öuitmlan'üscl]c tijdingen. den last van het te leveren contingent alleen op Limburg te doen drukken. Spreker wil dien in zoo ver op de geheele natie overbrengen, door voor het contingent alleen te werven. Van de 800 bcuoodigde manschappen, hebben zich reeds 200 aange meld, en de opoffering, om ook de 600 overige te werven, zou naar zijne meening niet te groot zijn. Zoo als de wet nu is voor gedragen, zal hij er tegen stemmen. De heer van Hoëvell betoogt dat de regering verder gaat dan hare verpiigting medebrengt, door niet alleen geld te vragen voor het hoofdcontingent, maar ook voor de reserve. Naar spre kers meening is er voor alsnog alleen sprake van Kriegsbereit.- schaft, waartoe allecu het hoofdcontingent gecischt wordt. Ten andere vraagt de regering geld voor het mobiliseren,'t geen volstrekt nog niet verlangd wordt. Pruissen en andere duilsche staten willen Kriegsbereitschaft: de meer opgewondenen willen mobiliseren. Spreker acht het nuttig en wenschclijk zich aan de zijde der kalme staten te scharen en geeft, der regering in over weging om de kosten voor het reserve-contingent uit het ont werp te liglen. De heer Sirens sprak iu gelijken zin als de heer van Win tershoven, terwijl ook de heer de Lom de Berg zich tegen liet omwerp verklaart, omdat de druk alleen op Limburg wordt gelegd. De heer Godefroi betoogt de verpiigting, welke op Limburg rust om alleen den last te dragen, door aan te toonen dat. geheel Limburg, met uitzondering van Maastricht en Venlo, tot het grondgebied van den duitschen bond behoort. Voorts meent spreker dat de regering niet ie ver gaat in bare aanvragen. De heer de Bieberstein zal tegen het ontwerp stemmen, en wil het contingent mede uitsluitend uit vrijwilligers zamen- stellen. De minister van buitenlandsche zaken erkent het bezwarende der voordragt voor Limburg. Het geldt echter een pligt ten behoeve van den bond, waaraan men zich niet kan onttrekken, als zijnde dit een gevolg van de betrekking van het hertogdom lot den bond. Het geldt dan ook Limburg, en het is geenszius ecne nederlandsche verpiigting. Men moet thans de gelden aau- vragen omdat //marset»vaardig" wil zeggen elk oogenblik ge- regd te zijn e-.,. lt> rukken, en men niet kan weten wanneer dit het geval zal zijn. Politieke redenen zijn volstrekt in deze zaak niet gemengd;als er eene aanwezig ware, zou het zijn om alles aan te wenden ten einde het te velde trekken zoo lang mogelijk te verschuiven. De heer van Hoëvell blijft op zijne meening aandringen, dat de regering te ver is gegaan. Als men spreekt van mobiliseren en er een kommandant benoemd is, dan zal het lijd genoeg zijn om de gelden tc verstrekken. De minister van oorlog heeft eenige punten, meer betrekking hebbende tot hetgeen van militairen aard is, besproken. De heer van lleukelom vroeg, naar aanleiding van de memo rie van toelichting, of de regering ook onze vrijwilligers zou dwingen, dienst te nemen bij het limburgsche contingent,? üe minister van oorlog antwoordde dat de regering meende in de memorie van beantwoording dit punt voldoende te hebben opgelost. De regering heeft duidelijk gezegd dat het Jimburgsch bondscontingcut (thans het 5de regementcavallerie) is en blijft een deel van het nederlandsche leger; de toestand der officiereu en manschappen blijft de zelfde als bij andere korp sen; daarin maakt noch de Kriegsbereidschaft, noch het mar cheren als het contingent mobiel wordt verklaard, eenige ver andering. De lieer Dullert is daarna in eene berekening getreden, vol gens welke hij aantoont dat men 870 man onder de wapenen moet roepen met de reeds aanwezige 200 vrijwilligers, en vol gens de letter dezer wet zal men 1750 man verkrijgen. De minister van oorlog antwoordde dat het artikel der wet zegt://die door ons ten behoeve van het contingent onder de wapenen zullen worden geroepen." Dat zijn dus niet 1750 man, maar is alleen het noodige getal om te completeren. De heer van Heukelom komt op tegen het denkbeeld des ministers, dat men een nederlandsch vrijwilliger kan decerne- ren om dienst te doen bij het bondscontingent, op grond dat hel contingent een deel is van het