BIJVOEGSEL DEB MIDDELBGRGSCHE COURANT.
Donderdag 14 april.
(Vervolg van bet regtsgeding van C. A. Gunk'el.)
Toen de getuige tot zoo ver met hare verklaringen was ge
vorderd, vroeg de voorzitter den beschuldigde of hij op de ge
tuigenis ook iets had aan te merken.
De generaal verklaarde daarop, dat al watLouise gezegd had,
de waarheid was. Hij had enkele opraerkingeu. Louise was wer
kelijk eene wees geweest toen hij met haar kennis maakte. Van
zijne kindschheid af was hy gewoon geweest wel te doen; niets
baarde hem grooter geluk dan allo menschen te helpen. Toen
dacht hij, Louise is een ongelukkige wees, zij heeft maar een
broeder, deze is in Oost-Indieen kan haar niet helpen. Dat trof
hem; dat had hem het hart aangesproken, want zij was steeds
geweest een braaf meisje. Hij had destijds zoo veel gedachte
om met haar ecne naauwe kennis te maken als aan het uur van
zijn dood, maar hij had medelijden met haar gekregen. Dat had
Louise ook verdiend, want nooit had iemand zooveel dankbaar
heid betoond als zij. Zij had dan ook zijn hart door dankbaarheid
gewonnen. Men dacht er niet aan als men 72 jaar oud is
om ecne maitresse te zoeken; men behoefde ze dan ook niet
in den Haag te zoeken, want ze werden u op het lijf gestuurd.
Louise had hem steeds als met kinderlijke liefde behandeld.
Zijn ecnig doel was haar den dood tc schenken, om haar daar
door te behoeden vooreen ongclukkigen ouderdom. Wat hem
zeiven betreft, was hij reeds lang het leven moede en had sedert
jaren vergif bij zich gedragen met het doel zich zelf van het
leven te bcrooven.
Na deze verklaringen van den generaal werd het getuigen
verhoor van Louise Esbra voortgezet. Dat gedeelte van het
verhoor had nu moer dadelijk betrekking tot de vergiftiging
door middel van dc leverworst, dio zulke noodlottige gevolgen
na zich sleepte. Omtrent dat gedeelte kunnen wij meer de be
knoptheid in acht nemen, omdat het bijzonderheden betreft, die
reeds van algcmeene bekendheid zijn. Louise verhaalde dal zij
weinig of niet van. de worst gegeten had, haar broeder echter
een groot gedeelte; dat zij het overige in schijfjes gesneden in
azijn had gelegd, en dat zij die schijfjes aan vrouw van der Hou-
vcn had ten geschenke gegeven. Dc hond, die van de worsl
gegeten had, werd ziek en spoog. Haar broeder kreeg vrccse-
lijkc pijnen in 't lijf, werd ontzettend bcnaauwd en leed aan
brakingen; Den gcheelen dag van den 4 janaarij werd aan ver
giftiging niet gedacht, maar aan ecne zware gevatte koude.
Doctor Rijke werd eerst des donderdags den Gden ontboden, die
almede de ziekte aan kolijk en kramppijnen toeschreef. De doc
tor kwam des vrijdags niet terug, cn toen de toestand baars
broeders zaturdag ochtend vroeg al erger en erger werd, stond
dc heer Stacreling, die boven haar woonde, op om den eersten
doctor den besten tc halen. Ten gevolge daarvan verscheen dc
nu overleden doctor Holtrop, cn de gedachte aan vergiftiging
werd eerst levendig toen dien zelfden dag het dochtertje van
vrouw van der IIou ven kwam raededeclen dat hare moeder ook
zoo vreeselijk bcnaauwd en naar was geworden. Het was toen,
dat een briefje naar de Witte sociëteit werd gezonden, waarop
de generaal dadelijk was verschenen, die toen den heer hoofd
commissaris van policio Waldeck tegenover zich zag staan, die
inmiddels van de gerezen vermoedens was verwittigd. Binnen
komende gaf de generaal Louise een almanakje cadeau, dat zij
steeds gewoon was van hem te krijgen. Bij het zien van don
heer Waldeck was hij onthutst. Louise zeidetothem: „dat is
eene gekke omstandigheid; mijn broeder is vergeven door de
worst," waarop dc generaal met den heer Waldeck in gesprek
is getreden, zonder dat zij kon verklaren wat gesproken was.
