MIDDELBÜRGSCHE
C 0 N T.
N0i 37.
Zaturdag
1859.
26 Maart.
6ittttmlimösr!]f ttjïrirtgcn.
Deze courant verschijnt des dingsdagsdonderdags en zaturdags. Binnen deze gemeente en Ylissin-
gen geschiedt de uitgave den avoud te voren ten 8 ure.
De abonnementsprijs per drie maanden is 3 franco per post f 3,40.
De inzending van advertentien kan geschieden tot tien ure des morgens, op den dag der uitgave.
De prijs van gewone advertentien is 22 cent per regel; van huwelijks, geboorte of doodbekendma-
kingen enz., van één tot zes regels ƒ1,50, voor eiken regel daarboven 22 cent.
Buitengewoon groote letters worden berekend naar de plaats die zij innemen.
Yoor elke plaatsing moet 35 cent voor zegel worden betaald. De betaling geschiedt kontant.
Editie van vrijdag avond 8 ure.
middelburg 3» maart.
Het kantongeregt te Vlissingea heeft lieden uitspraak ge
daan in de voor acht dagen aldaar behaudelde zaak tegen den
heer H. Schouten, gepensioneerd officier van gezondheid der
2de klasse en plattelands heelmeester, beklaagd van des onbe
voegde geneeskundige behandeling van inwendige ziekte.
De kantonregter heeft daarbij overwogen ten aanzien van het
door den gemagtigde van den beklaagde bij zijne conclusie aan
gevoerde: dat art. 4 der instructie voor heelmeesters ten platte-
lande, als verbindend voor den beklaagde, wel degelijk op hem
van toepassing is, als zijnde, zoo door het niet herroepen zijner
voorden commissaris van policie te Vlissingea afgelegde beken
tenis van schuld als door het afgelegde getuigenis van den
chirurgynmajoor J. W. Christan, het bewijs regtens geleverd 1
dat de behandelde lijderes was lijdende aan zenuwzinking
koorts, en dus aan eene inwendige ziekte, welke zoo gevaarlijk
is geworden dat deze persone aa«»die ziekte is gestorven; dat,
het vorenstaande regtens bewezen zijnde, de beklaagde alzoo
niet gezegd kan worden bedoelde instructie te hebben nageleefd
door het inroepen der hulp van den officier van gezondheid 1ste
klasse Christan, op grond dat deze volgens zijne verklaring niet
bezit den graad van medicinae doctor en alzoo niet geregtigd is
tot uitoefening van alle takken der geneeskunst, en ook diens
bevoegdheid tot het geven van consult in casu zeer betwijfelbaar
is, vermits de geldigheid en verbindbaarheid niet blijkt van de
koninklijke besluiten van den 20maart IS 17 litt. N no. 74 en
van den 5 maart 1841 no. 90, als zijnde deze niet in het Staats
blad opgenomen, noch het bewijs bestaande dat die beide beslui
ten op eenige andere wettige wijze ter kennisse van de ingeze
tenen zijn gebragt; dat regtens als bewezen kan en moet worden
aangenomen dat de beklaagde vroeger eene overtreding tegen
de wet op de uitoefening der verschillende takken van de ge
neeskunst heeft begaan, hoezeer door vrijwillige voldoening
der boete destijds eene regterlijke vervolging en beslissing is
voorgekomendat, hoezeer de meergemelde instructie voor de
heelmeesters ten platte lande niet op de bij dc wet bepaalde
wijze is afgekondigd en het regterlijk bewijs niet is geleverd dat
zij aan den beklaagde is medegedeeld, evenwel door het aan
hem van wege de provinciale commissie van geneeskundig on
derzoek en toevoorzigt in Zeeland uitgereikt en door hem aan
genomen bewijs om, als gelijk gesteld met plattelands heelmees
ters, de geneeskunst te mogen uitoefenen, die instructie op den
beklaagde ook werkelijk van toepassing, en hi) alzoo gehouden
is haar op te volgendat, aannemende de verbindbaarheid van
meergemelde instructie, ook des beklaagden beweerde bevoegd
heid tot behandeling van inwendige ziekten niet kan opgaan
alzoo hij juist naar luid van art. 7 der wet van den 12 maart
1818 (Staatsblad no. 16) daartoe geenszins is geregtigd.
Naar de beschouwing van den kantonregter heeft alzoo in
casu werkelijk plaats gehad eene overtreding van de artt. 7 en
8 der aangehaalde wet, en is de beklaagde schuldig verklaard
aan het des onbevoegd bij voortduring geneeskundig behande
len van ceue aan eene inwendige ziekte lijdende persone en hel
daartoe voorschrijven van geueesiniddelen ter inwendig gebruik
tot herstel, en zulks na reeds vroeger terzake eener gelijke
overtreding eene geldboete van f 25 te hebben verbeurd en be
taald, en dierhalve veroordeeld in eene geldboete van f 50 en
de kosten.
