Ij. Proos geb. Hogerheide, d. M. C. Harinck geb. Speijk, z. Al. van de Visse geb van de Weert, d. Overleden: H. C. Pilaar, jm. 19 j. A. de Bruijne, wedwn. 67 j. Zierikzee, van 19 tot 26 februarij. Gehuwd: J.Letzer, weduwn. 56j., met M. E. Edenborn, wed. 59 j. Bevallen: W. C, Wansink geb. Koevoets, d. A. van der Einde geb. Storm, d. J. Plaatinggeb. Verseput, d. A Krakeel geb. van Zweden, d. N. Logmans geb. van de Velde. z. N. van den Berge geb. de Braai, z. S. L. van Gastel geb Bouman, d. A. van der Valk geb. Fonteyne, z. H. Rombouts geb. Verhuist, z. J. Padmos geb de Vrede, z. W. van Nieuwland geb. Hen- drikse, z. OverledenC. J. van der Linde, d. 3 d. J. Reedijk, d. 6 m. A. A. van der Heest, 21 j. (8 jan. te Delft.)1 H. J. van Ingen, weduwn. van Al Cannenburg, 73 j. Tliermometerstauil. 25 februari). Js avonds II ure. 42 gr. 26 's morgens 7 39 t 's middags 1 52 's avonds 11 41 27 's morgens 7 42 's middags 1 48 t 's avonds 11 44 a 2S 's morgens 7 42 9 's middags 1 48 Meteorologische waarnemingen gedaan op 's rijks werf te Vlissingen, des middags 12 ure. February 1859. Wini Barometer bij Oo i Thermometer C. I gijg ui li Spanning van den damp. fcó rt Laagste temperafc. enverschil met de hoogste. Aanmerkingen 2 té .5 5 fi 30 0 770.9 7.5 0.96 7.79 0.0 4.0 t 8.5 dikke. 31 0 773.6 7.2 0.90 7.44 0.0 4.5 9.5 dikke. •22 7. 7,W. 1 773.0 7.9 0.88 7.00 0.0 4.0 9.0 dik betrokken. 33 N.t.W. 4 778.6 5.7 0.85 6.12 0.0 4.0 9.0 betrokken. 31' W.t.Z. 3 773.6 6.6 0.87 6.62 0.0 3.0 ./10.0 buijig bewolkt 35 W.t.N. 2 771-4 6.8 0.83 6.39 0.0 4.0 9.5 heijig. 30 7. t. W. 4 761.5 7.0 0.80 6.27 0.0 2.5 8.5 bijna helder. Staten-generaat. (Overzigt der zitingeu van de tweede kamer van donderdag, vrijdag eu zaturdag.) De tweede kamer heeft donderdag de beraadslaging voortge zel over het wetsontwerp tot. .regeling van het gebruik van iiet koloniaal batig slot over 1856, en wel aanvangende met het in 11 behandelde onderwerp zijnde de vrijwillige teelt van sommige stapelproducten voor de europesehe markt op Java. inzonderheid het vrijwillig aanplanten van suikerriet en de vrij willige tabakscultuur. Deze afdeeling gaf tot zeer breedvoerige beschouw ingen aanleiding. De beer ünymaer van Twist heeft daarbij gewezen op de In dische publicatie» van 1838 en 1819, ten blijke dat reeds toen het aangaan van overeenkomsten met de inlandsche bevolking, ook met particulieren, ten aanzien van het bebouwen van gron den enz geoorloofd eu in gebruik was. Vermits die zaak dus sedert 20 en 40 jaren bestaan had, zonder tot groote bezwaren aanleiding te geven, vond hij het vreemd dat men nu, uit phi- lautropische bezorgdheid voor de inlandsche bevolking, er bezwaar in zag om liet zelfde beginsel op de cultuur contracten, bepaaldelijk op de suikercontraclen, toe te passen. Verder be streed de spreker de meening, dat de vrijwillige suikercultuur niet naast de gedwongene zou kunnen bestaan, en hij wees daarbij op hetgeen teu aanzien van de tabakscultuur plaats heeft. Hij heeft voorts als zijne overtuiging opgegeven, dat het een maal op Java en in geheel Indie tot eeu vrijen arbeid moet en zal komen, maar tevens, dat dit groote doel niet op eeurnaal te bereiken is, dal het niet zonder groote tnoeijelijkheden bereikt zal kunnen worden, en dat derhalve met bedaardheid, voorzig- righeid, maar tevens met standvastigheid daar naar gestreefd zal moeten worden- Verder heeft despreker meer in het bijzon- der over de suikercultuur zijne zienswijze ontwikkeld, ten be- tooge dat ook bij eene volkomen vrije cultuur