MIDDELRURGSCHE COURANT. L\°- 43. Zaturdag 1859. 9 April. Deze courant verschijnt des dingsdags, donderdags en zaturdags. Binnen deze gemeente en Vlissin gen geschiedt de uitgave den avond te voren ten 8 ure. De abonnementsprijs per drie maanden is 3, franco per post f 3,40. De inzending van advertentien kan geschieden tot tien ure des morgens, op den dag der uitgave. De prijs van gewone advertentien is 22 oent per regel; van huwelijks, geboorte of doodbekendma- «ijigen enz., van één tot zes regels f 1,50, voor eiken »regel daarboven 22 cent. Buitengewoon groote letters worden* berekend naar de plaats die zij innemen. Voor elke plaatsing moet 35 cent voor zegel worden betaald. De betaling geschiedt kontant. Edilie van vrijdag avond 8 ure. 2Utuk0nïnghtgm VAN BIT RIJKSBESTÜÜR,PROVINCIALE ES GEMEENTEBESTUREN. AAMBESTEUIAG. Burgemeester en wethouders van Biggekerke hebben het voornemenbehoudens nadere goedkeuring, op maandag den 2den mei 1859, des voormiddags ten 10 ure, in de raadkamer aldaarin het openbaar aan te besteden filet bestraten met lilinkennoppeii van den zandweg- naar Kondekerke. Het bestek en voorwaarden zijn op franco aanvrage te beko men bij den secretaris der gemeente, tegen betaling van f 2,47$, en liggen ter secretarie ter lezing. Locale aanwijzing zal geschieden de twee werkdagen aan de besteding voorafgaande. Biggekerke den G april 1859. De burgemeester. J. VERHAGE. De secretaris, W. SLIM MEN. öinncnlcmöschr tijbiitgm. 3IidtieBburg april. Bij koninklijk besluit van den 5 dezer, is tot burgemeester der gemeente Middelburg benoemd de oudste wethouder, mr. J. F. Bijleveld van Serooskerke, alhier. Door de leden van den raad dezer gemeente, benevens den heer secretaris, is heden namiddag aan jhr. mr. M. C. Paspoort van Grijpskerke, afgetreden burgemeester, tot aandenken over handigd een fraaije zilveren beker niet deksel, voorzien van daarin gegraveerde wapens dezer gemeente en van den heer Paspoort, en voorts met toepasselijke inscriptie. Dit geschenk is vergezeld van een perkamenten rol, behelzende o. a. denaam- teekeningen der onderscheidene schenkers. Woensdag voormiddag had alhier de ter aarde bestelling plaats van den heer Jacobus Bos Wz., die laatstelijk als adjunct opperbrandmeester verbonden was aan het bestuur over de brandweer binnen deze gemeente. De leden van gemeld bestuur volgden den lijkstoet, en door den voorzitter van commissarissen jhr. W. H. de Jonge, werden bij het graf de verdiensten her dacht van den overledene, die gedurende 47 jaren in onder scheidene betrekkingen bij deze instelling nuttig werkzaam is geweest. Wij hebben in onze nos. van 27 november en 4 december 1858 mcldinggemaakt van ecne procedure, voor het kantonge- regt te Vlissingen aangelegd tegen den heer F. C. Stewart Schultz, genees-, heel- en verloskundige aldaar, beklaagd van het als zoodanig des onbevoegd bij voortduring geneeskundig behandelen van* en voorschrijven van geneesmiddelen voor in wendig gebruik aan een te Vlissingen woonachtig persoon, lijdende aan eenecatharaal-gastrische ziekte, van den 30 augus tus tot op zijn overlijden, den 11 october 1858. Van het op den 3 december 1S58 in dit geding door den kantonregter uilgesproken veroordeelend vonnis, is de veroor deelde in hooger beroep gekomen, en dit werd in de zitting der arrondissements reglbank alhier van gisteren behandeld. Na uilgebragt rapport door den heer mr. J. H.de Stoppelaar. werd door den heer substituut officier van justitie, waarnemen de het openbaar ministerie, overgelegd een advies, op zijn ver- laugen uitgebragt door de provinciale commissie vau genees kundig onderzoek en toevoorzigt in Zeeland, behelzende haar gevoelen dat eene catharaal gastrische ziekte is eene inwendige, benevens afschriften van de in casu voorgeschrevene recepten. De hoeren A. A. Fokker en J. C de Man, med. doctoren alhier, werden daarna als getuigen en zaakkundigen beeedigd en verklaarden