Wij vernemen dat namens den beklaagde aanstonds van dit
vonnis appel is aangeteekend.
Uit Vlissingen meldt men ons heden
Gisteren is van hier naar Middelburg overgebragt. een inge
zeten dezer gemeente, die zich heeft schuldig gemaakt aan het
ontvreemdeu van een stuk spek, uit een spekslagers winkel
waar boven hij woonachtig was. Werkzaam zijnde aan de mari
newerf, viel hij ongelukkig juist dien morgen in de termen om
gevisiteerd te worden, zoo als dit van tijd t.ot tijd plaats vindt,
om het ontvreemden van goedereij aan het rijk toebehoorende te
voorkomen, toen men bij hem in plaats van rijksgoederen een
stuk spek vond, door hem waarschijnlijk in den vroegen mor
gen uit den winkel medegenomen.
De Nederlandsche staatscourant van gisteren bevat een ko
ninklijk besluit van den 4 dezer (Staatsblad no.ll), inhoudende
de overeenkomst, tussehen Nederland en Belgie gesloten, tot
waarborg van den eigendom van wetenschappelijke en letter
kundige werken. Daarbij is bepaald dat dit verdrag den 1 april
aanstaande zal in werking treden.
Z. K. H. de prins van Oranje zal zich in de volgende week
naar Rotterdam begeven, en bij die gelegenheid het Zeemans
huis bezoeken.
Wij vernemen dat de concessie aan de heeren Sloet en
Reuchlin verleend voor den aanleg van een noorder-spoorweg,
met goedvinden dezer heeren, belangrijke wijzigingen heeft on
dergaan, en dat deze nieuwe concessie weder aan de kamer met
liet regeringsantwoord zal worden aangeboden. Het tijdstip
dier indiening is evenwel nog niet met juistheid bekend.
Aan de Koninginnegracht te 's Gravenhage is men bezig met
het leggen van een spoor op de straat, bestaande uit ijzeren
rails van eene geringe hoogte. Men verneemt dat dit tot eene
proef strekt, welke door burgemeester en wethouders gevor
derd is van den heer C. Soeténa, die van het gemeentebestuur
concessie vraagt voor den aanleg eener railroute naar Scheve-
ningen, voor wagens door paarden gelrokken, op de wijze zoo
als men die in Parijs en andere groote steden van het buiten
land vindt
De nieuwe Opéra comique van G. Meijerbeer, heeft den
naam ontvangen van: Le pardon de la folie (de vergiffenis van
de krankzinnige Deze opera wordt thans te Parijs ingestu
deerd. De tekst berust op eene duitsche legende. De hoofdin
houd is als volgt: Een boer, door zijn gouddorst verleid, vertrekt
en vergeet zijne verloofde, die uit vertwijfeling krankzinnig
wordt. De goudzoeker echter keert arm terug en vindt vergif
fenis bij zijne krankzinnige bruid. De muziek moet. zoo men
zegt, een scherpen comischen tint hebben; bijzonder wordt een
trio genoemd en eene zeer eigenaardige instrumentatie van het
orkest gedurende een on weder.
Een twaalftal droogisten, wonende te's Gravenhage, heeft
zich tot dc tweede kamer der staten-generaal gewend, bij adres,
waarin zij te kennen geven, dat zij in het gewijzigd ontwerp
van wet, regelende de uitoefening der artsenijbereidkunst en
hel verkoopen van geneesmiddelen, op nieuw een vergrijp zien,
aan bunue eigendommen gepleegd. Zij verzoeken de kamer, öf
het voortdurend bestaan van den stand van droogist in de wet
te doen opuemen, gelijk die voorkomt in de wet van 1818 öf
zorg te dragen.dat die opheffing niet geschiede dan op de zelfde
wijze waarop den slavenhouder zijne, met goddelijke en men-
schelijke geboden strijdige, bezittingen zullon worden ontno
men. Ais hunne innige overtuiging geven de adressanten nog
te kennen, dat de droogist even zeer op de bescherming der
kamer aanspraak heeft als de planter in onze west-indische ko
loniën, wiens slaven men wettig onteigent in liet belang der
menschheid, termijl men de vrouwen en de kinderen der droo
gisten, in het belang van een medeburger (den apotheker), on
wettig iveuscht prijs te geven aan armoede en gebrek.