nederlandsch leger. Hij kan aannemen, dat het 5de regiment cavallerie een deel van het nederlandsch leger is, maar als het gemobiliseerd wordt oni dienst te presteren bij den bond, dan is het niet meer een deel van het nederlandsch leger, maar wel een duitsch contingent. Hij beweert, dat een nederlandsch vrijwilliger niet tegen zijn zin verpligt kan worden om dienst te doen in het duitsche bouds leger. De heer Dullert vestigt de aandacht op eene vergissing. De minister heeft geredeneerd uit het oorspronkelijk ontwerp, maar in het stuk slaat niet meer wat de minister heeft voorgelezen; daarin slaat geen woord van //ten behoeve van het contingent." De minister van oorlog erkent dit, maar zegt dat het met andere woorden op het zelfde nederkomt. Het moet aan de pru cteniie der regering worden overgelaten, dat er geene onbillijk heid zal plaats hebben en men meer zat nemen dan noodig is. In antwoord op den heer van lleukelom, dat het contingent zal zijn een duilsche troep, zegt de minister, dat hij dit formeel oni kenthet zal altoos een limburgsche troep blijven, en nooit eene duitsche troep worden. Niemand gaat in duilsche dienst over. De dienst eu de bezoldiging 'olijven nederlandsch. D? heer van "VVintershoven zegt, dat er geen beter bewijs kan geleverd worden van den onnatuurlijken baud, dien men Lim burg wil opleggen, dan de loop dien deze beraadslaging thans neemt. Daaruit leidt hij af, dat de beste oplossing deze is.- dat wij moeten vasthouden aan het beginsel van internationale ver- nligtingen en dat wij daaraan moeten voldoen doordeoprigting van een corps vrijwillige hulptroepen, welke wij moeten leveren aan een vreemden staat, wiens politieke inzigteu daardoor vol strekt niet worden gedeeld en waardoor dus geen gevaar ont staat voor onze onzijdigheid. Het doet hem leed, dat de heer Godefroi, die een zoo groolen invloed op de beslissing der ka mer uitoefent, van eene andere meening is en iu art. 1 der grond wet eene uitsluitend limburgsche verpiigting wil gelezen heb ben; een stelsel dat niet op de feiten en het staatsregt gegrond, alleen een exorbitante dwang op eene provincie zou leggen ten behoeve van een vreemd belang. Ook daarom komt. hij terug op de aanwerving van vrijwilligers. De minister zeide, dat het enkel zamenstellen uit vrijwilligers groote kosten zou veroor zaken. Maar dit zal zoo groot niet zijn; maar stel eens f50 als premie per hoofd, zou dit dan niet eene billijke compensatie zijn voor de lasten die Liraburg gedurende 20 jaren gedragen heeft, afgescheiden van zijne verpligtingen aan, de nationale militie. Hij merkt op, dat hij uit. de rede van den minister van buiten landsche zaken niets geleerd heeft; alles zijn bekende argumen ten. üe minister heeft echter gezegd, dat de regering alles zou aanwenden wat mogelijk is om eene mobilisatie, zoo lang moge lijk, tegen te houden. Hij hoopt ook, dat wij zoo laug mogelijk buiten den strijd kunnen blijven. Maar hij vraagt slechts dit de heer Godefroi heeft volgehouden, dat de last alleen op Lim burg moet drukken, maar hoe kan dat te gelijk met de verkla ring van den minister van buitenlandsche zaken, dat de rege ring hare pogingen in het werk zal stellen om eene mobilisatie zoo laug mogelijk tegen te gaau en dat daartoe reeds pogingen zijn gedaan. Neen, het geldt hier geen limburgsch belang, maar wel den band die is opgelegd maar die band bestaat voor den geheelen nederlandschen staat. Hij hoopt dat door eeu amen dement in de wet uu in behandeling, de regering door de kamer in staat zal gesteld worden om die verpligte levering van troe pen te vervullen op de best mogelijke wijze, en dat daartoe niet bij uitsluiting zullen geroepen worden ingezetenen, die volstrekt geene sympathie voor en geen belang bij den krijg hebben. De minister van buitenlandsche zaken heeft expresselijk nog het woord gevraagd om wel te doen uitkomen, dat het bonds contingent is een limburgsch contingent, en geen nederlandsch contingent. Aanvankelijk was ook de verpiigting gelegd op Luxemburg, gelijk hij in zijne eerste rede heeft aangetoond. De minister verkiaart uitdrukkelijk, dat er geene betrekking