u
De overige miliciens der Ifgtiug zuilen eerst met 1 julij 1859,
in het genot van onbepaald verlof worden gesteld.
ISurgerlijlie stand.
Middelburg.
Eerste huwelijks afkondiging den 10 dezerJ. M. Ie Clercq
jm. 27 j. met A. Schietekatte, jd. 35 j. J. Silvain, jm. 34 j. met
S. Vos, jd. 39 j. P. Remigius, jm. 28 j. met A. H. van der Meu-
ien,jd. 29 jaren.
Vlissingen, van 2 tot 9 October.
Gehuwd: E.F. Calon, jm. 25j. met B. J. Snoek, jd. 24 j.
J. H. Lingeman, jm. 40 j. met M. W. Verdonke, wed. van G. G.
Wemer, 46 j. C. A. Gansinga, jm. 42 j. met J. C. Goemaat, we
duwe van N. Guffen, 38 j. H. Vader, jm. 23 j. met A. M. Brandt,
jd. 25 j. P. Duran, jm. 25 j. met A. T. Everaert, jd. 20 j.
Bevallen J. M. Belfroid geb. Bouverie, z. N. Arendse geb.
Koole, z. J. G. Fey geb. de Kok, z. C. D. Bourdrez geb. van
Heuven, z. T. E. Hanenberg geb. Quarijn, z.
Overleden: J. C. Eioeg, z. 12 w. J. de Vos, man van N.
Iwers, 44 j. M. van Hooren, d. 14 w. A. Braat, vrouw van A.
Bostelaar, 42 j. J. Pieterse, wed. van F. P. Rotteveel, 40j.
TV. E. Brieve, wed. van li. Gijsels, 73 j. J. Gillissen, d. 7 m.
Goesvan 2 tot 9 october.
Gehuwd C. Reyniers, weduwn. 36 j. met J. E. de Wit, jd*
26 jaren.
Bevallen G. M. Dominicus van den Bussche geb. de Jongh,
d. S. duist geb. Schans, z.
Overledeu A. F. J. de Witte, z. 5 m. J. Janse, manvauT.
Meyvogel, 60 j. J. M. Cijvat, d. 17 d. C. Dekker, z. 1 m.
Zierikzee, van 2 tot 9 october.
Bevallen T. den Herder geb. de Vos, d. J. J. Lokker geb
Merlie, z. A. P. Lochmans geb. Croly, d. A. M. van der Bliek
geb. R-ombouts, z. C. van Campenhout geb. Gillisse, z. A. Ley-
dekkers geb. van der Bout, d. P. Koopman geb. Priem, z. (le
venloos.)
OverledenJ. M. van der Koogh, wed. van J. Kok, 64 j. J.
Romijn, z. 4 m. P. C. Markeleyn, d. 7 j. C. M. Bakker, d. 3 m.
J. Vos, man van J. Sies, 51 j. J. llorrevoets, z. 11 m.
TXeteorologisclie waarnemingen
gedaan op 's rijks werf te Vlissingen, des middags 12 ure.
October 185S.
Wind
jjj
~J_-é
Laagste
O
a
Ji
a
temperat.
-g
1°
go*
1°
enverschil
A anmerkingen
"S)
a
rt is5
5 S3
met de
M
zq
co""3
Jioo
gste.
3
w.zw
7
765.1
16.4.
0.97
10.89
0.0
12.0
+9.0
dik bewolkt.
4
Zuid.
4.
764.0
17.1
0.86
12.39
0.0
12.0
"8.0
bewolkt.
5
w. zw
5
759.8
13.S
0.64
7-58
0.3
12.0
"8.0
ligt bewolkt.
6
W.ZW
7
764.8
12.2
0.65
7-00
0.0
10.5
"8.5
buijig bewolkt.
7
z. zw.
G
752.7
14.8
0.65
8-31
0.0
10.0
«8.5
dikke.
8
West
5
753.4
11.8
0.68
6.98
2.4
10.0
«8.0
dik bewolkt.
9
z. zw.
4
763.0
12.7
0.G5
7.16
0.0
9.0
»8.5
ligt bewolkt.
Staten-geaeraal.
