Öuitcnlan'ö3cl)c tijdingen. zia gewerkt, doch in enkele gemeenten hebben de diakonien meer gewerkt in het belang der haar toevertrouwde fondsen, dan wel in het belang der armen. Zij hebben de zorg der armen op de burgerlijke armbesturen trachten over te brengen, tegen welke verkeerdheid de missive ten ernstigste waarschuwt. 12 ar ine en leg-er. De minister van koloniën heeft bepaald dat geene officieren meer van het leger hier te lande voor een bepaalden tijd, zoo a!s tot dusverre heeft plaats gehad, bij het leger in Oost-Indie zullen worden gedetacheerd. Afloop verltoopingen en naubesteiltnsen. Vlissingen 23 februarij. Een huis en erf indeKolvenierstraat wijk E no. 60. Verkocht voor f 000. Een pakhuisje en erf op het Walstraatplein wijk A no.118. Verkocht voor f250. Een huis en erf op de Oostzijde der oude haven wijk G no. 6. Verkocht voor f 2805. Bij de aanbestedingen, den 18 dezer van wegede genie te Keuzen gehouden, is het eerste perceel (het eenjarig onderhoud van aardewerken en beplantingen) aangenomen voor f 1060 en het tweede perceel (het eenjarig onderhoud der zeeweringen) voor f 2900, beide door den heer G. van de Vrede te Neuzen. TIiermometerstaiMl. 23 februarij. 's avonds 11 ure. 38 gr. 24 's morgens 7 42 0 u 's middags 1 0 48 0 0 's avonds 11 0 42 0 25 0 Ss morgens 7 0 40 0 0 's middags 1 46 StateU'^eneraal. In de dingsdag door de tweede kamer weder gehoudene zit ting zijn vier wetsontwerpen ingekomen tot regeling van het geneeskundig bestuur. Na het uitbrengen van het eindverslag op het wetsontwerp tot herziening van het tarief van regten op den in-, uit- en door roer, heeft de heer Kingma de voorgeschrevene eeden afgelegd eu zitting genomen. De heer van Eek heeft ziju vroeger reeds gedaan voorstel herhaald, strekkende tot het houden der beraadslagingen over hel westoutwerp tot regeling van het gebruik van het koloniaal batig slot over 1856, naar de onderwerpen paragraafsge- wijze behandeld in het voorloopig verslag over dat wetsontwerp. Dat voorstel, gewijzigd door den heer van Hall, dat ook alge- mecne beschouwingen over de rubrieken waarin het voorloopig verslag is verdeeld zullen worden toegelaten, is met 47 tegen 12 stemmen aangenomen. De vergadering lieert daarna in behandeling genomen het voorstel van den heer van Hoevell, in eenc vroegere zitting ge daan, strekkende om de regering te verzoeken, aan de kamer de stukken te willen overleggen welke betrekking hebben opde openstelling van havens in Oost Iudie. Dit voorstel gaf aanlei ding tot eene zeer breedvoerige beraadslaging. Toen de minister van koloniën zich bereid verklaard had om bij de overweging van het wetsontwerp over het koloniaal batig slot over 1856, inlichtingen omtrent het bedoelde onderwerp te geven, deed de heer Dirks het voorstel otn de beslissing over dat van den heer van Hoevell uit te stellen tot na de afdoening van 6 van het voorloopig verslag over de vvetsvoordragt, in welke paragraaf de bedoelde aangelegenheid behandeld is. Deze motie wees de vergadering niet 42 tegen 20 stemmen af; waarna de kamer zich met 39 tegen 24 stemmen vereenigde met het voorstel van den heer van Hoevell,aldus door hem geformuleerd: dat de regering van wege de kamer zal verzocht worden aan deze al die stukkeu en bescheiden over te leggen, welke strek ken kunnen om licht over de zaak te verspreiden, in zoo ver daartegen geen bezwaar bestaat. Nadat de lieeren Meenssen, Gevers Deynoot, van der Lin den, Sloet tot Oldüuis en de minister vun financiën in algemee- ne beschouwingen getreden