sche aangelegenheden gesprokenhij verklaarde nadrukkelijk en herhaaldelijk, dat Engeland in deze zaak door geene geheime overeenkomst hoegenaamd gebonden is. Hij zeide, dat Oosten rijk verklaarde niet het minste voornemen te hebben om zich in de inwendige aangelegenheden van naburige staten te mengen, maar zijne bemoeijingen binnen de grenzen van zijn eigen ge bied en binnen de door de verdragen gestelde perken te zullen bepalen; van dit voornemen had Harer Majesteits gouverne ment zeer nadrukkelijke betuigingen ontvangen en het hechtte daaraan geloof. Verder zeide hij, van het fransche gouverne ment de verzekering te hebben ontvangen dat, zoo lang Oos- teurijk zich binnen de grenzen van zijn grondgebied hield, Pie- mont geenen bijstand van Erankrijk in eenen aanvallenden oorlog verwachten moest. Heden is te Liverpool binnengekomen de mail stoom boot Niagara met tijdingen uit New-ïork van 27 januarij II., aanbrengende 77,659 dollars in specie. De commissie van den senaat heeft het wetsontwerp tot aankoop van Cuba goed gekeurd. Keizer Soulouque heeft den opstand bijna geheel be dwongen. Volgens officiële berigten uit Bombay van 11 januarij j 1., maken de engelschen in Indie vorderingen in het onderwerpen der opstandelingen. Londen 8 februarij. The morningstar zegt gemagtigd te zijn om aan le kondigen dat het gouvernement binnen drie weken aan het parlement de hervormingsbill zal voorstellen. Gisteren avond heeft de heer Disraeli, in het lagerhuis, in antwoord op een interpellatie van den heer Duncombe ge zegd, dat het de bedoeling van het gouvernement was om der vergadering een reformbili voor te dragen na de stemming over het budget van marine en der financiën voor Indie. De lordkanselier der schatkist heeft daarbij gevoegd dat hij hoopte dat de tweede lezing dier bill, nog voor paschen zon kunnen geschieden. Draitscliland. Weenen 8 februarij. Men wacht hier een vormelijk protest van de porte tegen de verkiezingen voor het hospodarschap in Moldavië en Wallachye. Men heeft hier te lande met belangstelling berigt ontvan gen van den inhoud der aanspraak, met welke H. M. de konin gin van Groot Britanje de zitting van het parlement heeft ge opend. Men acht die aauspraak te meer merkwaardig, omdat daarin de officiële aankondiging vervat is, dat er oorlogsgevaar bestaatdat dit gevaar hierin moet worden gezocht, dat de be staande traclaten met eene krenking worden bedreigd dat de britschc regering deze wil handhavendat dit bewind zich geenszins wil laten verleiden door hoogdravende zinsneden, be treffende de italiaansche vrijheid, die kunnen dienen om eer- of heerschzucht te bemantelen, maar, zoo ver zijn invloed reikt, wil medewerken tot behoud van den vrededat echter deze laatste woorden in verschillenden zin kunnen worden opgevat Men kan er uit opmaken, dat de vriendschappelijke bemoeijin gen in Frankrijk nog tot geene wenscbelijke uitkomst hebben geleid. Men kan er ook door verstaan, dat Engeland door zijn invloed het behoud van den vrede wil ondersteunen, zonder dadelijk tusschen beiden te treden. Men kan de woorden echter opnemen als eene bedekte verklaring, dat Engeland niet verder wil gaan dan zijne magt veroorlooft. Intusschen vleit men zich dat. het kabinet van Londen zich in elk geval den rug heeft willen vrijhouden, maar dat de bepaalde verklariug van de hoofdbeginselen, naar welke het zich zal gedragen, niet zonder invloed in Frankrijk zal gebleven zijn. Dezer dagen is, in tegenwoordigheid des keizers en vau het keizerlijk gezin, in den schouwburg het tooneelstuk Mont rose opgevoerd. De uit,boezeming van den held van hetstuk: //Inbreuken van het kerkelijk op het burgerlijk gezag zal ik tot mijn laatsten droppel bloeds bestrijden," is door de talrijke aanwezigen met