de voordeelen van het gouvernement bij de suiker-iudustcie, zoo lang men die wil en moet behouden, niet minder behoeven te zijn dan thans, De heer Stolte heeft de nadeclige gevolgen, die hij van eene vrije cultuur vreest, in het breede uiteengezet, en daarbij hoofd zakelijk doen uitkomen, dat de tabakscultuur in Rembang, welke ia het algemeen als eene vrije ongedwongene cultuur beschouwd wordt, voorschotten en bijzondere aanmoediging iieeft noodig gehad om tot die uitbreiding te kunnen geraken, welke zij thans bezit; dat aan suiker-fabriekanten op Java, werkende op contracten volgens het cultuur-stelsel, buiten de sroole voordeelen, die uit de contracten voortvioeijen, nog aan zienlijke winsten zijn ten deel gevallen uit aan beu toegestane uitbreiding van aanplant, in strijd met het cultuurstelsel; dat bij het. verleenen van die vermeerdering van aanplanting, de controle en de zorg voor den landbouw worden gemist, die vol gens de beginselen van het cultuur-sielsel moeten worden in acht genome.i, en vroeger, althans teu aanzien van de suiker cultuur, ook werden in aehtgenomen; dat bij het toestaan van de quasi vrije cultuur niet de minste directe voordeelen voor het gouvernement zijn bedongen; dat die zoogenaamde vrije cultuur het met zoo veel moeite en kosten op Java ingevoerde cultuurstelsel ondermijnt eu spoedig in een staat van ontbin ding zal brengen, waarvan de gevolgen zullen zijn het verlies v.iii eene grooie suikermarkt hier te lande, en waarschijnlijk ook liet verlies van onze groote koffijmarkt, waardoor de onschat baar groote voordeelen die de Oost-Indische bezittingen opleve ren, grooteudeels verloren zullen gaan dat, in weerwil van de zeer uitgebieide tabakscultuur in Rembang, de belasting wegens landrente aldaar is verminderd en de rijstcultuur aldaar, althans over het, laatst bekende oogstjaar 1858, een oogst heeft opgele verd, die met misgewas gelijk gesteld wordtdat verlenging van bestaande en het aangaan van nieuwe suiker-contracten niet zal kunnen geschieden Wanneer aan de ingevoerde zoogenaamde vrije cultuur meer uitbreiding wordt gegeven, nademaal het voorwerp, waarvoor moet worden gecontracteerd, ten eenen- male zal ontbrekendat de invoering van de quasi-vrije cultuur den zoo te regt gewraakten toestand van het vroegere contin genten-stelsel onder de voormalige O. I. compagnie weder in het leven zal roepen. De heer van Hall heeft als zijn gevoelen opgegeven, dat het ten dezen alleen de vraag is, of, met het oog op 's rijks finan ciën, het cultuur stelsel gemist kan worden En deze vraag meende hij ontkennend te moeten beantwoorden. Tot staving daarvan beriep hij zich op hetgeen door den vorigen spreker was aangevoerd. Dc heer van Hoevell heeft den heer van Hall bestreden, en aangemerkt, dat Nederland geenszins al de voordeelen heeft genoten, die van Java getrokken kunnen worden, dat daarbij nog andere belangen in het oog te houden zijn, namelijk die van de jndische bevolking. De minister van koloniën heeft sommige door vorige sprekers aangevoerde bijzonderheden toegelicht, eu ten aanzien van het vraagstuk der vrijlating van de cultures als zijn gevoelen opge geven, dat de tusschenkoinst van het bestuur ten aanzien van het cultuur-stelsel niet ontbeerd zal kunnen worden, zoo lang het batig slot van deOost-indisciiegeldmiddelen niet gemist kan worden. Vrijdag werd die beraadslaging voortgezet. De heer van Hoevell, die het eerst het woord voerde, heeft aangemerkt, dat, wat men ook beweren mogt, de discussien over koloniale