1
vertrekken.omdendirigerenden officier ran gezondheid Ouden
hoven in die betrekking te vervangen.
Reeds is gemeld, dat dezen zomer van 15 j uly tot 1 Octo
ber ecnige kompagnien der verschillende regementen vesting
artillerie in de vlakte van Waalsdorp zullen kamperen; thans
verneemt men dat die kompagnien zullen worden gekom-
mandeerd door den majoor J. C. Launspacb van het 3de
regement vesting artillerie. Ook verneemt men, dat tevens aan
de hoofd-en andere officieren gedurende den kampiijd eene
maandelijksche toelage in plaats van campagne-vivreszal worden
verstrekt, alsmede dal aan onder-officieren en manschap tot te
gemoetkoming in hunne menage, verhooging van soldij zal wor
den toegekend.
CPost-imliscliie koloniën.
JS1 et de oulangs naar Japan vertrokken, voor het gouverne
ment aldaar in Nederland aangemaakte schioefstoomschepen
Jedo en Nagasaki zijn proeftogten ondernomen, welke hebben
doen blijken dat het eerste zoo wel als stoom- als zeilschip niet
minder goed voldoet dan de Japan.
Ook de Nagasaki voldoet als stoomschip zeer goedals zeil
schip zou rlil schip nader worden beproefd, hoewel de gezag
voerder Jones liet reeds ais zoodanig heeft geroemd.
Den 22 januarij j 1. werd door het hoog militair geregtshof
van Nederlandse!) Indie een belangrijk arrest uitgesproken. De
kapitein der infanterie Timmermans (7de bataillon infanterie)
was, ten gevolge eener door hem aangebodene reclame voor de
militaire Willemsorde, door den kommandant der timorsche
expeditie beschuldigd, zich op den dag van den strijd lafhartig te
hebben gedragen. Bedoeld arrest verklaart in de meest strenge
bewoordingen die beschuldiging tegen kapitein Timmermans
voor valsch, onwaar en uitgedacht om diens eer te bezwalken.
Het verklaart verder: /'dat, we! verre dat deze officier zich
onbehoorlijk zou hebben gedragen, het succes van den dag
groolelijks aan hem is te danken geweest." Eene talrijke schare
officieren was aanwezig om het arrcsi te liooreu uitspreken, en
hunne vriendschappelijke gevoelens voor genoemden officier
hebben zich na den afloop der zitting in de meest warme en har-
tel ïjke bewoordingeu luchtgegeven.
Tliermoiueterstaiul.
J 8 maart, 's avonds 11 ure. 42 gr.
19 's morgens 7 45
v 's middags 1 n 50 n
n 's avonds 31 39 n
20 's morgens 7 39 n
's middags 1 52
's avonds 11 44 n
21 u 's morgens 7 44
a 's middags 1 p 46
!t2eteorologiscllie waarnemingen
gedaan op 's rijks werf te Vlissingen, des middags 12 ure.
Maart 1859.
Wir
Kracht, j
Thermometer
C.
Betrekkelijke'
voehtigheid.
a
é-
fcr c
i
to
Laagste
temperat.
enverschil
met de
hoogste.
Aanmer-
kingen.
13 ZWest.
10
757.1
10.8
0.83
8.18
2.1
9.0
t 9.0
buijig.
14
Zw.t.Z.
3
755.6
10.3
0.96
9.17
20.0
9.0
8.0
buij. betrokk.
Ij
W. t.Z.
22
746.4
9.4
0.76
6.87
0.0
8.5
,v 7.5
bcw. buijig.
16
"W est.
2,5
762.5
9.4
0.83
7.51-
l.ö
6.0
n 9.0
bew. buijig.
17
Zw.t.Z.
17,5
761.8
9.4
0.77
6.9S
0.0
7-0
-/ S.5
betrokken.
18
w.t. z.
7
756.0
8.8
0.84
7.34
8.0
6.0
-/ 9.0
bew. betrokk.
19
No. t.N
11
768.8
8.4
0.70
5-97
00
4.5
«10.5
bew. buijig.
Den 13 's morgens ten 2 u. de vaan van den windkrachtmeter gebroken,
dus buiten werking tot en met den 14 dezer.