Vrijdag heeft de tweede kamer cene zitting gehouden, waarin
een vijftiental naturalisatie-wetten zonder discussie zijn aan
genomen. Daarop is in beraadslaging gebragt het ontwerp
van wet tot goedkeuring eener dading over gronden in het
kanaal van Weizingen. De heer van Eek heeft bezwaar
tegen dit ontwerp, omdat eene dading gesloten is met. am
bacht sheeren en hij meent, dat. in de tegenwoordige orde
van zaken geen sprake meer kan zijn van ambachtsheer-
lijkheden en ambachtsheercn; dit is een verouderd denkbeeld,
1 ot een vroeger tijdperk behoorende. Er is nog ietshet geldt
hier eene (lading over slikken en schorren. Daar nu de am- l
bachtsheeren velerlei regten hadden, zal dan ook niet cle am
bachtsheer treden in de regten der grafelijkheid, in casu liet
regt van aanwas De minister van financiën geeft inlichtingen
omtrent den oorsprong en de vroegere bestemming van het
kanaal van Weizingen, de wijze waarop thans in die behoefte
wordt voorzien en het verder voorgevallene met de concessie
van 14 october 1845overigens bestaat geene vrees meer voor
het oprijzen van gelijksoortige geschilpunten als waarover
deze dadiüg loopt; het kauaal wordt nu aan den mond afge
damd en die dam wordt staatseigendom. Wat nu de aanmer
king van den heer van Eek betreft, hij meent dat die spreker te
ver gaatnaar het inzien der regering kan er geene bedenking
bestaan, of de regtcrlijke magt erkent de regtsbevoegdheid van
ambachtsheerenmaar vraagt men, of door den titel vanam-
bachtsheeren te erkennen een vroegere politieke toestand
wederom in het leven zou worden geroepen, dan is het ant
woord ontkennend het geldt hier eenige personen, die onder
zekere voorwaarden eigendommen bezitten, maar daaruit volgt
geene toekenning van politieke regten; de minister weet ook
niet met welk regt hij aan die personen die titel zou ontnemen;
er kan op zich zelf niets uit worden afgeleid en zeer zeker niet
hef intreden in de vroegere regten der grafelijkheid.
Nadat de lieer van Eek nog kortelijk had gerepliceerd, is dit
ontwerp aangenomen met 57 stemmen tegen 1 (van den heer
van Eek).
Voorts zijn eenstemmig aangenomen de wetsontwerpen
tot wijziging der hoofdstukken II, IX B en IV van de staats-
begrooting voor 1857- Uit het eindverslag van het eerstge
noemde bleek, dat in de afdeeliugen de vraag gedaau is, wat de
reden mag zijn eener zoo buitengewone verhooging voor den
aankoop van decoratien der beide ridderorden, en of die soms
ook daaraan te wijten ware, dat aan de bepaling van terugzen
ding der decoration na overlijden niet genoegzaam wordt vast
gehouden.
De minister van financien gaf, naar aanleiding van deze aan
merking, te kennen, dat aan gemelde bepaling wel degelijk
wordt vastgehouden, en dat er alle mogelijke moeite wordt ge
daan, om na overlijden de decoratien terug le bekomen. Vele
decoratien intusschen worden aan buitenlanders verleend, en
dan is het dikwijls onmogelijk ze terug te erlangen.
Daarna zijn zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd de couclusieu der rapporten van de
eommissien tot onderzoek van: 1. de staatsrekening over het
dienstjaar 1854, waarvan de conclusie strekte om der regering
liet verzoek te doen om de enkele inlichtingen, welke noodig
mogten worden geacht, aan de kamer te doen toekomen; 2. de
inlichtingen op verslagen van öommissien uit de kamer betrek
kelijk de jaarverslagen van de algemeene rekenkamer over 1S54
en 1855, strekkende de conclusie om de iulichtingen voor ken
nisgeving aan te nemen; 3. het tractaat van den 30 januarij
1856, tusschen Nederland en Japan gesloten, luidende de con
clusie om het rapport in afschrift te zenden aan de ministers
van koloniën en van buitenlandsche zaken met verzoek om in
lichting.
Vervolgens heeft de kamer overwogen de vraag wanneer het
voorstel van wet van den heer Sloet lot Oldhuis betrekkelijk de
tienden behandeld zou worden.
Het voorstel van den voorzitter om de beraadslaging te hou
den op aanstaanden woensdag, den 13 october, werd verwor
pen met 46 tegen 16 stemmen. Het voorstel van den lieer
Meelissen om die behandeling op vrijdag den 15 october te doen
plaats hebben, werd mede verworpen met, 36 tegen 26 stemmen,
zijnde, daarmede tevens beslist om, volgens het voorstel van
den heer de Brauw, den dag der overweging nader te bepalen.