een herhaald zeer luidruchtig vreugdegejuich beantwoord. In de vrije stad Hamburg heerscht sedert eenigen tijd op staatkundig gebied eene ongewone beweging. Men weet dat aldaar sedert langer, tijd vergeefscbe pogingen gedaan waren, om de oude en in vele opzigten verouderde staatsregeling te wijzigen en te vernieuwen. Eene nieuwe constitutie, die den 11 april 1849 ten gevolge der beroerten van het jaar 1848 was vastgesteld, werd onmicldelijk weder afgeschaft, waarop eene andere staatsregeling den 23 mei 1850 bij besluit van den raad en de burgerschap werd aangenomen. Tegen deze laatste wer den, zoo wat sommige bepalingen als wat de beginselen in het algemeen betrof, van wege de duitsche bondsvergadering be zwaren geopperd, die ten gevolge hadden dat de constitutie van 1850 niet ten uitvoer gelegd werd. De Hamburger senaat onderwierp deze herhaaldelijk aan eene herziening, en stelde meermalen zulke gewijzigde ontwerpen aan de burgerschap voor, die echter alle voorstellen van zoodanigen aard verwierp, i l aatstelijk heeft de senaat, zich genoopt gezien om eenen ande ren weg in te slaan en besloten te beproeven om door middel van partiele verbeteringen langzamerhand tot de gewenschte hervorming te geraken. In dien zin zijn vooreenigen tijd on derscheiden voorstellen, met name een, strekkende om de justi tie en de administratie van een te scheiden, aan de burgerschap gedaan, doch ook deze poging om tot eene bevredigende oplos sing van het aanhangige vraagstuk le komen, ontmoet legen- stand. Er worden talrijke burgervergaderingen gehouden, waarin zich eene hevige oppositie zoowel tegen de voorstellen van den senaat, als tegen het door hem aangegrepen middel van stuksgewijze verbetering, openbaart. Velen verlangen eene nieuwe en volledige hervorming der staatinstellingen niet; weinigen verklaren zich voor de onverwijlde invoering der door de bondsvergadering afgekeurde constjlutie van 1850. Deze voorvallen hebben aanleiding gegeven tot het gerucht, dat de bondsvergadering besloten zou hebben, zich regtstreeks in de zaak van de herziening der Hamburger constitutie te men gen. De ministeriele Preussische Zeitung spreekt dit gerucht ten stelligste tegen, maar rigt te gelijker tijd aan de Hambur gers de vermaning om thans eendragtig tot afdoening van het zoo lang aanhangige vraagstuk der grondwetsherziening zamen te werken, en vooral zich. van alle onwettige handelingen te onthouden, we.ke eene tusschenkomst van den bond ten ge volge zouden moeten hebben. Franhrijli. Parijs 7 februarij. Terwijl de verwachting hier natuurlijk zeer gespannen is omtrent de bewoordingen der troonrede, door den keizer heden namiddag uit te spreken bij de opening der zitting van het wetgevend ligchaam, en daaromtrent allerlei geruchten in omloop zijn, welke het echter onnoodig is op le sommen daar wij die rede zelve binnen kort onder de oogen zul len hebben, heeft de dubbele verkiezing van vorst Alexander Couza, tot hospodar van Wallachye en Moldavië hier ook groo- ten indruk gemaakt. De Moniteur bevestigt dat berigt, zoo dat het van allen twij fel ontbloot is, en Le pays juicht die keuze van Wallachye met warmte toe. Het blad doet opmerken dat die stemming de schoonste kroon zet op de door Frankrijk voorgestane politiek tijdens het hier gehouden congres, ten opzigte der vereeniging van de vorstendommen en men vindt er een doorslaand bewijs in dat op de Roumanen volstrekt niet van toepassing is, wat men hen wel eens heeft ten laste gelegd "dat zij uit zich zeiven niets kunnen doen dan wat naar ordeloosheid en dwaasheid zweemt." Intusschen wordt ook door Le pays erkend dat deze dubbele verkiezing in strijd is met de overeenkomst van 19 augustus 1858, waarbij in art, 3 wordt voorgeschreven dat er een