tus- schen Nederland en het bondsleger bestaat. Van daar dan ook dat Nederlands onzijdigheid niets te maken heeft met de leve ring van het contingentde onzijdigheid wordt niet gekrenkt, als zijnde de verpiigting tot het leveren van het eontingeut aan gegaan voor het ontstaan van het conflict tusschen de oorlog voerende mogendheden. Toen woensdag de beraadslagen werden voortgezet, kwam de heer de Bieberstein op het den vorigen dag door hein gespro kene terug en trad die spreker daarna in eene aanbeveling van candidaten om eventueel het contingent aan te voerenwaartoe hij vermeent dat onder anderen de kommandant van Maastricht en andere dappere officieren behooren in aanmerking te komen. Die uitweiding had een verzoek van den voorzitter ten gevolge, dat spreker zich bij de algemeenc beschouwingen zou bepalen, waarna hij verder van het woord afzag. De heer Wintgens verklaarde zich voor de wet, als wij hier regelen eene verpiigting van Limburg, gesproten uit de bijzon dere betrekkingen van dat hertogdom tot den duitschen bond; maar zou er tegen stemmen, als de zaak beschouwd wierd als eene verpiigting voor Nederland, en het corps als een neder landsch contingent. De heer van Hall erkende het gewigt der geschetste moeije- lijkheden, maar hij acht ze oplosbaar en is daarom voor het ont werp. De heer Delprat wederlegde het argument,als of de regering te ver gaat, door nu reeds niet alleen tot, het formeren van het hoofdcoutingent, maar ook tot zameustelling der reserve over te gaan. De heer van Zuylen heeft de voordragt in het brecde verde digd. Als wij toestemmen met tegenzin, clan vreest hij, dat dit een onaangenamenindruk op Duitschland zou teweeg brengen. De heer Thorbecke wil aan verpligtingen, welke op Limburg rusten, voldoen, maar geen stap verder. Hij doet vooral uitko men, dat hel bondscontingent niets met ons leger gemeens heeft, van het oogenblik dat het in het duitsche leger wordt opgenomen. Daarna hebben nog de heer van Wintershoven en de minister van oorlog het woord gevoerd en worden de algemeenc beraad slagingen gesloten. De heer van Wintershoven heeft daarop eene motie van orde voorgedragen, om eerst te behandelen de wets ontwerpen nopens hetzamenblijvcn der miliciens van het Lim burgsch contingent van het duitsche bondsleger (van 1855 tot 1858.) Hiertoe besloten zijnde, heeft hij een amendement op dat ontwerp voorgesteld, strekkende om het contingent zoo veel mogelijk door vrijwilligers, des noods tegen premien, te doen aanvullen. De voortzetting van deze beraadslagingen werd op heden bepaald. Na afloop van de beraadslagingen over deze ontwer pen zullen die over de ligliugen van 1S56 en 1857, en eenige andere, worden gehouden. 12 bi g eland. Londen 1 juuij. De heer Roebuck (een der hoofden van de ultraliberale partij in het lagerhuis) heeft openlijk verklaard dat hij de optreding van een ministerie Palmerston gevaarlijk voor Eugclands onzijdigheid zou achten. Het lagerhuis is bijeen gekomenalvorens de voorberei dende werkzaamheden aan te vangen, is cle heer Denison met goedvinden van alle partijen tot speaker of voorzitter der open bare vergaderingen herkozen. The morning chronicle meldt, dat in het lagerhuis het adres ter beantwoording der troonrede door den heerEgerton voor gesteld en door den heer Elphinslone ondersteund zal worden. The morning advertiser zegt dat het nog onzeker is, of de liberale partij het ministerie zal aanvallen met een amendement op het voor te dragen antwoord-adres, of wel door eene verkla ring van wantrouwen voor te stellen. Het Court journal meent uit ecne goede bron te mogen verzekeren dat Pruissen, voor het geval dat Kossuth en zijne medestanders er in slagen mogten een opstand in Hongarije aan te stoken, der oostenrijksche regerin g zijnen bijstand op gelijke wijze als vroeger Rusland, heeft toegezegd. Een correspondent te Marseille schrijft aan The times dat de oorlogs-uitgaven der fransche regering alle denkbeeld te boven gaan. Dagelijks worden alleen van Marseille 3 millioen francs naar Italië afgezonden, en door een geheel jaar genomen, zou men de uitgaven voor den oorlog op 80 millioen