aangelegenheden bij de volksvertegenwoordiging hier le lande, zijns inziens niet onvruchtbaar zijn geweest, eu dat zij ook nu weder tot eene belangrijke uitkomst geleid heb ben. Nu toch had de oppositie tegen het stelsel van vrijen arbeid zich opgelost in een argument, namelijk, dat de verpligte arbeid niet gemist kan worden, zoo lang het batig slot niet ont beerd kan worden, en daarbij had de heer van Twist aangetoond dat bij vrijen arbeid de belangen van de schatkist verzekerd kunnen worden. Bij het toelaten van vrijen arbeid kon eene billijke belasting op de uitoefening van het bedrijf geheven worden. Zoodanige belasting zou op den zelfden regtsgroud rusten als het stelsel van landrente en het gehcele cultuurstel sel, namelijk op het eigendomsregt van het gouvernement. Ten slotte gaf despreker zijn verlangen te kenueu,dat de regeriug overging tot het voorstellen eener wijziging van art. 56 van het indische regeringsreglement. De heer van Deinse heeft het den vorigen spreker geenszins toegegeven, dat de thans gevoerde beraadslaging tot de uit komst zou geleid hebben, dat het beslaande stelsel vau cultuur alleen uit hoofde van de noodzakelijkheid van het batig slot behouden zou moeten worden. Hij bleef het hoofdbeginsel, dat de vrije arbeid boven bet tegenwoordige cultuurstelsel te ver kiezen zou zijn, betwisten, omdat bij den gedwongen arbeid het gouvernement toezigt houdt op de goede behandeling der be volking, op behoorlijk loon en op geregelde uitbetaling. Bij vrije cultuur Iaat die zorg veej te wenscheu over, en ontstaat eeu dwang der dessahoofden, svelke veel grooter is dan onder liet stelsel der gouvernementsculturen. De heer Elout heeft gewezen op de woorden, die de stichter van het cultuurstelsel, de generaal van den Bosch, in 1829 aan den toenmaligen minister van koloniën (wijlen den heer Elout) geschreven heeft, te weten: fik betuig plegtig, dat het mijn voornemen geenszins is, liet beginsel vau vrijen handel en vrije beschikking over den arbeid in indie af te schaffen, maar alleen het te wijzigen." Ook wees de spreker op hetgeen de heer Baud in der tijd, bij de behandeling van art. 56 van het rege ringsreglement van Uost lndie verklaard heeft, namelijk: dat art. 56 wel de handhaving zooveel doenlijk van bestaande cul tures beveelt, maar even uitdrukkelijk de toenadering wil tot het stelsel van geheel vrijen handel. De heercu van Llall en Stolte, benevens de minister van ko loniën zijn daarop nog teruggekomen op hunne vroegere rede voeringen, waarna de beraadslaging over deze zijn gesloten. Aan de behandeling van 13 (onderzoek van den stand van zaken omtrent de suikercultuur, en hervorming van het be staande stelsel der suikerindustrie) namen deel de heerenvan Hoevell en van Nispen van Öeveuaer eu de minister van kolo niën. Over het onderwerp, aangegeven bij 14 (uitbreiding der indigo-cultuur door vrijwillige» arbeid) vroeg de heer van Hoe vell eenige inlichtingen met betrekkieg tot moeijelijkheden dienaangaande in de rijken van Soerakarta en Djokjukarta ont staan, welke ophelderingen door den minister van koloniën gegeven werden. De heer Duymaer van Twist besprak de aangelegenheid van het Banka-coutract bij de overweging over het onderwerp van 17 (de openbare aanbesteding voor zooveel het vervoer van producten in indie betreft), en werd door den minister vau kolouien beantwoord. Aan de overweging van 18 nam deel de heer Duymaer van Twist, die handelde over de verpachtingen, met name de amfi- oenpacht, waarna de heer van Lynden en