wareu over het wetsontwerp betreffende den tiendvrijdora ter bevorderiug van landverbete- ring, is ten gevolge van een door den heer van der Linden voorgesteld en door de regeriug overgenomen amendement, art. 1 aldus aangenomen uiet algemeene stemmen: //Van gronden, vermeld in art. 10 der wet van den 6den junij 1810 (staatsblad no. 170 welke voortaan worden bekaad of ingedijkt, is de vrijdom van aan 's rijks domein verschuldigde tiend, vastgesteld bij het 1ste lid van art. 6 dier wet, van toe passing. Gelijke vrijdom wordt mede genoten voor de buitendijks lig- gende gronden, welke vroeger ingepolderd en aan 's rijks domein liendpligtig zyn geweest, en, sedert meer dan tien jaren over stroomd zijnde, op nieuw worden iugepolderd en bekaad of ingedijkt, of voor die gronden, die gedurende meer dan tien jaren weder verlaten eu woest geworden zijnde, of verkeerd hebben in den toestand bij art 9 van voormelde wet omschreven, later op nieuw mogten worden ontgonnen of drooggemaakt," welke iaatste woorden er werden hijgeroegd: Art. 2, luidende: *De bepalingen van art. 1 zijn niet toepasselijk op buiten gronden, door den staat met voorbehoud van tiendregt verkocht wanneer die later bekaad of ingedijkt worden. De tijdelijke vrijdom van novale tiend, bepaald bij 1 art. 11 der voormelde wet, blijft daarop van toepassing." werd zonder beraadslagiug met 46 tegen löstemmen verworpen. Na de goedkeuring der beweegredenen werd het wetsont werp, alsnu uit een eeuig artikel bestaande, met 57 tegen 4 stemmen aangenomen. Tegen hebben gesterad de heeren Schimmelpenninck, Elout van Soelerwoude, Lycklama a Nyeholt en van Lynaen, Daarna werden gehouden de algemeene overwegingen over het wetsontwerp tot regeling van de afschaffing der slavernij in Nederïaudsch Oost Indie. De heer Duymaer van Twist heeft een grondwettig bezwaar tegen bet ontwerp, daar hij meent dat deze zaak niet bij de wet moest geregeld worden, hetgeen de grondwet alleen 'oij uitzon dering wil, als er behoefte voor bestaat, welke hij hier niet erkend. De minister van koloniën is het met den vorigen spreker om trent het beginsel eens; er schijnt, hem echter hier behoefte te ziju voor eene regeling bij de wet. De kamer zelve heeft bij vroe gere gelegeuheden zich in dien geest verklaard. De heeren Stolte, van Lijnden en Sander hebben zich met het gevoelen van den heer van Twist vereeuigdde heeren van Hoevell, Dirksen en van Nispen hebben eene regeling bij de wet gevveuscht, waarop de minister nog bij herhaling heeft aan gedrongen. Daarna zijn de algemeene beraadslagingen geëin digd en is de behandeling der artikelen op woensdag gesteld. Over art. 2, betreffende de afschaffing der perkhoorigheid in Bauda, vroeg de heer van Hoevell daarop in de zitting van woensdag, eenige inlichtiug aangaande den termijn dienaan gaande, welke door deu minister van koloniën gegeven werd. Op artikel 5 stelde de heer van Nispen van Sevenaer een amendement voor, strekkende om in de bepaling dat geene ver goeding wordt verleend voor slaven wier meesters op 1 jan narij 1859 gedurende meer dan vier jaren de betaling van voor hen verschuldigde belastiug hebben verzuimd, den daarbij voorge- sleldcn termijn van vier jaren te vermiudereu tot dien van één jaar, welke wijziging met 42 tegen 18 stemmen verworpen werd. Na de goedkeuring der beweegredenen werd het wetsont werp aangenomen met 48 tegen 10 stemmen. Tegen hebben gestemd de heeren Westerhoff, Kien, Sander, Mackay, Winlgens, van Asch van-Wijck, Duymaer van Twist, Hoekwater, van der