brouwer, kunstschilder te Brussel, vergunning verleend tot het aaunemen der versierselen van het Zilveren Kruis van de Her- toglijk-Saksische Ernestische huisorde, hem door Z. H. den hertog van Saksen Coburg en Gotha geschonken. tierk-en sclioolnleuws. Ds. L. P. Trautmaun, emeritus predikant te Kleef, heeft het beroep naar de waalsche gemeente te Delft aangenomen. Woensdagavond heeft de kerkeraad dernederduitsche hervormde gemeente te Delft, het volgende twaalftal predikan ten geformeerd dc heeren J. W. P. Feith, te ïïeino, W. Hoe vers, te Franeker, P. M. Keller van Hoorn, te Baambrugge, W. C. E. Koch, te Doesburg, J. W. van der Leeuw, te Alkmaar, U. J. W. Roldanus, te Leerdam, W. Scheffer, th. d. te Ensche dé, J. G. Schuuring, te Hoorn, J. Stemberg, te Hoorn, A.vau Toorenenberg, te Purmerende, J. Breunissen Troost Gz, te Deurne, en H. de Veer, te Wormerveer. Ter vervnlüng der vacature, ontstaan door het vertrek van ds. T. Modderman Az., heeft de algemeene kerkeraad der nederduitsche hervormde gemeente te Rotterdam jl. woensdag het volgende twaalftal van predikanten geformeerd dd. W. P. Scheuer, te Leeuwarden J. Stemberg, te Hoorn; H. Brouwer, te VeendamH. P. Berlage, th. dr., te Zalt-BommelL. W. E. ïtauwenhoff, th. dr., te Dordrecht; G.P.Kits van Heyningen Hz., te DeventerJ. G. Schuuring, te HoornC. M. A. J. Vorst man, te Breda; W. C. E. Koch, te Doesborgh; F. W. O. Rogge, te Oudkerk en Roodkerk; B. J. Adriani, te Utrecht, enW. SchefFer, th. dr., te Enschedé. .nuriiie en leg-er. Naar men verneemt, heeft de kommandant van het oefenings eskader last bekomen, de reede van Cadix te verlaten, ten einde in den oceaan een kruistogt te doen, en tegen de helft van de maand februarij aanstaande te Lissabon binnen te vallen. Z.M. heeft bepaald, dat de ration fourrage voorde officieren en de bereden onder-officieren en manschappen bij het wapen der marechaussee, gedurende het thans loopende jaar, voor de compagnie marechausséein Noordbrabant en Zeeland gestatio neerd, zal zijn gesteld op 65 cents en voor de compagnie mare chaussee gestationeerd in Limburg op 70 cents. Afloop verkoopingen en aanbestedingen. Arnemuiden 28 januarij. Een huis en erf, in de Langstraat A 25, verkocht voor f 1000. fit roeden 70 ellen bouwland, verk. voor f730. 76 roeden 20 ellen weiland, verk. voor f850. 80 roeden weiland en 1 roede 71 ellen sprink, verk. voor f 860. 1 bunder 30 roeden 20 ellen bouwland, verk. voor f 1700. Grijpskerke 29 januarij. Een huis, erf en uin, op het dorp no. 31, verk. voor fl '10 1 .lermometerstaud. 28 januarij. 's avonds 11 ure. 40 gr. 29 n 's morgens 7 40 0 's middags 1 48 0 0 's avonds 6 0 47 0 u 's avonds 11 0 49 0 30 0 's morgens 7 46 0 0 's middags 1 0 50 o 's avonds 11 0 40 0 31 a 's morgens 7 37 0 's middags 1 u 44 0 a 's avonds 6 39 9IeteorologiscUe waarnemingen gedaan op 's rijks werf te Vlissingen, des middags 12 ure. Januarij 1859- Wind ■g 5 s- Laagste temperat. tb _a ■o 0 e "3 a 3 E° id .5-3 to jenverschil Aanmerkingen a b 3* X met de 1 H Cfl" hoogste. 23 L. t. W. 6 758.0 5.2 0.81 5.71 0.0 2.8 +8.2 helder. 24 W.t. z. 6 755.2 5.7 0.85 6.12 13.5 3.0 «9.0 helder. 25 z. zw. 5 763.9 9.0 0.85 7-56 8.5 5.0 «S.5 ligt bewolkt. 26 Zvv.t.W 3 759.5 6.1 0.78 5.78 0.0 5.5 «8.5 bijna helder. 27 Zw.t.W 6 757.6 8.1 0.86 7.22 0.2 5.0 «9.5 betrokk. heijig. 23 Zvv.t.W 4 759.3 6.8 0.87 6.71 0.0 6.0 «8.0 dik betrokken. 