de minister van kolo- nieu Hierover het woord voerden. Ten slotte is bij 21 door den heer van Eek de bekende kwestie opgeworpen omtrent de niet noodzakelijkheid der assu- rautie van de gouvernementsproducten, hetgeen in de laatste tien jaren een verlies van 8 millioen voor de schatkist zou heb ben opgeleverd. Hij meent, dat de staat zich zelf zou kunnen assureren. Dat beweren is breedvoerig bestreden door de hee ren van Lynden en Stolte, waarna de heer van Eek heeft te kennen gegeven, dat hij het van de inlichtingen des ministers zal laten afhangen, of hij weder eene nieuwe motie zou voorstel len, om die assurantie binnen een niet te verwijderd tijdstip te doen ophouden. Toen zaturdag die beraadslaging werd voortgezet, heeft de minister van koloniën herinnerd wat vroeger over dit onderwerp in de kamer is voorgevallen en dat hij alstoen verklaard heeft, dat hij verlangde de zaak in ernstige overweging le nemen. Hij begreep toch dat een minister, die er naar streeft het gemeen overleg te bevorderen, zoodanige verklaring als door de hamer werd gegeven, niet mogt ter zijde stellen, maar haar tot het onderwerp van rijpe overwegingen maken. Het gevolg van 's ministers overwegingen is geweest, dat hij meendedatdesom die het gouvernement voor zijne rekening nam, met nog f 10,000 kon worden vermeerderd. Met 1 september vau het voorgaan de jaar heeft hij dan ook dat resultaat zijner overwegingen in praktijk gebragt. Toen nu in november daarna de minister het voorloopig verslag ontving, was het nog geen drie maanden dat deze verhooging in werking was en dit verbood hem om verder te gaan. Behoeft hij nu te zeggen dat hij niet had gehoopt dat de zelfde afgevaardigde, die reeds vroeger op de afschaffiug bad aangedrongen, andermaal de regering op het gewigt van dit onderwerp aandachtig zou maken. Sedert is 's ministers gevoe len niet veranderd. Ook op dit oogenblik vindt hij geene aan leiding om de som, die het gouvernement in zijn boezem assu reert, te verhoogen. De minister ontwikkelt nader zijne ziens wijze. en wijst het eerst op den allerongunstigsten toestand waarin zich de handel op ditoogenblik bevindt, waarvan het gevolg is dat de vrachten merkelijk zijn verlaagd, ja dat cijfer hebben bereikt, wat vroeger het zoogenaamde kaplaken" was. Een noodwendig gevolg daarvan is, dat de bemanning er onder lijdt en meer zeerampen te vreezen zijn. Dit is nog dezer dagen gebleken bij het vergaan van het schip Luctoret Emergo, waar van hem door de handelmaatschappij mededeeling is gedaan, waarop het gouvernement f100,000 voor eigen rekening ver liest en de assuradeurs 2 ton. Nog blijft ook de minister bij zijne bewering, dat het assureren ook daarom niet mag worden afgeschaft, omdat het aan de regering belanghebbende auxillaires geeft., en op de casco en op de lading. Werd de assurantie afge schaft, wel verre van de belangrijke hulp die het gouvernement van zoo vele zijden ondervindt, zou het eene stille tegenwerking moeten verdragen. Ten slotte heeft de minister vooral het tegenwoordig oogen blik, bij de nog niet uitgewischte sporen eener belangrijke han delscrisis en bij de weinige zekerheid dat wij vrede zullen be houden, ongunstig genoemd om de motie van den heer van Eek op nieuw ter sprake te brengen. De heer van Eek herinnert mede wat het lot is geweest van de motie van orde, door hem in deze kamer in het algemeen be lang voorgesteld, en die ten doel had binnen een tijdsbestek vau vijf jaren de verzekering te doen verdwijnen. Thans is hij ver- pligt de zelfde