respectievelijk dat net meereudeel der hun voor gelegde recepten tot inwendiggebruik bestemd was, dat eene j catharaal gastrische ziekte eene inwendige is, en dat de weten- i schap wel een onderscheid tasschen in- en uitwendige ziekten j maakt. De heer mr. P. J. G. van Diggelen, advocaat alhier, ook thans als gemagtigde van den beklaagde toegelaten, verklaarde hier op namens dezen, zich volstrekt niet te verzetten tegen de qua- liflcatie van de betrokkene ziekte als ëene inwendige, zonder nogthans te erkennen dat die was gevaarlijk en slepend. Op de vragen van het openbaar ministerie verklaarde die heer wijders dat de heer Schultz eene instructie heeft ontvangen, doch niet bepaald weet welke en deze ook niet heeft noch kan hebben bezworen, omdat tijdens zijue toelating in 1849 de ju risprudentie van den hoogen raad leerde dat zekere instructie voor de heelmeesters leu plattelande niet. was verbindend, als zijnde niet behoorlijk door middel van het Staatsblad afge kondigd. Door den heer substituut-officier werd hierop uitvoerig be toogd dat 1. de beklaagde inwendige praktijk heeft uitgeoe fend, 2. dat hij daartoe was onbevoegd, aangezien, met den beklaagde aannemende dat geene instructie voor heelmeesters ten platte lande op wettige wijze is tot zijne kennis gebragt, hij ook die bevoegdheid niet kan ontleenen aan art. 7 der wet op de uitoefening der geneeskunst van den 12 maart 1818. al- zoo uit artikel met de bedoelde instructie één geheel uit maakt; 3. dat het vonnis van den kantonregter verbetering be hoeft ten aauzien der beslissing van het inwendige der ziekte, en met vermelding dat te Vlissingen iv/ee of meer medecinae doctoren zijn gevestigd en aldaar geene plaatselijke commissie van geneeskundig toevoorzigt bestaat. Onder overlegging van een door den appellant onderteckend ontvangbewijs van twee instructien op den 22 januarij 1849 uit handen van de provinciale commissie na voorafgaand exa men en eedsaflegging, benevens van een extract uit de notulen der door die commissie gehoudene vergaderingen, waaruit van dat examen blijkt, concludeerde hij ten slotte dat het appel ont vankelijk verklaard en het vonnis a quo zou worden vernietigd, met schuldig verklaring van den beklaagde op de hier voren uiteengezette gronden.en met veroordeeling in de zelfde straf fen ais door den eersten regter, zoo mede in de kosten, ook in hooger beroep gevallen. Door den heer gemagtigde van den beklaagde is op den voor grond gesteld dat zijne taak na dit requisitoir zeer vergemakke lijkt was, aangezien daarbij ten aeele de bevestiging van het. vonnis des eersten regters wordt verlangd en alzoo toegestemd dat geene voor den beklaagde verbindbare instruct ie aan hem is uitgereikt. 11 ij beweerde verder dat de bevoegdheid van genees-, heel- en verloskundigentot inwendige praktijk, in de wet op de geneeskunst opgenomen zijnde, geheel onafhankelijk van eeni- ge instructie van kracht is. Na een blik op de geschiedenis der meergemelde wet, haren considerans en gevolgen geworpen te hebben, concludeerde hij bij eene uitvoerige conclusie, en voor zooveel nood onder referte aan die, bij den eersten regter geno men, lot vrijspraak. De uitspraak is bepaald op aanstaanden donderdag. Het dezer dagen opgevischte lijk van den heer J. S. Aus- dcll, gezagvoerder van het stoomschip Northman, hetwelk den 22 februarij jl. voor Vlissingen is gezonken, is gisteren aldaar op verzoek van de te Huil gevestigde recderij op plegtige wijze ter aarde besteld. Te Goes circuleert het navolgende adres aan de tweede kamer der staten generaal, hetwelk reeds vele handteekeningen draagt Geven eerbiedig te kennen: de ondergeteekenden, allen inwoners aangeslagen in den hcofdelijken omslag der ge meente Goes Dat in bijna alle gemeenten van Nederland het bezwaar zich heeft doen gevoelen, dat de derde zinsnede van art. 245 der ge meentewet (onder meerderen bij koninklijk besluit van den 16 julij 