Staten-generaal.
(Overzigt der zittingen van donderdag, vrijdag en zaturdag.)
lu deze zitting is eerst behandeld de conclusie van het rap-
poit der commissie voor de verzoekschriften op het adres van
13. Birkenthal van Galice, thans in Nederland zich ophoudende,
zich beklagende over het gevaar voor hem bestaande van uitzet
ting uit liet rijk. De conclusie van het rapport strekte: 1. om
het adres met bijlagen ter griffie neder te leggen, en 2. afschrift
daarvan te zenden aan den minister van justitie, met de betui
ging van den wensch der kamer, dat op het regt, gewaarborgd
bij art. 3 der grondwet, slechts die uitzonderingen worden toe
gepast, welke bij de wet van 1849 geoorloofd en daarenboven
cloor bet belang van den staat gevorderd worden.
Aan de beraadslagingen over deze conclusie namen deel de
heeren Gedcfroi, van Eek, van Wintershovenen de minister van
justitie, wordende daarbij voornamelijk gehandeld over de toe
passing van de bepalingen der vreemdelingenwet door het depar
tement van justitie. De commissie voor de verzoekschriften, na
de inlichtingen van den minister gehoord te hebben, waaruit
bleek dat de beginselen van gastvrijheid ook op den adressant
toegepast werden, trok daarop het tweede gedeelte barer con
clusie in, waarop de kamer het eerste gedeelte daarvan zonder
hoofdelijke stemming goedkeurde.
Daarna is in overweging genomen de conclusie van liet rap
port der commissie tot onderzoek der inlichtingen op het. adres
vau \V. Bosch, bezwaren inhoudende ten opzigte van hel ko
ninklijk besluit van 13 januarij 1854, no. G4, betrekkelijk het
gebruik maken van gouvernementsbescheiden in koloniale aan
gelegenheden, en omtrent de toepassing der bepalingen van dat
besluit te zijnen opzigte.
De commissie had voorgesteld om een afschrift van het rap
port te zenden aan den minister van koloniën met uitnoodiging
om1. alsnog voor zoo veel geene redenen van algemeen belang
zich daartegen verzetten, aan het verzoek, in het adres van den
heer Bosch vervat, te voldoen, en 2. aan deze kamer liet gevoe
len der regering te willen kenbaar maken omtrent de weusche-
lijkheid eener herziening van het koninklijk besluit vau 13
januarij 1854.
Daar, na het uitbrengen van het verslag, de minister van
koloniën dat gevoelen in zijne memorie van beantwoording op
het voorloopig verslag omtrent het wetsontwerp betrekkelijk
de regeling van het gebruik van het koloniaal batig slot over
1855 had doen kennen, en de wenscheiijkheid der herziening
daarbij had erkend, trok de commissie liet tweede deel harer
conclusie in. Over het eerste deel werd het woord gevoerd door
de heeren van Eek, van Hoëvell, Godefroi en Duymaer van
Twist, die hoofdzakelijk over de verandering van het besluit
aangaande de openbaarmaking en de vervreemding van tot liet
indische gouvernementsarcliief behoorende stukken hunne ge
dachten mededeelden. De beide laatsten bestreden tevens de
conclusie van het rapport, hetgeen ook geschiedde door den
minister van koloniën, welke in zijn rede daarbij deed uitkomen
de strekking van het verzoek van den adressant lot teruggave
en inzage van stukken,die deze verlangde te gebruiken ter zijner
regt vaardiging tegen eene beschuldiging, in der tijd door den
gouverneur-generaal tegen hem iugebragt. De heer Hoycnk
van Papendrecht verdedigde als lid der commissie tot onder
zoek de conclusie van het verslag, waarna de heer Godefroi
voorstelde het volgende besluit te nemen:
//De kanier, vertrouwende op de toezegging van den minister
van koloniën, dat het koninklijk besluit van 13 january 1854
(Indisch staatsblad no. 18) aan eene herziening zal worden
onderworpen, besluit de inlichtingen aan de kamer medegedeeld
bij schrijven van den vorigen minister van koloniën van 9 julij
1857 voor kennisgeving aan te nemen."