motie aan liet oordeel der kamer te onderwerpen omdat, niettegenstaande de verklaring van eene groote meer derheid, terwijl nog vele ledenen spreker ten gevolge van dc weglating der tijdsbepaling daar tegen wareu, luj zich teleurge steld gevoelt dat de minister zich meer en meer tegen het denk beeld verklaart, door de kamer aangenomen. De redenen die door den minister wederom thans tegen die motie zijn aange voerd, kunnen hem niet van zijne meening doen veranderen. De minister heeft gezegd dat hij ten vorigen jareopdeze zaak niet was voorbereid en dat hij hoopte, naar hetgeen er toen over is gesproken, deze zaak thans niet zou zijn aange roerd. Spreker antwoordt dat hij reeds had verklaard op dit onderwerp nader le zullen terugkomen, en merkt aan de andere zijde op, dat, omdat de minister nu ook ditmaal verklaard heeft onvoorbereid zijn, dit geen reden kan wezen dat de kamer ook thans daarover zou heenstappen. Indien de minister zich teleur gesteld gevoelt, dat zoo spoedig op deze wordt teruggekomen, aan wien is daarvan de schuld? Spreker had gedacht dat de minister grootere waarde had gehecht aan het oordeel der kamer en bereidwillig ware geweest, om met de kamer daartoe mede te werken. Maar hij wil het gevraagd hebben, wat beteekent eene vermindering van f 10,000? Wordt hij op deze wijze in zijn ge voelen niet versterkt, dat dus voortgaande, het nog wel 50 jaren duren zal eer de verzekering is afgeschaft. Spreker betoogt dat het algemeen belang die afschaffing vordert. Wel heeft de minister geoordeeld dat thans niet de goede ge legenheid, niet het oogenblik daar was, om die motie op nieuw aan het oordeel der kamer te onderwerpen. Spreker antwoordt wanneer het blijkt uit de rekening door de regering overgelegd, dat het gouvernement telken jare, ten gevolge van die assuran tie, acht tonnen gouds verliest, is het dan niet billijk, niet regt- vaardig, in het algemeen belang, dien toestand te doen ophou den, eu behoeft men dan zoo bezorgd te zijn voor de assurantie- maatschappijen Zijn die maatschappijen niet op dat stelsel ge schoeid, dat het gelukkige resultaat van de meesten compenseert het ongelukkige resultaat dat anderen opleveren Is niet het bestaan der assurantie-maatschappijen het krachtigste protest tegen de meeuing der regering P Hij heeft dan ook de eer aan de vergadering op nieuw als motie voor te stellen: //De kamer acht het in het algemeen belang wenschelijk dat het bedrag der verzekering van de oost- indische producten tegen zeegevaar trapsgewijze worde inge kort, zoo dat binnen een tijdsverloop vau vijf jaren die verze kering geheel ophoude." De heer van Deinse herinnert dat toen bij eene vorige gele genheid dat onderwerp werd ter sprake gebragt, hij aan deze motie zijne goedkeurende stem heeft geschonken. Na de be langrijke rede echter, heden morgen door den minister van kolo niën gehouden, zal hij daaraan thans zijne stem niet kunnen geven. De heer vau Hoevell heeft, daarentegen eenemotie van orde voorgesteld van dezen inhoud: 9De kamer, volhardende bij hare motie van orde van 21 april II., icht het in het algemeen belang wenschelijk, dat het bij die motie aangenomen beginsel ruimere toepassing erlange dan tot dusverre is geschied." De beide motiea vau orde aan de stemming onderworpen zijnde, heeft de kamer die van den heer van Eek verworpen, met 43 tegen 13 stemmen, die van de heeren L Storm, van der Linden, Westerhofjf, Olivier, Sloet tot Oldhuis, Anemaet,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1859 | | pagina 2