29 Z.t.W. 3 762.1 7.2 0.91 7.12 4.5 4.0 «8.5 held.heij.indek. Stateu-generaal. Dezer dageu isbekend geworden het zoo lang verwachte ver slag der afdeelingen van de tweede kamer omtrent het wetsont werp tot bekrachtiging van ecnige artikelen der verleende con cessie tot aanleg en exploitatie van den Noorder spoorweg. Dat stuk, 47 pag. fol. is te uitgebreid, oin in zijn geheel mede te declen. Het belang der zaak vordert evenwel een zakelijk overzigtwaarbij wij echter hetgeen op de zeeuwsche lijn be trekking heeft letterlij kuit het ofdciele rapport overnemen. De commissie van rapporteurs bestond uit de heeren Thor- becke, Gevers Deynoot.Blaupot ten Gate, van Zuylen van Nye- vclt en Delprat. Bij de overweging van dat wetsontwerp, zijn over die ge- wigtige aangelegenheid en wat daartoe betrekking heeft, in de nagenoeg voltallige afdeelingen der kamer, uitvoerige beschou wingen en bedenkingen in 't midden gebragt. Zij betrofFen hoofdzakelijk; 1. de hier te lande aan te leggen spoorweglijnen en de daaraan te geven rigting; 2. de aan geconcedeerde boven staatsspoorwegen te geven voorkeur; 3. de verleende concessie zelve en de daarbij gestelde voorwaarden van financielen en anderen aard, en 4. de door provinciën en gemeenten ter bevor dering van den aanleg van den Noorder spoorweg toegezegde bijdragen. De commissie van rapporteurs heeft gemeend door het rangschikken van het verhandelde onder deze vier hoofdaf- deelingen, het overzigt der plaats gehad hebbende gedachten- wisseling gemakkelijker te zullen maken. §1. Het uitgangspunt. Volgens het plan der regering zou de Noorder-spoorweglijn van Arnhem uitgaan. De eerste vraag was dusis dat uitgangspunt goed gekozen Verscheidene le den meenden het ernstig te moeten betwijfelen, en hielden het er voor, dat, als het er op aan komt, ons vaderland met nieuwe spoorweglijnen, zoo wel naar het noorden als naar het zuiden te begiftigen, Utrecht, in het hart des lands, bet centraal punt moet zijn. Tegen een en ander werd aangevoerd, dat als de Noorderlijn van Utrecht uitging, zij tot Deventer eeue schaars bevolkte streek doorsnijden zou, hetgeen men altijd zoo veel mogelijk ver mijden moet. De ondervinding, ook met opzigt tot den Rijn spoorweg verkregen, leert, dat waar de spoorwegen heidevelden doorsnijden, de ontginning en bebouwing van zulke streken daardoor slechts in zeer geringe mate bevorderd wordt. De raadzaamheid om Arnhem als uitgangspunt te behouden, wordt in het breede bepleit, zoo ook om de lijn den IJssel te doen volgen. 2. De Noorderlijn. Welk ook het uitgangspunt zij, de hoofd lijn var. den Noorder-spoorweg zal van Zwolle naar Meppel moeten loopen. Over de vraag echter, welke rigting van Mep pel af moet worden ingeslagen, heerschte groot verschil van meening. Het denkbeeld der regering, om Harlingen over Groningen en Assen met Meppel in verband te brengen, vond betrekkelijk slechts weinig voorstaudecs. Vele leden konden zelfs moeijelijk begrijpen hoe de tegenwoordige concessionarissen van den Noorder-spoorweg, die bij hunne eerste aanvrage de verbinding over Assen op door hen aangewezen gronden verwierpen, thans daaromtrent van gedachten veranderd zijn. De regering doet wel opmerken dat, nis de aangenomen rig ting niet gevolgd wordt, Assen, de hoofdplaats van een gewest misschien voor altijd van het genot eener spoorweglijn zou wor den uitgeslotenmaar deze bedenking kon niet als overwegend worden beschouwd. De provincie Drenthe, wier dun gezaaide bevolking nog niet eens zot) talrijk is,'als de bevolking van Rot terdam, heeft, althans vooreerst, veel grooter behoefte aan goede bevaarbare kanalen dan aan spoorwegen. Bovendien wordt het belang van den spoorweg zeiven benadeeld, wanneer hij zulke schaars bevolkte en weinig bebouwde streken doorsnijdt, als waaruit Drente tot nu toe grootendeels bestaat. Het debat over de verschillende rigtingen wordt hierop voort, gezet en uit alle oogpunten, zoo wel van plaatselijk als alge meen belang besproken. 