Nadat de heer van Nispen van Sevenaer nog aan de breed
voerige behandeling dezer aangelegenheid had deel genomen,
werd zoo wel de gewijzigde conolusie van het rapport der com
missie als het gemotiveerd besluit, door den heer Godefroi voor
gesteld, verworpen, het eerste met 41 tegen 21 stemmen, het
t weede met 35 tegen 27 stemmen.'
Ten derde behandelde de kamer de conclusie van het rapport
der commissie tot onderzoek van het verslag der algemeene
commissie van liquidatie der zaken van de voormalige wees- en
momboirkamers wegens den stand harer werkzaamheden op
31 december 1S57, strekkende om het regeringsverslag voor
kennisgeving aan te nemen en bij afschrift aan deu minister van
financien mede te deelen. Hierover voerden het woord de
heeren Schimmelpenninck en Olivier, leden der commissie van
liquidatie, die daarbij de handeling dier commissie verdedig
den, welke zij vermeenden in het verslag onjuist beoordeeld te
zijn. Nadat de heer Godefroi en ook de minister van financien aan
de behandeling hadden deel genomen, werd de conclusie van
het rapport met 29 tegen 27 stemmen verworpen.
In deze zitting is ingekomen een wetsontwerp tot vaststel-
liugder uitgaven voor verstrekkingeu van het departement van
marine voor 1859.
l)e commissie voor het wetsontwerp betrekkelijk het regt van
successie en overgang heeft daaromtrent haar eindverslag uit-
gebragt. De dag der beraadslaging zal nader worden vastge
steld.
Vrijdag is o. a. het inkomen berigt van een wetsontwerp
tot goedkeuring eener overeenkomst tusschen de regering en
de maatschappij tot indijking van op- en aanwassen in de Oos-
ter Schelde.
Op voorstel van den heer Thorbecke is besioten, twee nieuwe
coramissien tot nader onderzoek van 1. het adres van den heer
Bosch en 2. het verslag omtrent de voormalige wees- en mom
boirkamers toten met 1857, te benoemen, aangezien den vorigen
dag de conclusien der daarop uitgebragte verslagen waren ver
worpen. De leden daarvan zijn zaturdag benoemd.
Daarna is in behandeling genomen de conolusie van het ver
slag der commissie tot onderzoek van :a. de inlichtingen der
regering op het verslag der commissien uit de kamer betrekke
lijk de regeringsverslagen wegens den staat der hooge-, middel
bare en lagere scholen over 1854/55 en 1855/56, en b. het
verslag omtrent den staat der hooge-, middelbare en lagere
scholen over 1856 en 1857, welke conclusie strekte//om het
rapport der commissie aan den miuisler van binnenlandsche
zaken mede te deelen met uitnoodiging om aan de kamer te
willen gevende inlichtingen, bij het rapport verlangd."
De heeren Delprat, van Lynden en Godefroi, de laatste als
lid der commissie tot onderzoek, voerden daarbij liet woord,
waarna de conclusie zonder hoofdelijke stemming werd aange
nomen.
Vervolgens werd overwogen de conclusie van het rapport
der commissie tot onderzoek der inlichtingen van regerings
wege ingezonden op het vroeger rapport der commissie die
nopens het tractaat, den 30 january 1856 tusschen Nederland
en Japan gesloten, verslag had uitgebragt. Die conclusie luidde:
//om in afwachiing van het handelsverdrag in het naschrift der
memorie van beantwoording bedoeld, voor het tegenwoordige
in de zaak te berusten, en van het rapport der commissie afschrift
te zenden aan de ministers van koloniën en van buitenlandsche
zaken." De heeren van Lynden en van Hocvell gewaagden, bij
de behandeling daarvan, over de staatkunde door Nederland
ten opzigte van Japan gevolgd, en vroegen inlichtingen omtrent
de uitoefening en toelating der christelijke godsdienst aldaar,
der uitbreiding van den nederlandscheu handel in die streken
en de voordeelen daaraan verzekerd enz. Nadat de minister van
koloniën dienaangaande geruststellende bijzonderheden had
opgegeven, is de conclusie van het rapport zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
Ten derde werd beraadslaagd over de conclusie van het rap
port der commissie tot onderzoek van het contract met den
Sulthan van Siak en ouderhoorigheden, en de overeenkomsten
met sulthans en rijksgrooten op Menado, Celebes enz.,
welke conclusie strekt om een afschrift van het rapport
der commissie te verzenden aan den minister van koloniën. De
heer de Kempenaer vroeg eenige inlichtingeu omtrent den in
houd der artikelen 14 en 25 van het tractaat, gesloten met den
sulthan en do rijksgrooten van Bima, welke door deu minister
van koloniën gegeven werden, waarna ook de conclusie van dit
rapport zonder hoofdelijke stemming werd goedgekeurd.