hospo dar voor ieder vorstendom moet zijn, maar het blad gelooft dat deze verkiezing grond geeft om eenige bepalingen van die over eeukomst aan eene herziening te onderwerpen en ziet er voorts geenerlei bezwaar in dat de door de conferentie vastgestelde reglementen met onderling goedvinden eene wijziging onder gaan. Overigens wil het de gebeurtenissen niet vooruit loopeu. La patrie drukt de zelfde gevoelens uit, doch laat zich niet zoo onbewimpeld uit over eene herziening der bedoelde regle menten. Men kan wel lot de gevolgtrekking komen dat de genen die zich zoo volhardend verzet hebben tegen eene ver eeniging der vorstendommen, thans lot het inzigt zullen geko men zijn dat het zoo wel voor hen als voor die vorstendommen zeiven wenschelijk geweest ware wanneer hunne pogingen in der tijd mislukt warendan had men van de eene zijde een mis verstand kunnen voorkomen en van de andere zijde zich eene manifestatie bespaard, welke mei een protest is gelijk le stellen. Het blad vraagt zich ook wel af of het werk der conferentien door deze stemming wordt vernietigd, maar het onthoudt zich voorzigtig van het uitspreken van eenig bepaald oordeel. Men verzekert, dat in deze week ruim 40 duizend exem plaren van de brochure Napoleon III en Italië zijn verkocht en dat een tweede druk daarvan is bezorgd. Men kondigt aan, dat binnen weinige dagen, doch zonder eenige officiële strek king, eene brochure het licht zal zieu, getiteld Napoleon en Italië, welke geschreven is door een russisch staatsman. Bij de plaathandelaars is eene kaart van Europa in 1860 te koop gesteld. Zij voert een schild niet een kruis en daaron der de woorden In hoc singo vices (door dit teeken zult gij overwinnen). In deze omwerking der kaart van Europa behoudt Frankrijk zijne grenzen, Sardinië bekomt Lombardije en Ve- uetie, Oostenrijk ontvangt tot schadeloosstelling Egypte, Na pels neemt bezit van Tunis, enz. Een depcche uit Jassy, in onze dagbladen voorkomende, onder dagteekening van 27 januarij, meldt |dat in Moldavië eene zamenzwering is ontdekt, welke gesmeed was met het doel om de nieuwe regering omver te werpen. De zamengezwo- renen zijn hoofdzakelijk vreemdelingenen onder de gearresteer den telde men een zestigtal Polen. Parijs 8 februarij. De keizer heeft gisteren op de gebruikelijke wijze de kamers met eene troonrede geopend. Onder anderen kwamen daarin de volgende zinsneden voorGij weet, mijne hee- ren, dat ik reeds sedert 6 jaren getracht heb om de rijkdommen van het land te ontwikkelen, de binnenlandsche oneenigheden uit te roeijen en het prestige van de kroon te releveren. Intus schen komt er bij tnsschenpoozen, te midden van de kalmte en denalgemeenen voorspoed, eene onbestemde bezorgdheid, waar van men zich geen rekenschap weet te geven. Die bezorgdheid maakt zich dan ook vau de gemoederen meester en schokt het algemeen vertrouwen. Ik betreur die periodieke moedeloosheid, zonder dat ik er mij echter over verwonder. In eene maatschap pij, die zoo geschokt was als de onze, is het de tijd alleen die de volkomen gerustheid herstellen, aan de gemoederen de oude vastheid hergeven en het staatkundig vertrouwen in het leven roepen kan. De bezorgdheid die zich in de laatste dagen voor deed, baart te regt verwondering; zij getuigt van te veel wan trouwen en angst. Men schijnt te twijfelen aan de gematigdheid waarvan ik zoo vele bewijzen gaf en aan de ware magt van Frankrjjk. Gelukkig is de groote massa van het volk niet voor die indrukken vatbaar. Ook heden acht ik het dan ook van mijn pligt om nogmaals dat gene duidelijk te maken wat men schijnt vergeten te hebben. Welke toch was bij voortduring mijne staatkunde? Europa gerust te stellen, Frankrijk te handhaven in den rang dien het verdient in te nemenhet