Op daartoe door den voorzitter gedane vragen, verklaarde
Louise nog dat er nooit tnsschen haar en den beschuldigde on-
eenigheden waren ontstaan dat hij dikwijls verklaard had ver
driet te hebben omdat hij in de militaire loopbaan nietvoordee-
lig had gediend; dat zij dikwijls geklaagd had over haar lig-
chaamslijden, na het drinken van den jenever in 1858 en hein
verzocht had voor haar tc bidden, dat God haar spoedig van de
wereld ïnogt nemen, waarop dc generaal haar had geantwoord:
„wees gerust Louise, dat zal ik wel doen." Overigens had de
generaal haar meermalen verklaard in benarde geldelijke om
standigheden te vcrkceren; zij wist echter niet dut zijn huis ver
hypothekeerd was.
De voorzitter vertoonde nu drie paketten aan Louise, die ze
herkende, het eerste als te bevatten de effecten liet tweede, dat
het testament des generaals zou moeten insluiten, en het derde,
waarop geschreven staat „bij overlijden van C. A. Gunkel
moeten deze papieren worden verbrand." De twee laatste pa
ketten werden door den voorzitter niet geopend. Het eerste dat
geopend was, en waarin zich bevonden drie vellen wit papier
die de generaal in plaats vali de effecten daarin gedaan had,
werd den beschuldigde ter herkenning overgegeven. Na lang
tttren verklaarde deze dc daarop in lak afgedrukte cachetten
niet als de zijnen te erkennen doch toen dc voorzitter hemde
opmerking maakte dat het.cachet voorzien was met drie ridder
orden, antwoordde de beschuldigde„ja, dan zal het mijn ca
chet wel wezenhet gezigt bedriegt mij somtijds."
Op do vraag van den voorzitter of de beschuldigde iets had
aan te merken op liet laatste gedeelte van de verklaring der
getuige,, antwoordde hij, dat liet steken van witte papieren in
hot pakot slechts geschied was voor een tijd. Indien do fortuin
hem weder toelachte, of de recderij beter zoude gaan, had hij
het bepaalde voornemen gehad cn.dc intentie om dat geld weder
aan te zuiverctr. De voerzitter merkte hem hierbij.op.dat hij,
indien hij gestorven ware, dan toch, ondanks alle goede intcn-
tien, die persoon zonder iets zou hebben achtergelaten, waar
voor hij zoo goed zorg zou hebben willen dragen. Dc beschul
digde beaamde die opmerking, en voegde er het volgende nog
hijHij had sedert 50 jaren aan ecne slechte maag gelaboreerd;
daarvoor had hij alandswortcl gebruikt; en toen nu Louise ook
over maagpijnen klaagde, dacht hij: „ik zal wat gruis van
alandswortcl in de soep doen, dan zal zij den bitteren smaak wel
wennen," en dat cn niet anders was de bedoeling waarom hij
dal poeder in dc soep had gedaan.
De voorzitter vroeg hem daarop„of hij niet -in tegendeel
rattenkvuid in do soep geworpen had waarop hij antwoordde:
„ja, het kan mogelijk zijn, wantik had altijd rattenkruid bij mij;
het is met geenc intentie geschied. Hoe het er in gekomen is,
weet ik waarachtig niet."
De voorzitter verklaarde daarop van harte te wenschen dat
een man van 84 jaren, die aan den rand stond van het graf en nu
voor den aardschen regter te regt stond, hier inderdaad waar
heid sprak, waarop de beschuldigde antwoordde: „ik spreek
hier de waarheid; de soep is hier eene nieuwe besehuldiging."
„En de worst dan?" vroeg de president. „Ik heb de waarheid
beleden engetcekcndwacmen mij voorlegde," was het antwoord.
Op verzoek van den verdediger, den heer rat'. Loon, rigtte
de president nog twee vragen aan Louise Esbra, uit welker ant
woord resulteerde dat haar broeder ook in november had gege
ten van de toen gegeven worst, zonder daarvan ongesteld te zijn
geweest; en dat de beschuldigde haar meermalen had te ken
nen gegeven dat hij zich voor het hoofd wilde schieten omdat
hij in zijne militaire loopbaan miskend werd.