3. De Zuiderlijn. Algemeen heeft men het betreurd dat, terwijl de regering thans de medewerking der wetgeving voor het tot stand brengen der Noorderlijn inroept, zij niet te gelijk eenig bepaald voorstel omtrent de Zuiderlijn doet, maar zich daaromtrent tot ecne algemeene aanwijzing der door haar voor gestane rigting en eene globale opgave der van rijkswege te verleenen ondersteuning bepaalt. Terwijl al wat den aanleg der Zuiderlijn betreft nog zoo zeer in 't duister ligt, meenden verscheidene leden niet in eene ge- dachtenwisseling over de aan die lijn tc geven rigting te moeten treden. Zij behielden zich voor daarop terug te komen, als een bepaald voorstel te dezer zake bij de staten generaal aanhan gig was gemaakt. Tegen de rigting van Rotterdam langs Dordrecht naar Breda pleiten vooral ook de moeijelijkheden, aan den overgang van het Hollandsche Diep verbonden. De regering wil voor dien overgang een stoomvlot bezigen, maar men ziet op tegen dit middel, dat niet ligt op den duur aan de behoefte voldoen zal. Te Ruhrort, waar het stoomvlot met de daartoe behoorende kunstwerken ruim twee millioen guldens gekost heeft, beant woordt het niet aan de verwachting. Aan het gebruik daarvan op een water als het Hollandsche Diep zijn ontwijfelbaar nog grooter bezwaren verbonden, 's Winters bij stormachtig weder zal het afdrijven en het volkomen zuiver sluiten aan den weg niet dan met de uiterste moeite te bereiken zijn. 4. De Zeeuwsche lijn. Naar het gevoelen der meerderheid wordt deze lijn door de regering veel te veel op den achtergrond gesteld en laat zich hetgeen in de memorie van toelichting ge zegd wordt zelfs moeijelijk verklaren. De regering vangt aan met de lijn onder de noodzakelijke te tellen, verbindt zich ver volgens om deswege voor 1 januarij 1862 eene voordragt te doen, maar maakt te gelijker tijd het doen dier voordragt af hankelijk van den toestand der schatkist op dat later tijdstip. Men zon dit kunnen begrijpen, indien het hier niet alleen het toekennen van een subsidie gold. Maar uit hetgeen voorafgaat blijkt, dat de regering vooral ook eene eventuele rentegarantie op het oog heeft, en nu behoeft het wel geen betoog, dat zg even min op 1 januarij 1862 als thans met voldoende zekerheid beoordeeleu kan, of de toestand der schatkist gedurende de zeer lange reeks van jaren, waarin volgens haar stelsel zulk eene garantie loopt, het verleenen daarvan veroorloven zal. Voor zoo ver bij de regering de vrees mogt bestaan, dat indien aan de drie lijnen te gelijker tijd wierd begonnen, in de schatkist geene genoegzame kapitalen aanwezig zouden zijn om de daarvoor noodige subsidien of uitgaven voor kunstwerken te bestrijden, moest men doen opmerken, dat geenerlei afdoende noodzake lijkheid bestaat om van de thans beschikbare 21 millioen dade lijk 10 millioen voor de deelneming in de Noorderspoorweg maatschappij af te zonderen. Wierden de voorhanden zijnde gelden enkel tot bet doen van uitgaven besteed die het rijk op zich moet nemen, hoogst waarschijnlijk zouden de middelen ge noegzaam zijn om aan al de drie plannen te gelijk uitvoering te helpen geven. Wat er aan ontbrak, kon uit de koloniale en an dere baten, die allengs in de schatkist vloeijen, worden aange vuld. Men wees daarbij op den gunstigen afloop der jongste veilingen van gouvernementsproducten en op den voortdurend hoogen marktprijs dier producten. Het bezwaar der rentega rantie voor het aanlegkapitaal der drie lijnen bleef dan nog al tijd overmaar dit bezwaar, men herhaalde het, zou later nage noeg evenzeer als thans bestaan. Waarom dan in het tegen