De Surinaamscke courant van 17 februarij 11. bevat het vol
gende berigt uit Paramaribo: Naar wij vernemen is door het
koloniaal bestuur, op daartoe van het ministerie van koloniën
verkregene magtiging, een grondbrief verleend geworden aan
de heeren mr. S. J. Cohen en Julius Meijer, te Amsterdam, ten
behoeve der op te rigten Surinaamsche maatschappij van mijn-
werking en cultuur Aurora, voor een terrein lands groot 6000
akkers, gelegen ten zuiden van en grenzende aan de concessie
Victoria, aan den linker oever van de rivier Boven Suriname»
en zulks tot ontginniug aldaar van mijnen, bosschen en gronden,
tienuemiiiffeii eu besluiten.
Eervol ontslag verleend, bij besluit van 20 dezer, opzijn ver
zoek, aan G. van Wage, als kapitein bij het half-bataillon no. 2
rustende schutterij in Zeeland, en benoemd bij den staf van het
zelfde bataillon, tot majoor-kommandant A. van den Bout,
thans 1ste luitenant.
Benoemd, bij besluit van 20 dezer, tot lid van den raad van
bestuur der Koninklijke akademie van beeldende kunsten te
Amsterdam, de heer C. Rochusseu, kunstschilder aldaar.
Benoemd, bij besluit van dien datum, totontvangerder directe
belastingen en accijnsen te Zuilen c. a., de heer W. H. D.
Broers, thans ontvanger der zelfde middelen te Voorlhuizen
c. a.; tot ontvanger der directe belastingen en accijnsen te Ha-
velte c. a. de heer H. J. W. Oosting, thans ontvanger dier mid
delen teEzinge; en voorts het kantoor der directe belastingen
en accijnsen te Oldehove ingetrokken en vereenigd met dat van
Ezinge, op den voet van een kantoor, hoofdplaats Ezinge.
Eervol ontslag verleend, bij besluit van 20 dezer, op zijn ver
zoek, aan den officier van gezondheid der 8de klasse M. A.
Diemont, van het personeel der geneeskundige dienst van de
landmagt, om redenen van gezondheid.
SSitrloe en Ieffejr,
Z. M. heeft bepaald, dat een gedeelte van het bataillon mi
neurs eu sappeurs, te Utrecht garnizoen houdende, van 15 julij
aanstaande tot in het laatst van september, in de legerplaats
Zeyst zal kamperen tot het houden van practische oefeningen.
Aan deze oefeningen zullen deel nemen de officieren, onder
officieren en verdere manschappen, die van andere wapens tot.
dat einde bij het bataillon mineurs en sappeurs zijn gedeta
cheerd.
Thermometerstanil.
23 maart, 's avonds 11 ure. 47 gr.
24 u 's morgens 7 48
's middags 1 n 52
's avonds 11 u 47
25 's morgens 7 48
's middags 1 52
Staten-generaal.
In de dingsdag namiddag door de tweede kamer gehoudene
zitting is ingekomen een wets-ontwerp tot eindregeling van de
zaken der Maatschappij van weldadigheid en verhooging van
het Vde hoofdstuk der staatsbegrooting voor 1859.
De kamer heeft bepaald, dat op donderdag (gisteren), des
namiddags ten 2 ure, eene nadere beslissing zou genomen wor
den omtrent het wets-ontwerp betrekkelijk de herziening der
tarieven van sommige accijnsen, waarover bij de eindstemming
in de vorige vergadering de stemmen gestaakt hebben, en dat
bij eene aanneming van dat wets-ontwerp de behandeling van
dat betrekkelijk den waarborg van gouden en zilveren werken
volgen zal; zijnde daarbij tevens besloten, om na de afdoening
van het voreuvermelde wets-ontwerp de overwegingen over daf
aangaande het regt op successie en overgang aan te vangen.
Verder is medegedeeld dat door de afdeelingen benoemd zijn
tot rapporteurs voor de wetsontwerpen betrekkelijk de uit
oefening der geneeskunde, de heeren Westerhoff, van der Veem
van Wintershoven, Godefroi en Hoyuck van Papendreeht.
De commissie van rapporteurs voor het wets-ontwerp tot het.
verlengen van den termiju voor het bepalen der eindbestem
ming van de baten der wees- en momboirkamers, heeft haar
eiud verslag uitgebragt, zullende de dag der beraadslaging nader
bepaald worden.
In de zitting van gisteren is het wetsontwerp betrekkelijk de
accijnsen, met 34 legen 32 stemmen aangenomen.
Wij zijn thans is staat, ten vervolge op het in ons vorig nom-
mer reeds voorloopig medegedeelde overzigt van het door de
regering bij de vertegenwoordiging ingediende wetsontwerp
tot goedkeuring eener overeenkomst, gesloten met de Maat-