Dc tweede getuige, J. C. van der Houven geb. Visser, tnede
het slagtoffer der vergiftiging, gevoelt nog altijd de gevolgen
der verlamming, waaraan zij sedert drie maanden door het ge
bruik van de worst heeft geleden. Deze vrouw is eene naaister,
die ook werkte voor dc vrouw van den heer Stacreling, terwijl
haar dochtertje Anna des zaturdags werk verrigtte bij Louise
Esbra. Dat meisje had van Louise zes schijfjes worst in azijn
gelegd gekregen, die zij had te huis gebragt. De kinderen der
naaister hadden van de worst geproefd, die niet gelust en in de
kagchclbak uitgespuwd. Zij zelve had daarop alle zes stukjes
opgegeten. Een paar uren daarna werd zij benaauwd,'. kreeg
aandrang tot braking, leed aan vreeselijke buikpijnen; het hoofd
werd dik en opgezet, en nadat zij onder vreeselijke smarten een
langen tijd onder geneeskundige behandeling was geweest, was
zij in zoover hersteld dat zij voor het hof verschijnen kon. Maar
ook nu nog kon zij bijna niets verrigten en leed zij gedurig aan
harttrillingen, bcnaauwdheden en heete koorls. Op de vraag
van den voorzitter of do beschuldigde hiertegen iets had op te
merken, verklaarde hij, „dat dit alles buiten hem was cn hij er
dus niets van wist."
Dc drie volgende getuigen,.dochters van dc voorgaande, be
vestigden alleen de verklaring van deze.
De zesde en zevende getuigen woonden boven L. Esbra. De
vrouw had reeds eenige weken vo'ór den 4januarij met hun
driejarig zoontje ook eenige schijfjes worst van haar ontvangen
en naliet nuttigen zich ongesteld gevoeld, terwijl de kat van
getuigen, die de velletjes heeft opgegeten,daarna was overleden.
Overigens zijn deze getuigen het geweest die den generaal aan
het sterfbed van den broeder haalden cn geneeskundige hulp
inriepen.
Doctor Rijke werd als getuige en als deskundige door het
hof gehoord. Zijne verklaring als getuige kwam op het volgen
de neder. Hij werd in den namiddag van den G januarij hij
Louises broeder geroepen, dien hij nimmer had behandeld,
we! zijne zuster. De lijder klaagde toen dat hij twee dagen aan
braking en diarrheac had geleden hij beschouwde de ziekte
toen als eene rhumatische diarrheac, die destijds hecrschendc
was. Toen hij op de missive van den heer van Stacreling des
zaturdags terug kwam, vond hij den lijder in geheel verander
den toestand, zonder pols, met eene leiachtig blaauwo kleur,
met verschrikkelijke krampen in de bovenste cn onderste lede
maten, verscheurd door ontzettende buikpijnen, letterlijk ster
vende. Toen had hij onmiddelijk liet denkbeeld van vergifti
ging opgeval. Naar aanleiding ook van de antecedenten bij
Louise Esbra's ongesteldheid, kwam hij tot liet stellige vermoe
den dat de man vergiftigd was. Aan den lijder was niet veel
tneer te doen, want hij kon niet meer slikken. De lijder had
nogtans veel gesproken doch te vergeefs had hij hem ge
vraagd wat hij het laatst gegeten had Ook Louise Esbra gaf
op die vraag geen antwoord, en het was toen dat mevrouw
Stacreling sprak van de worst cn uitriep, „nu gaat mij een
licht op." Dc lijder zelf wilde echter van vergiftiging niets hoo-
ren; want toen dc getuige he:u die opmerking maakte, ant
woordde hij: „neen neen, gij dwaalt, mijnheer."
Ten aanzien der ongesteldheid van Louise in ju-lij 1858 ver
klaarde doctor Rijke, dat zij aanvankelijk bestond in dc gewo
ne verschijnselen van rhumatische diarrhea:, doch dat, het be
loop van dc ziekte hem later op het vermoeden van vergiftiging
had gebragt. Ilij dacht toen aan het gebruik van eenige scha
delijke zelfstandigheid b. v. lood omdat het gebruik van lood
ook verlamming te weeg brengt. Dc later plaats gegrepen ont
steking van roosachtigen aard had hem nog meer aan metaal
vergiftiging doen denken. Als deskundige beantwoordde hij
dan ook in bevestigenden zin de vraag, of het overlijden van
Louises broeder geweest is het gevolg van het gebruik van ar
senicum, en of de toestand van Louise zelve hetgevolg kan zijn
van arsenicum in de maand julij gebruikt. De latere behande
ling van vrouw van der Houven, had bij bem zeker de overtui
ging gegeven, dat er vergiftiging had plaats gegrepen. En toen
hij des zaturdags avonds anti het policieburcau was geroepen,
om te onderzoeken een glas water, dat den beschuldigde was
toegediend en waarin deze een poeder had geworpen, had hij
bij dat onderzoek bevonden, dat het wit ligt glinsterend poe
der, hetwelk op den bodem van het glas lag, arsenicum was,
en dai het veel moeite had gekost, den generaal een geneesmid
del toe te dienen, want dat deze steeds had uitgeroepen; „ik
wil sterven."