bondgenootschap met Engeland meer en meer tc bevestigen; het regelen van de vriendschap en de eensgezindheid met de mogendheden, over eenkomstig den aard harer inzigtén en hare gedragingen jegens Frankrijk. Zoo heb ik den dag voor mijne derde verkiezing te Bordeaux verklaard, "het keizerrijk is de vrede," daarmede bewijzende dat wanneer de erfgenaam van Napoleon op den troon steeg, hij daarmede niet het tijdperk van veroveringen vernieuwde, maar daarmede den vrede zou inwijden, die alleen zou kunnen worden verstoord door de verdediging van groote nationale be langen. Wat het verbond met Engeland aanbelangt, ik heb er met volharding aan gearbeid om het le bestendigen en vind daarin bij de koningin van Engeland eene medewerking waarin ik mij verheuggelijke medewerking vind ik bij de hoofdleiders van alle partijen in Engeland. Om dat doel te bereiken heb ik alle herinneringen die verbilteriug konden wekken onderdrukt, even als de lasterlijke aanvallen en het nationaal vooroordeel in mijn eigen land. Dat verbond heeft reeds zijne vruchten gedra gen. Frankrijk en Engeland hebben gemeenschappelijk een otiverwelkbaren roem in liet Oosten behaald. Daarna hebben zij aan het uiteinde der wereld een onmetelijk rijk voor de bescha ving, den vooruitgang en de christelijke godsdienst geopend Sedert het sluiten van den vrede getuigt de aard der betrekkin gen ook tusschen Frankrijk en Rusland van veel hartelijkheid, en verdient het gelukwensching, dat er steeds tusschen beide op alle punten eenstemmigheid bestaat. De heirekkingen met Pruissen getuigen van wederzijdsche welwillendheid. Ik zeghel daarentegen met leedwezen, dat het kabinet van Weenen en het mijne, dikwerf in geschil verkeeren wegens kwestien van voornaam belang. Er behoorde eene groote mate van verzoeningsgezindheid toe om die k vvestien in der minne bij te leggende na vele moeije- 1 ijk heden tot stand gebragte reorganisatie der Donau-vorsten- dommen, strekt daarvan tot bewijs. Indien men nude vraag oppert., welk belang Frankrijk in verre gewesten heeft, dan zou ik antwoorden, dat Frankrijks belan gen overal in heb spel zijn, waar het goede regt en de bescha ving moeten gehandhaafd worden. Er ligt gevolgelijk niets buitengewoons in, wanneer Frankrijk zich uaauwer aan Pie- mont heeft aaneengesloten, dat gedurende den jongsten oorlog zich ook veel opofferingen getroostte en eene zoo getrouwe staatkunde volgde, en gedurende den vrede eene gelukkige ver- bindtenis sloot tusschen mijn neef en de dochter des konings. Die toenadering tusschen Frankrijk en Piemont is dus niet het gevolg van een afzonderlijk feit, waaraan eene geheime bctee- kenis moet gegeven worden, maar het natuurlijk resultaat van de overeenstemming der belangen van beide landen, en van de vriendschap die hunne vorsten elkander toedragen. Sedert eenigen tijd verkeert Italië in eeuabnormalen toestand, daar de openbare orde er slechts door vreemde troepen kon wor den gehandhaafd. Die stand van zaken verontrust de europe- sche diplomatie niet ten onregte. Er bestaan evenwel geen voldoende redenen om tegelooven aan de rampen, die wij oorlog noemen, zonder gegronde rede nen, evenmin als aan de overdreven vrees van anderen, dat eene nieuwe coalitie tegeu Frankrijk zal gevormd worden. Ik zal onwrikbaar blijven op den weg, dien weten regtvaardigheid mij voorschrijven. Ik en mijne regering zullen zich niet laten me deslepen, noch vrees laten aanjagen, vermits mijne staatkunde nimmer van een uitdagenden aard noch kleinmoedig is. Verre zij dus van ons alle onrust en ongewettigd wantrouwen en moedeloosheid. Ik hoop dat de vrede niet verstoord zal wor den. Herneemt dus, mijne heerenmet kalmte uwe werkzaam-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1859 | | pagina 2