Door den minister van binnenlandsche zaken werd, naar aan
leiding van een daaromtrent in het eindverslag op het wetsont
werp tot nadere vaststelling van het totaal van liet Yde hoofd
stuk der begrooting van de staatsuitgaven voor het dienstjaar
1858, gcopperden twijfel omtrent de noodzakelijkheid der
indiening van dat wetsontwerp, de noodzakelijkheid daarvan
aangetoondwaarna de voordragt met algemeene stemmen
aangenomen werd.
Daarna werd aan de orde gesteld de behandeling van het
wetsontwerp tot onteigening van perceeleu ten behoeve van
den aanleg van een provincialen weg van Eijnaart over Oud -
Gastel, naar Rosendaal (Noordbrabant.) De heer van Winters-
hoven bragt, namens de commissie voor de verzoekschriften,
rapport uit over een adres tegen dat ontwerp aan de kamer toe
gezonden. De heeren Sior/n en van der Linden bestreden die
voordragt, welke door deu minister van binnenlandsche zaken
verdedigd werd. waarna het wetsontwerp, in stemminggebragt,
met 50 tegen 7 stemmen aangenomen werd.
Tegen hebben gestemd de heeren van Eoreest, Thorbecke,
Storm, van Wmtershoven, WesterhofF, Idzerda en van der
Linden.
Eindelijk nam de kamer in behandeling het wetsontwerp tot
wijziging der tarieven van sommige accynsen.
Daarbij heeft de heer van Eek bezwaren geopperd over de
bewering des ministers, dat eene belasting bleef bestaan al had
de kamer die uit de wet op de middelen geligt. Dit stelsel zou
de regering onafhankelijk maken van den wil der kamer in zake
belastingen. De heer vanDeinse heeft vereenvoudiging gevraagd
voor den vrijdom van zout voor den landbouw.
De heer van Voorthuyzen herinnerde,dat nu ook bet. wets
ontwerp tot afschaffing van den accijns op brandstoffen in na
dere overweging was genomen, en daaruit opmakende dat van
die afschaffing vooreerst niets zou komen,drukte hij de hoop uit
dat de minister van financiën zijne aandacht zou vestigen op de
verbetering der grondslagen, waarop die accijns werd geheven.
Hij hoopte evenwel dat de accijns zelf zou worden afgeschaft,
opdat, na de aanneming van het tarief ook blijken mogt, dat do
bloei der fabrieken der regering en der kamer evenzeer ter harte
gingen, als die van den handel.
De heer van Reede verdedigde verder het ontwerp even als
de heer llugenholtz, terwijl de heeren Betz,van der Linden, en
Thorbecke wel het wenschelijke maar niet het noodzakelijke
der voordragt betoogden, en er bezwaar in zagen, omdat de
opcenten altijd een groot gemak opleveren om belastingen te
verlagen of te verhoogen.
Daarna heeft de minister van financien het ontwerp in het
breede verdedigd en desprekers beantwoord, het eenvoudige
van den maatregel doen uitkomen, gezegd dat de afschaffing
der belasting op de brandstoffen volstrekt niet vaarwel gezegd
is, en dat dit ontwerp, dat handel en nijverheid vele faciliteiten
geeft, volstrekt niets prejudicieert ten aanzien eener algemeene
herziening van het belastingstelsel.
De beraadslagingen werden zaturdag voortgezet.
Het beginsel van het ontwerp, waarbij de splitsing van de
accynsen in hoofdsom, collectief zegel en opcenten, alsmede
het beffen van een zegelregt op sommige documenten tot uit-