Poel en de voorzitter. Daarna vingeu de beraadslagingen aan over het wetsontwerp tot regeling van het gebruik van hel koloniaal batig slot over 1856. Over het wetsontwerp iu het algemeen werden geene overwegingen gehouden. Volgens het dingsdag genomen besluit, werden alstoen de hoofdrubrieken en paragrafen van het voorloopig verslag be handeld. Over de rubriek A, Bestuur van Nederlandsch Indie, door dat bestuur genomen of te nemen maatregelen van meer alge- meenen aard" in het algemeen verlangde niemand der leden liet woord te voeren. Bij 1, betrekkelijk den raad van Indie, diens werkkriug en de daarin te brengen verbeteringen, bevalen de heeren van Hoevell en Duymaer van Twist in rie aaudacht des ministers van koloniën de omstandigheid dat die raad door verleend ver lof aan zijne leden dikwijls onvoltallig is, en ten anderen eene meer spoedige afdoening van de bij hem aanhangige onder werpen. 2 (het radicaal der iudische ambtenaren) gaf den heer van Hoevell aanleidiug om den minister te vragen of ten deze reeds een besluit is genomen. Zijne exc. antwoordde dat zulks het geval nog niet was, doch er een belangrijke stap is gedaan welke hiermede in verband staat, namelijk de invoering van het gym nasiaal onderwijs op Java. Bij de behandeling van het onderwerp van 5, de afschaffing der belasting of boete die aan de bedevaartgangers naar Mekka werd opgelegd, vestigde de heer van Hall de aandacht op het aantal der bedevaartgangers in de laatste jaren. Het onderwerp bij §6 behandeld, de openstelling van]9 havens in Nederlandsch Oost-Indie, gaf tot breedvoerige dis- cussieu aanleiding. Op de deswege, hoofdzakelijk door den heer Hoynck van Papendrechttot hem gerigte vragen, zeide de minister van ko loniën dat een der redenen waarom hij zich nietzeer ingenomen betoonde met het voorstel van den heer van Hoevell, ook daarin getegeu was, dat hij wel voorzag dat des niettegenstaande de zaak der havens tocli ter sprake zou komen, en hij dus tweemaal over het zelfde onderwerp zou moeten spreken. Nu echter de zaak ter tafel is gebragt, zal hij in eene beantwoording treden, in verband met de bepaalde vragen, hem gedaan. De heer Hoynck heeft de verdediging op zich genomen vau de kamer6 van koop handel, maar de minister heeft van zijne zijde nimmer daartegen een aanval gerigt. Die spreker heeft gezegd dat de minister zijne verwondering betuigd heeft dat de handel gezwegen heeft, nadat de maatregel reeds eenigen tijd bekend was. Het is moge lijk, zegt de minister, dat ik daarover gesproken heb, doch niet om eenige kamers van koophandel te beschuldigen, maar om te doen uitkomen, dat de maatregel op zich zei ven met zekere on verschilligheid was vernomen. Ik heb in een dagblad der hoofd stad daartegen een artikel gelezen, doch in een ander dagblad uit eene andere koopstad werd dat artikel gerefuteerd en de maatregel verdedigd. De minister heeft reeds vroeger gezegd dat ook hem de openstelling der 16 havens op Java ook voor den invoer verwonderd heeft. Nu heeft men wel gezegdde minister is in maart opgetreden en had dadelijk met de over- landmail kunnen schrijven, en dan was er niets gebeurdmaar gesteld, hij had reeds dadelijk bij zijne optreding geweten dat de ordonnantie was uitgevaardigd, dan vraagt hij of hy ook dan den maatregel had kunnen intrekken. Zijns inziens kon hij dat niet doen, ten aanzien van een maatregel van den koning uitge gaan, en waarop de koninklijke sanctie was verleend, na den raad van stale te hebben gehoord. Hij zou dus in den geest van dat beweren