Eindelijk heeft de kamer iu comité-generaal een besluit ge
nomen over een voorstel van de huishoudelijke commissie be
treffende de ventilatie en verwarming der vergaderzaal.
Thans zijn door de regering bij de tweede kamer ingediend de
vijf toegezegde wetsoni werpenop hetregl van successie en
overgang bij overlijden, tot afschaffing van den accijns op turf
en steenkolen, tot wijziging der wet van den accijns op het ge-
slagt en eindelijk tot verandering der artl. 241, 242 en 246 dei-
gemeentewet.
In de algemeene memorie van toelichting tot die ontwerpen
leest men o. a. dat de wetgever zicli de vraag heeft voorgesteld
of het raadzaam is eerst de gemeente accijnsen op de eerste le
vensbehoeften af te schaffen dan wel of dit vooraf met de rijks
accijnsen moet plaats hebben.
Kiest men het tweede, dan moet het rijk zijne directe belas
tingen behouden, en voor zoo veel noodig die uitbreiden of ver
beteren. Men laat dan aan de gemeenten de vrijheid, welke de
gemeentewet haar schenktmen geeft haar de gelegenheid, de
accijnsen, welke het rijk missen kan, ten haren behoeve te hef
fen, indien zij deze heffing verkieslijk achfcn hoven de heffing
van eigeu directe belastingen. Men bevordert het stelsel, dat.
op voorwerpen van eerste behoefte niet door hel. rijk en door de
gemeenten beide belastingen worden geheven. Aan het. laatste
alternatief alzoo geeft de regering de voorkeur.
Verder wordt in de memorie gezegd, dat die voorkeur op drie
gronden berust:
cc. De vrijheid van de gemeenten wordt daardoor veel minder
beperkt dan bij het eerste alternatief.
b. De gemeente accijnsen kunnen niet. allen worden afge
schaft.
c. De afschaffing van de rijks accijnsen en van den last, aan
huune heffing verbonden, komt ten laste van alle ingezetenen
des rijks, die van de gemeenteaccijnseu alleen ten bate van de
ingezetenen der gemeenten, waar accijnsen geheven worden.
Om deze redenen, meent de regering bepaaldelijk de voorkeur
te moeten geven aan het laatste alternatief. Zij verlangt de
rigting te behouden, welke de wetgeving sedert de laatste jaren
gevolgd heeft. Zij verlangt onveranderlijk te streven naar het
doel, dat naar hare meening het beste isdat namelijk de be
lastingen op de eerste levensbehoeften uit de rij der rijksbelas
tingen verdwijnen.
De rijks accijns op de brandstoffen ligt, als dit beginsel is
uitgemaakt, het eerst aan de beurt.
Maar tegen de afschaffing van dien accijns bestaat het gewig-
tig bezwaar, dat zijne opbrengst vrij aanmerkelijk hooger is dan
het cijfer, waarmede de regering meent dat 's rijks inkomsten
verminderd kunnen worden. Over het jaar 1 Sö7 was die op
brengst in hoofdsom, collectief zegel en opcenten, niet. minder
dan f2,S80,000. Bovendien, er rust nog eene verpligting op de
regering. De ongelijkmatigheid van de heffing van den accijns
op het geslagt is herhaaldelijk ter sprake gebragt. Daarin tnoefc
voorzien worden. Verhooging van dien accijns in sommige
plaatsen zou echter bedenkelijk zijn. De regering meent het
middel van herstel ten deze te moeten zoeken in de gelijkmatige
heffing dier belasting naar de zelfde grondslagen iu het geheele
rijk, maar dan ook de opcenten op dezen aceijus te moeten doen
vervallen. Dit zal een verlies vau inkomsten ten gevolge hebben
van f 450,000 ongeveer.
Wat het belang van de gemeenten eindelijk betreft, indien
haar geene andere hulp wordt, geboden dan die kan voortvloeijen
uit de vervanging vaneen deel harer directe belastingen door
verhooging van haren accijns op de brandstoffen, dan is het te
vreezen dat vele daarvan geen gebruik zullen kunnen maken.