woordig tijdsgewricht eene lijn achtergesteld, door velen van den beginne af als de hoofdlijn beschouwd en welker aanleg meer en langer is voorbereid dan die van eenige andere Men mogt toch niet onderstellen, dat eenige neiging om Belgie en den Antwerpschen handel te ontzien of moeijelijkheden van die zijde voor te komen, in het spel wate. Zoo ooitzou thans, nu de belgische regering met opzigt tot het vraagstuk der wateraf- tapping op de Maas de nederlandsche regten en belangen zoo weiuig toont te waarderen, zulk eene inschikkelijkheid niet te pas komen. Voor zoo ver de regering zich misschien van eene meer dade lijke behartiging van den aanleg der zeeuwsche lijn laat af. schrikken, omdat die aanleg wel ligt tot zeer kostbare werken zou noodzaken, gelijk het leggen van kapitale dijken door het Sloe en de Ooster-Schelde, of het graven van kanalen door Walcheren en Zuidbeveland, deed men opmerken.dat daarte gen het voordeel van zeer belangrijke landaanwinning over- stond. Wierd die landaanwinning niet als hoogst voordeelig beschouwd, er zouden zich in der tijd geene maatschappijen hebben opgedaan, die het toed ij ken der genoemde stroomen en het graven der kanalen geheel voor eigen rekening wilden on dernemen, mits de staat daarvoor zekere uitgestrektheid aan schorren en platen afstond. Nu weet men wel. dat de conces sionarissen voor de bedijking van de Ooster Schelde tot nu toe met dat werk niet zijn geslaagd maar daaruit volgt geenszins dat de landaanwinning in die streken voor den staat niet zeer gewigtig en voordeelig zou kunnen zijn. Welligt zou de dig- ting der beide stroomen tevens het gevolg hebben, dat polders, thans onder de calamiteuse gerangschikt, binnenpolders wier den, en dat dus het jaarlijksch rijkssubsidie te dezer zake aan merkelijk kon worden ingekrompen. Des noods kon men vooreerst Stavenisse, waar het vaarwater diep genoeg scheen, met Zevenbergen of Breda verbiuden. Maar, werd door enkele leden gevraagd, zou dan werkelijk een spoorweg van Vlissingen naar de pruissische grenzen voor den nederlandschen handel van zoo overwegend belang zijn Wierd niet de waardij vanViissingen als handelshaven overdre ven De reede dier stad is toch niet altijd veilighare haven is voor een druk handelsverkeer te bekrompen, en het ontbreekt der stad aan dokken, pakhuizen en wat verder voor zulk een handelsverkeer vereischt wordt. Antwerpen heeft hare meer derheid tegenover de zeeuwsehe havens gehandhaafd, toen eerstgenoemde stad nog geenerlei spoorwegverbinding bezat. Dit zou thans, al wierd Vlissingen aan het algemeene spoor wegnet verbonden, ligt evenzeer het geval kunnen zijn; al ware het alleen omdat de antwerpsche handelsstand over veel grooter kapitalen beschikt dan te Vlissingen in handelsonder nemingen kunnen worden gestoken. Op deze tegenwerpingen werd geantwoord, dat Vlissingen dan toch gewigtige voordeelen als handelshaven aanbiedt, die, wanneer die stad in meer dan eene rigting met het duitsche spoorwegnet verbonden was, beter zouden worden gewaardeerd en hoogst waarschijnlijk een deel van den belgischen doorvoer handel daarheen zou lokken. Vlissingen is geheel het jaar door voor zeeschepen toegankelijk, terwijl Antwerpen des winters geheel afgesloten kan zijn. Ook in het betere jaargetijde moe ten de voor Antwerpen bestemde koopvaarders soms langen tijd voor Vlissingen blijven liggen, om gelegenheid tot het op zeilen der Schelde af te wachten. De haven van Vlissingen is ook zoo bekrompen niet. Zij heeft onder anderen in 1853 meer dan 50 diepgaande schepen te gelijk geborgen. Indien zich door

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1859 | | pagina 2