Alsnu werden voorgelezen 1. de in de instructie afgelegde
verklaringen van clett sedert overleden doctor L. S. A. Holtrop
waardoor de verklaringen van vorige getuigen werden beves
tigd, cn waarin do overtuiging wordt uitgesproken dat Louises
broeder overleden is aan de gevolgen van het gébruik eener
scherp bijtende zelfstandigheid 2. het visum rcpcrium, opge
maakt door de hecren Rijke, .Vorstman, Holtrop en Meijer. Dc
hoofdpunten van dat visum repertum zijn in de acte van be
schuldiging opgenomen cn dus reeds van algcmeene bekend
heid. Doctor Rijke, daarna door den voorzitter weder binnen
geroepen, legde nu als deskundige zijrio verklaring van do lijk
schouwing af cn bevestigde daarbij de bijzonderheden in het
vi'snru repertum medegedeeld.
Als deskundige beschreef de heer Vorstman do gedane utop-
sic, en bevestigde mondeling zijne bevindingen op het lijk van
Louises broeder, gelijk die in het visum repertum waren ge
constateerd. De hoofdpunten van die verklaring kwamen op
het volgende neder: dat aan den ingang van het hoofd van den
slokdarm het slijmvlies rondom sterk was ontstoken, ongeveer
vier centimeters lager, minder vier centimeters echter nog
lager, bij den ingang der maag hevig ontstoken, hetgeen men
ook bevond aan de epiglottes en achterwand van de larynx dat
zich aan het uiteinde der maag (pylorus) bevond, onder ande
ren, eene plek zoodanig verweekt, dat daarin beginnend gan
green bespeurd werd; dat overigens het slijmvlies van dat or
gaan sterk ontstoken was en hier cn daar verweekt en bijna
doorboord dat de intestimi tenuia over het algemeen waren
sterk geïnjicieerd, vooral het duodenum, na dc opening van
welke het slijmvlies op verschillende plaatsen sterk ontstoken
werd bevonden, vooral aan het begin van het duodenum.
Daarna werd door den heer griffier voorlezing gedaan van
het verslag der scheikundigen, de heeren T. D. Vrijdag Zij
nen te 'sHage en J. H. van der Burg te Rotterdam. Uit dit
verslag, hetwelk een zoo uitgebreid stuk was, dat dc voorlezing
voorde tweede helft tot de zitting van vrijdag moest worden
uitgesteld, bleek o. a., dat aan het scheikundig onderzoek niet
alleen werden onderworpen verschillende inwendige ligchaams-
dcelcn, van het door de vergiftiging gevallen slagtoffer, maar
ook onderscheidene voorwerpen den beschuldigde toebchoo-
rende, zoo alseen blaauwe jas van lcidschpolemier, eenblaauw
laken broek, eenige stukjes thcclood in dc zakken gevonden,
terwijl tevens bleek, dat in een zakboekje van den beschuldigde
herhaaldelijk gevonden werden, de woorden: „acidum, mor-
phinum, strychnine, arsenicum album."
Vrijdag werd de voorlezing van dat uitvoerig stuk voortge
zet, aan het slot waarvan de deskundigen zijn tot het besluit
gekomen
1. dat het, naar aauleiding van hunne bevinding ten aanzien
der contenta van de maag, waarin zij de tegenwoordigheid van
onveranderd rattengif hebben vermoed (welk vermoeden op
proefnemingen gegrond was), als hoogst waarschijnlijk kan
worden beschouwd dat het arsenicum is toegediend in zijne ver
binding met de zuurstof tot arseniczuur (acidum arscnieosum),
eene zelfstandigheid welke behoort tot die vergiften, die, in het
menschelijk ligchaam gebragt, onder vreeselijke verschijnselen
den dood kunnen ten gevolge hebben cn
2. dat het hun uit de drie recepten of ordonnantiën welke ten
behoeve van J. H. Esbra gedurende zijne laatste ziekte zijn
voorgeschreven, gebleken is, dat er geen arsenicum prteparaat
als geneesmiddel is toegediend, cn dat bij gevolg liet door hen
opgespoorde gift niet als een gevolg der geneeskundige behan
deling kan worden aangemerkt.