pond. sterl- kunnen stellen. //De fransche natie," voegt de briefschrijver hierbij, //zal dan toch wel spoedig oordeeien dat dit te veel is voor de eerzucht van een eukel man." Slaitsehland. Een oostenrijksch korps, ten getale van 40,000 man, is van Weenen getransporteerd met bestemming voor het in Tyrol en Vorarlberg te concentreren lergerkorps. De spoed en de juistheid waarmede deze belangrijke maatregel is volbragt, wordt te meer geroemd omdat men per spoorweg het gebied van drie mogendheden over moest, namelijk Oostenrijk, Saxen en Beijeren. De oostenrijksche regering heeft steenkolen als oorlogs- contrabandc verklaard. Men weet dalde fransche regering ten dien aanzien een ander gevoelen is toegedaan. De voorwaarden der nieuwe pruissische leening zijn thans bekend gemaakt. Er zullen schuldbrieven worden uitge geven van 50 tot 1000 Rd., welke 5 per cent rente dragen van 1 julij 1859 af. De renten zullen elke zes maanden voldaan worden. Voor 1S70 zal geene renteverminderiug plaatshebben. Van 1863 af zal jaarlijks 1 per cent tot amortisatie gebezigd worden. De leening wordt uitgegeven tegen den koers van 95 per cent, waarvan de stortingen moeten geschieden: lOper cent bij de inschrijving, die van 6 tot 11 junij opengesteld wordt, 30 per cent voor 8 julij, 25 per cent voor 22 augustus, en 30 per cent voor 8oclober. Aan de Elberfelder Zeitung schrijft men uit Berlijn hoe in militaire kringen aldaar verzekerd wordt (lat een pruissisch legerkorps bij Erfurt zamengelrokken zal worden hetwelk, zonder eene uitdaging iu zich te sluiten, groote militaire voor- deelen zou oplevereu, naardien van dat punt uit, aanzienlijke strijdkrachten met de meeste snelheid naar ieder bedreigd punt van het duitsche bondsgebied gezonden zouden kunnen worden. Die maatregel zou, bevestigt zich clat gerucht, een duidelijk be- wys opleveren dat Pruissen besloten heeft initiatief te nemen in alles wat de verdediging der hoogste duitsche nationale belangen betreffen mogt. Het is van alle nog niet in den krijg gewikkelde groote mogendheden de eerste geweest die, voor hel oog van geheel Europa, met nadruk verklaard heeft dat de eerbiediging der grondslageu van den regtstoestand en het evenwigt van Europa, hare houding tegenover de gebeurtenis sen bepalen zal. Daardoor heeft het dan ook regt om te verlan gen dat zijne stem in de bouds vergadering gehoord en opgevolgd worde. Het Dresdcner Journal van 31 mei bevat den tekst der verklaringen door Beijeren en Saksen inde jongste zitting der bondsvergadering afgelegd, en verzekert dat zij in een zin van toenadering tot Pruissen zijn opgevat. Het zelfde blad wil weten dat de onderhandelingen, om eene goede verstand houding tusschenPruissen en Oostenrijk tot stand te brengen, in de laats^s dagen voor üuilschslands belangen verblijdende vorderingen hebben gemaakt. fraokrijh. Parij3 2 junij. Het bevestigt zich dat het gevecht, den 31 mei bij Palestro geleverd, is ontstaan door dat de Oostenrijkers getracht hebben hunne positie bij dat vlek, welke den vorigen dag door koning Victor Emmanuel was ingenomen, te herwin nen. [Wij deelden den uilslag in ons vorig uommcr, en meer uitvoerig in de tweede editie, reeds in hoofdzaak mede]. Er zijn nu nadere bijzonderheden bekend geworden, welke hoofdzake lijk hierop ncderkomen. Op het oogenblik dat de regtervleugel van het sardinisch legerkops door de Oostenrijkers werd aan gevallen, en het daardoor gevaar liep afgesloten te worden van de hulp waarmede de maarschalk Canrobcrt kwam opdagen, kreeg het 3de regement Zouaveu van den keizer bevel om eene batterij aan de overzijde van een kanaal le bestormen. De com* paguic, die ter verdediging vóór dit kanaal geplaatst was, werd door hen in het water geworpen, het kanaal zwemmende over getrokken en na een aanval met. de bajonet, werden de kanon- nen genomen. Het regement Zouaven zou bij deze schitterende daad slechts een verlies hebben, aan gesneuvelden, van een officier en 20 soldaten, aan gekwetsten, van 200 man, waaron der 10 officieren zij hebben 500 gevangenen gemaakt.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1859 | | pagina 2