1855, staatsblad no. 106,) zoodanig wordt toegepast dat het persoonlijk verblijven van sommigen, voor zekeren tijd, buiten de gemeente, met behoud nogthans van alle betrekkin gen en winstgevende zaken in de gemeente, regt geeft op kwijt schelding van den aanslag in den hoofdelfjken omslag over die maanden, welke tijdelijk buiten de gemeente der inwoning worden doorgebragt Dat die toepassing vermoedelijk is toe Ie schrijven aan eene minder duidelijke redactie van art. 245 evengemeld; dewijl toch de bekwame ontwerper van genoemde wet, in de zitting uwer vergadering van den 17 december 1856 uitdrukkelijk heeft verklaard: dat aan de gemelde bepaling eene tegenover gestelde beteckenis moest worden gehecht, zoo als adressanten dan ook vermeenen, dat die 3de zinsnede niet slaat op de inwo ners eener gemeente van welke in de eerste zinsnede van dat art. gesproken wordt, maar alleenlijk op de zulken die, ge»ne inwoners zijnde, in de gemeente slechts tijdelijk verblijven of vertoeven Dat in deze gemeente, waar de hoofdelijke belasting door de afschaffing van den accijns op de tarwe, tot ongeveer f4 per ziel is moeten worden opgevoerd, het drukkende der tot heden gevolgde toepassing in dubbele mate wordt gevoeld, omdat daardoor de meest aanzienlijken zich aan de betaling van eeu deel hunner aanslagen onttrekken, hetgeen op een bedrag van even f 22000, ten vorigen jare voor 7 belastingschuldigen, on geveer f1400 heeft beloopen; Dat de hooge regering huiverig schijnt het initiatief in deze te nemen, en zij adressanten zich mitsdien tot uwe vergadering wenden, met eerbiedig verzoek dat het haar behage de derde zinsnede van art. 245 der gemeentewet in dier voege te verdui delijken, dat het buiten twijfel worde gesteld, dat die zinsnede alleenlijk doelt op de zulken die slechts tijdelijk in de gemeente verblijven of vertoeven, niet op de inwoners der gemeente, die hun aanslag steeds over het geheele jaar verschuldigd zijn. Daardoor zal de onregelmatigheid ophouden, dat de inwo ners. die zich tijdelijk voor een gedeelte van het jaar elders ves tigen en over den tijd hunnen aanslag niet betalen, desniettemin het geheele jaar de bescherming hunner eigendommen genieten, beroepen uitoefenen en voordeelige ambten bekleedeu, van de regten van het. ingezetenschap, zoo als kiesregt, lidmaatschap van den raad enz. gebruik maken, ja zelfs de belastingen voor het gansche jaar helpen regelen en vaststellen, waarvan zij slechts voor een gedeelte den druk voelen. HH. MM. dc koning en de koningin, benevens Z. K. H. de prins van Oranje, zijn woensdag uit dc hoofdstad in de residen tie teruggekeerd. Met den 10 dezer worden te Hoorn en Purmerende, en met den 15 daaraanvolgende te Bergen op Zoom, kantoren van den rijkstelegraaf met beperkte dagdienst geopend. Naar men met zekerheid verneemt, heeft de pruissische rege. ring aan den generaal-majoor van Gorkuin, concessie verleend tot den aanleg van een verbindingskanaal vau de Schelde met de Maas en den Rijn op pruissisch grondgebied. Door den heer Mackay, als gecommitteerde der regering, krachtens het koninklijk besluit van 18 december 1855, behee- rende voor en in naam der Maatschappij van weldadigheid, is den minister van binnenlandsche zaken een verslag aangeboden van het beheer en den toestand der Maatschappij gedurende het jaar 1858. Uil dit belangrijke stuk blijkt ouder anderen, dat het personeel der koloniën van de maatschappij in 1S5S. even als in de twee vorige jaren verminderd is. De gezamenlijke bevolkiug, de ambtenaren daaronder begrepen, bedroeg bij het begin van het jaar 10,465 hoofden, en op 31 december 10,166. Nieuw werden opgenomen 1509 personen, dat is 65 minder dan in 1857ontslagen werden 1560; weggeloopen zijn lGSivau^ desertie teruggekomen 75 geboren 152 -gestorven 307^ Hé getal der in de bedelaarsgestichlen opgenomenen, heeft l3S:£qê-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1859 | | pagina 1