De regering is dus bereid, ook aan de gemeenten te vergunnen
een grooter getal opcenten op de grondbelasting der gebouwde
eigendommen te heffen, dan haar door art. 246 der gemeentewet
wordt vergund, anderdeels om, vóór alle andere belastingen,
100 opcenten op den rijks-accijns op het gedistilleerd te heffen,
eindelijk het stelsel, door haar verdedigd in den aanhef, in
zoo ver te wijzigen, dat het getal opcenten, dat voor het rijk
op de personele belasting wordt geheven, met. de helft worde
vcrminderd_en dus tot op 10 worde teruggebragt, te beginnen
met 1 mei eerstkomende en dat aan de gemeenten, met wijzi
ging van de gemeentewet, worde vergund, het getal opcenten
op die belasting tot op 35 te verhoogen. Hierdoor zou een uieuw
offer van f 550,000 min of meer ten laste van 's rijks schatkist
komen. Deze zou mitsdien aan inkomsten verliezen f3,830,000,
en dus veel meer dan de vermindering van uitgaaf voor de dienst
der nationale schuld bedraagt.
Er moeten dus audere bronnen van inkomst voor deschat-
kist worclen geopend, indien men aan dit ontwerp gevolg zal
kunnen geven.
Daar in effecten belegde kapitalen niet, gelijk de vaste goede
ren, bij eigendomsovergang onderworpen zijn aan overschrij-
vingsregt,en, stelde de regering in 1851 eene belasting op de
renten, voor welke echter den bijval der vertegenwoordiging
niet mogt verwerven.
Om het doel zooveel mogelijk te bereiken, moet men zich
bepalen tot de heffing van een regt op den overgang bij versterf
in de zijdlinie en ouder niet verwante personen
Tot, dus verdrukte eene speciale belasting van dien aard alleen
op dc vreemde effecten Zij werd geheven onder den vorm van
verhooging van liet zuiver saldo der boedels, waarin zich vreem
de effecten bevinden, met de helft van de waarde dier effecten.
Er is geene reden waarom men niet eene bijzondere belasting
van dien aard op alle effecten zou invoeren. De regering stelt
alzoo voor om een overgangsregt van drie ten honderd te heffen
op alle effecten, welke bij versterf in cle zijdlinie en onder niet
verwante personen in eigeudom overgaan, en daarentegen de
zoo even bedoelde verhooging van 50 per cent te doen vervallen.
De wet op het successiercgt kan tevens, zonder de belasting
le verhoogen, in onderscheidene opzigten verbeterd worden. De
opbrengst van een en ander kan worden geschat op 7 tonnen.
Onder de ongelijkmatigheden, welke zich in de belastingen
voordoen, behoort vooral deze, dat dc groudbelasting in ver
scheidene gedeelten van het rijk naar eenen mindereu maatstaf
wordt geheven clan in andere. De regering stelt voor, ook deze
ongelijkheid, niet minder stuitend dan die welke de verschillen
de heffingswijze van den accijns op het geslagt te weeg breugt,
weg te nemen. Kortheidshalve gedraagt zij zich hier aan de me
morie van toelichting, welke het betrekkelijke wets-ontwerp
vergezelt. De opbrengst der grondbelasting over een vol jaar
wordt daardoor met bijna f700,000 in hoofdsom verhoogd.
Ten slot te heeft de schatkist eene mindere ontvangst te voor
zien van f 2,487,032.
Dit cijfer is hooger dan dat van twee millioen, min of meer,
waarmede de gewone inkomsten van het rijk gerekend worden
zonder gevaar te kunnen worden verminderd. Daartegenover
echter moetin aanmerking worden gebragt dat de verhooging
van de grondbelasting in Limburg, naar het voorgestelde, in
1860 eerst voor de helft zal zijn ingevoerd, en dus twee jaren
later de opbrengst dier belasting in haar geheel nog met
f 154,820 zal doen vermeerderen. Daarenboven zal die afschaf
fing van den accijns op de brandstoffen vermindering van uitga
ven voor het personeel der ambtenaren en voor perccptieloonen
ten gevolge hebben, zoo mede voor het aandeel in de belasting
dat thans door de departementen van marine en oorlog wordt
gedragen.
Eindelijk zal ook nog tot vermindering van dit verschil die
nen de voord ragt welke dc regering doet, strekkende om de op
centen en liet colectief zegel van de verschillende accijnsen met
cle hoofdsom te vereenigen, waaruit, door eene betrekkelijk
geringe verhooging van de accijnsen op wijn en gedistilleerd,
tegenover eene kleine vermindering van het bedrag der overige
accijnsen, bij sJ.ot eenige vermeerdering van opbrengst, ten be
drage van bijna f 50,000, voort kan vloeijen.