het financiële plan bij de aanbieding van de begrooting van
I8ó9 ontwikkeld, was niet ontworpen met het oog op zoo groote
uitbreiding van uitgaaf. In dit plan was dus ruimte, ook voor
het denkbeeld van vermindering van belastingen. Dat denk
beeld echter moet thans zooveel op den achtergrond worden
geschoven, als door omstandigheden wordt vereischt. Niet
atleen zal het thans noodig zijn eerst de vragen te beslissen,
welke zich ten aanzien van den aanleg van spoorwegen voor
doen, niet alleen zal men het bezwaar van eene aanzienlijke
rentegarantie moeten overwegen, maar ook en vooral zal
liet noodzakelijk wezen, den loop der staatkundige gebeurtenis
sen van onze dagen gade tc slaan. Indiende regering al vrijheid
meent te hebben om de ontwerpen, tot ondersteuning van groote
werken, vooreerst nog niet ter zijde te stellen, en alleen in over
weging te houden dc vraag, of de staatkundige gebeurtenisscu
vrijheid en gelegenheid geven, om reeds nu aan de uitvoering
van hetgeen in aanmerking komen kan, de hand te slaan, zij
meent dat liet onraadzaam moet worden geacht 's lands gewone
inkomsten tc verminderen, zoo lang de vrede in ons werelddeel
niet voor goed is hersteld, ten ware men althans het besluit
name om al wat de uitvoering van groote werken betreft tot
rustiger tijden uit te stellen. Dit laatste zou de regering be
treuren.
Ook mag herinnerd worden aan hetgeen bij de behandeling
van verscheidene financiële wetten in de laatste jaren van rege
ringswege werd gezegd. Het denkbeeld, vroeger geopperd, om
de voorhanden baten als het ware te beleggen in staatsschuld,
met bet doel om daaruit een spoorwegfonds te vormen en om
naar gelang van omstandigheden, de ingekochte schuld weder
te gelde te maken, heelt gecnen bijvp.l gevonden. Men meende
dat dit eene noodelooze complicatie daarstcllen zou in de finan
cien: dat wederverkoop van staatsschuld, die de staat liadinge-
kocht, inderdaad toch niets anders zou zijn dan het sluiten eener
nieuwe leening: dat, zoo daartoe werd besl 'ten, de uitgifte van
schuld, rentende 2J of 3 pCt. welligt minder aanbevelenswaard
zou zijn dan het aangaan eener leening, tot den koers van den
dag of de uitgifte van schatkistbiljetten.
Deze mecning is ook die der regering. Zij acht het geraden de
baten, die zich in 's rijks kas bevinden, niet ongebruikt te laten
liggen dc renten, die doorinkoop van schuld worden uitgewon
nen, zijn zeer wezenlijke besparingen. Maar dc regering gelooft
tevens, dat men die sommen niet mag beschouwen ais defini
tief onttrokken aan de bestemming, welke men daaraan toe
dacht, de uitvoering van groote werken. Met andere woorden
dat men de mogelijkheid niet uit het oog mag verliezen, dat,
indien soms de financiële voorspoed in de laatste jaren genoten,
niet bleef voortduren, in vervanging van de ingekochte schuld
wederom andere schuld zou moeien worden uitgegeven. Die
mogelijkheid mag vooral bij de behandeling van vraagstukken,
niet het belastingwezen in verband slaande, niet voorbij wor
den gezien.