hebben moeten zeggen dat, niettegenstaande die sanctie, niettegenstaande de raad van Indie en de raad van state gehoord waren, hij alleen van oordeel was dat het besluit dade lijk moest worden ingetrokken. Hij merkt bovendien opdat ook op zoodanige intrekking de raad van state op nieuw zou hebben moeten worden gehoord. Hij heeft ook het beginsel niet willen uit het oog verliezen van de solidariteit tusschen opvolgende ministerien. Hij zou zich ook niet ligt laten bewe gen, een maatregel van een voorganger af te keuren. Maar bui tendien, hij hield het er met de kennis van Java welke hy heeft, bepaald voor, dat in de eerste tijden geen noemenswaardige in voer in die kleine havens kan plaats hebben. Op eene nadere vraag van den heer lloynck van Papendrecht, heeft de minister nog gezegd dat, zoo lang het besluit van 1841 niet is ingetrokken, de wollen en katoenen goederen met certi ficaten van nederlandschen oorsprong, niet tegen liet halve regt kunnen worden toegelaten, maar wel andere objecten van neder- landsche nijverheid. De beraadslagingen zijn genaderd tot §11 en zouden don derdag voortgezet worden. In de sectien der tweede kamer is thans afgeloopcn het on derzoek van de ontwerpen van wet tot emancipatie der slaven in West-Indie. De gemaakte bedenkingen te zameu vattende, mag men aan nemen, dat de hoofdbeginselen der ontwerpen goedgekeurd en toegejuicht zijn door de zeer groot e meerderheid der leden, die aan het sectie onderzoek hebben deelgenomen, doch dat teu aanzien van de onderdeelen en de bijzondere bepalingen vele opmerkingen zijn gemaakt, die, door gemeen overleg, uit den weg geruimd kunnen worden, en alzoo de hoop geven, dat eer lang de slavernij van het nederlandsche gebied zal zijn ver dwenen. Engeland. Londen 23 februarij. In de zitting van het lagerhuis van gis teren heeft lord Palmerston aangekondigd dat hij vrijdag aan slaande de aandacht der vergadering op de polit ieke gesteldheid van het vasteland zou vestigen, tenzij Hr. Ms. gouvernement voor dien tijd eene of andere geruststellende mededeeling mogt doen, welke de hoop op het behoud van den algemeenen vrede zou kunnen verlevendigen. The times en The morning chronicle hechten hunne bijzon dere goedkeuring aan dit voornemen en gelooven dat het in de tegenwoordige omstandigheden zeer doeltreffend is. Beide dagbladen voegen daarbij echter den wensch, dat despreker geleid moge worden door zuivere vaderlandsliefde en zich out- houde van al wat zweemt naar kleingeestige partijzucht. The observer behelst lieden een zeer onrustbarend be- toog.waarin de oorlog bijna als onvermijdelijk wordt voorgesteld. Naar de redenering van dat blad kan keizer Napoleon even min als koning Victor Emmanuel terugtreden op den eenmaal door hen ingeslagen weg, zonder beide gevaar te loopeu hunne troonen tot wankelen te brengen. Lord Cowley, onze gezant aan bet fransche hof, heeft deze hoofdstad weder verlaten eu zich naar men verzekert thans naar "VVeenen begeven, en wel met eene bijzondere zen ding van de regering. De heer Locke King heeft dezer dagen bij bet parlement eene bill iugediend, welke ten doel heeft om de nalatenschap van ouders, die ab intestato komen te overlijden, gelijkelijk ouder de kinderen te verdeeleii. Zoo als men ziet is deze bill bestemd, om eene allergevvigtigste verandering in Engelands wetgeving op dat punt te brengen, daar 's lands instellingen voor een groot deel rusten op het bezit van veel grondeigendom

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1859 | | pagina 2