Daarna werd het getuigenverhoor vervolgd.
De heer T. D. VrijdagZijnen, scheikundige te 's Ilagc, en E.
A. van der Burg, lector aan de cünische school te Rotterdam,
legden als getuigen en als deskundigen de verklaringen af om
trent hunne bevinding van liet onderzoek dat zij scheikundig
hadden ingesteld, omtrent dc voorwerpen bij hun schriftelijk
rapport opgenoemd. Die verklaringen kwamen overeen met het
rapport zelf, en het is dus overbodig daaromtrent in herhalingen
te treden.
Omdat dit punt nader werd besproken, moeten wij afzonder
lijk vermelden de verklaring der scheikundigen, dat het bruine
poeder dat gevonden is op het glas water, door don beschuldig
den in het policieburcau gebruikt, bij onderzoek gebleken is
geweest tc zijn eene onschadelijke stof, doch in geen geval een
bitterpoeder, gelijk de beschuldigde had beweerd. Nadat do
scheikundigen hunne verklaringen hadden afgelegd, zcidc de
voorzitter hun dank namens liet hof voor de diensten door hen
ten deze in het belang der justitie bewezen.
De dertiende getuige, de meu. doctor J. Ivips heeft alleen
ccne verklaring afgelegd betrekkelijk de door hem behandelde
ongesteldheid van vrouw van der Houven, welke naar zijne
overtuiging ook het gevolg was van het gebruik van arsenicum.
Dc getuigenis van den heer Waldeck, hoofdcommissaris van
policie te 's Hage, was ccne der belangrijkste in de zaak afge
legd. Wij geven er hier een kort verhaal van, gelijk het naar
aanleiding van de vragen des voorzitters werd gegeven. Op den
8 januarij ten 1 ure gaven dr. Rijke en dr. Holtrop hem kennis
dat er iemand lijdende was, denkelijk aan vergiftiging. Hij ver
gezelde toen die genecshecren naar het huis van Louise Esbra,
en vond daar in bed een man die vreeselijk leed. Op zijne vraag
gevoeldo de lijder zich in staat te spreken. Naar aanleiding van
Ihetgeen hem ter oorc was gekomen, had hij den lijder bepaald
gevraagd of deze niet leverworst had gegeten; daarop was het
antwoord: ja, drie schijfjes. Op zijne vraag wie de worst ge
bragt had, werd door den stervende geantwoord: de generaal,
uiaar ik was (oen niet te huis. Anderhalf uur later was de man
een lijk. Reeds vroeger had de heer Waldeck Louise onder
vraagt!, en het was door hare medewerking dat de stervende
opgenoemde verklaring had afgelegd. Terwijl hij met Louise
bezig was, kwam de generaal binnen. Hij zei de tot hem: „zie,
dat lijden is het gevolg van de worst die gij hier in huis hebt ge
bragt," waarop dc generaal dadelijk antwoordde: „of er van de
worst nog wat over was?" Tc gelijkertijd gaf de generaal te
kennen hoe zonderling het was dat die man van dc worst zoo
kon souffleren, daar hij zelf van de worst met Louise gegeton
had, cn' dat zij ze lekker maar wel wat zont hadden gevonden.
Louise verklaarde echter dat de generaal van cie worst niet had
gegeten, omdat hij zcide malaga gedronken te hebben. Toen de
heer Waldeck met dr. Holtrop en den generaal het huis verliet,
maakte laatstgenoemde aan beiden bekend dat hij van Louise
nog f 3000 onder zich had, en toen zij op het Spui waren geko
men, opdat cis generaal dc winkel zou aanwijzen waar de worst
gekocht was, wees dc beschuldigde den winkel van een israëliet
aan, waarop de heer Waldeck zeide „dat is mis, hier verkoopt
men geen leverworst," cn het was toen eerst dat de generaal
den winkel van den spekslager Kok aanwees. De vrouw van
den spekslager herinnerde zich wel dat de beschuldigde in den
winkel geweest was maar niet of hij leverworst gekocht had.