Hoofdstuk X (oorlog) bedraagt f11,509,000, en alzoo
f 20,800 minder dan voor 1858 is aangewezen.
In de memorie van zijne exc. den minister van oorlog wordt
verklaard: dat de generaal van Speugler zich in der tijd met het
stelsel van verdediging, door het committé van defensie ont
worpen, na rijp beraad, heeft vereenigddat de generaal Forst-
ner van Dambenoy er zich almede aan heeft gehouden, en dat
hij minister dit ook denkt te doen, vermits dit stelsel de vrucht
is van een wel doordachten arbeid van een committé, zamenge-
steld uit de zaakkundigste en ondervindingrijkste mannen, die
als de meest bevoegde beoordeelaars van een zoo gewigtig on
derwerp moesten worden erkenddat zonder het aannemen
van een vast stelsel, aangeene goede organisatie van het leger
kan worden gedacht; dat dit vasthouden aan het stelsel geens
zins geschiedt in eenen geest van stilstand, welke geene ver
dere wijzigingen zou gedoogendat iets dergelijks even scha
delijk zou zijn voor het leger zoowel als voorde algemeene
belangen, maar dal men daartoe niet dan met de meeste be
dachtzaamheid behoort over te gaan, inzonderheid zoodra het
geldt het verlaten van enkele versterkte punten des rijks, waar
toe een uaauwgezet onderzoek wordt gevorderd, alvorens de
denkbeelden deswegens tot rijpheid en tot overtuiging kunnen
worden gebragt.
Wat de staven betreft, heeft de minister verklaard dat daar
bij een personeel is ingedeeld, 't welk slechts even voldoend is
om in tijd van vrede den geregeldeu gang der dienst te verzeke
ren, en om, bij dringend oorlogsgevaar, dadelijk over eenige
personen te kunnen beschikken.
De wapenkorpsen zijn zoodanig zamengesteld, dat, wanneer
het thans aangenomen cijfer van vrijwilligers aanwezig is, en
de militiens worden opgeroepen, men binnen veertien dagen
zal kunnen vereenigen 37 veldbaltaiHons, ter sterkte van
32,834 hoofden; 20 eskadrons ruiterij met 2400 paarden; 2
veldbatterijen van 12 pond; 2 veldbatterijen van 6 pond; ander
halve batterij rijdende artillerie van 12 en 6 pond, te zamen 44
of 52 vuurmonden; een corps ponteniers van 187 hoofden, en
een battaillon genie-troepen van 1050hoofded.
Ten aanzien van de behoeften van het departement wordt
aangemerkt, dat daarin wordt beoogd eene vermindering van
het personeel, met vereenvoudiging der werkzaamheden, en
eene vermindering van kosten; dat dit echter niet op eenmaal
zal kunnen geschieden; dat evenwel reeds met den eersten ja-
nuarij aan onderscheidene ambtenaren een eervol ontslag, met
aanspraak op pensioen, of wachtgeld, zal worden toegekend
dat de geraamde uitgaven voor 1859 tenslotte reeds f16,091,25
minder bedragen, en dat later nog f 6,095 zal worden bespaard.
Z. exc. verlangt voor het regeraent grenadiers en jagers eene
andere en meer eigenaardige zamenslelling, bij welke de twee
battaillons jagers zelfstandige éénheden zullen worden, van
welke de manschappen van juistheids-wapenen zullen worden
voorzien en aangevuld uit de beste schutters der tirailleur-com-
pagnien, welke bij de grenadiers zullen vervallen.
Het regement grenadiers zal op drie bataillons worden ge
bragt elk van 4 compagnien, met een depot. De overige rege-
menten zullen geene verandering ondergaan. Met de alzoo
beschikbare 37 battaillons, zullen in de garnizoenen overblijven
9 depots, een instructie battaillon en een depot van discipline.
Iu tijd van vrede zal men van deze krijgsmagt onder de wape
nen houden 857 officieren, 12,903 onderofficieren en manschap
pen, en gedurende zes maanden 6,016 miliciens.
De vijf regimenten ruiterij zullen tot vier worden gebragt, elk
van 5 veldeskadrons en een depot. Het 4de bekomt daardoor
eene eenigzins gewijzigde formatie, in verbaud met zijne be
stemming, als uitmakende het limburgsche bondsconlingeut.
In vrede zal men alzoo 160 officieren, 2924 manschappen en
2778 paarden hebbenwelke in tijd van oorlog tot 172 officie
ren, 4324 manschappen en 4333 paarden wordeu gebragt. De
daardoor verkregen vermindering bedraagt f 134,167.
Wat de artillerie betreft verlangt men terug te komen tot de
formatie in bataillons, te weten twee bataillons veldartillerie en
zes bataillons vestingartillerie, terwijl het regiment rijdende
artillerie zou worden verminderd tot drie veld compagnien; met
welke formatie men in tijd van oorlog, met aanvulling der ver-
eischte paardeu, zal kunnen uitbrengen 120 vuurmonden van
12 en 6 pond.
Onder het eindcijfer van het departement van oorlog, ten be
drage van f 11,509,000, komen voor ten behoeve van de mare
chaussee f 212,000, en voor, pensioenen en wachtgelden
f 1,574,000.
Hoofdstuk XI (departement van koloniën). Iste afdeeling.
Kosten van het departement f122,958,50. Ilde afdeeling. Pen
sioenen en wachtgelden f 13,49S. Hide afdeeling. Onvoorziene
uitgaven f 3000. Totaal generaal f 139,456,50.
Volgens de memorie van toelichting maakt de groote uitbrei
ding, welke aan den zoo veel omvattenden werkkring van het
departement van koloniën gegeven is, ten gevolge der bepalin
gen van artt. 59 en 60 der grondwet en van het reglement op
het beleid der regering in Nederlandsch Indie, in verband met
de versnelde correspondentie door de overlandpost, eene gewij
zigde inrigting van dit departement noodzakelijk, om aan de
roeping en bestemming te kunnen voldoen en dit gewigtig deel
van de staatsdienst te verzekeren.
Die noodzakelijkheid wordt des te dringender, wanneer de
ontworpen wet op de regeling der wijze van beheer en verant
woording der koloniale geldmiddelen zal worden in werking ge
bragt.
Bij de invoering eener wet tot uitvoering van de laatste ali
nea van art. 40 der grondwet, zal de betaling der pensioe
nen niet meer door de Nederlandsche handelmaatschappij
geschieden en eene besparing van ongeveer f12,000 daarvan
het gevolg zijn. Ook zal voortaan bespaard worden eene som
van ruim f 40,000 voor bezoldiging der agenten van de Neder
landsche handelmaatschappij te Rotterdam, Dordrecht, Mid
delburg en Schiedam.
Voor hoofdstuk XII (onvoorziene uitgaven) wordt, even als
te voren, verlangd f 100,000. Uit den bij de voordragt overge-
legden staat blijkt, dat iu 1857 dergelijk bedrag genoegzaam
geheel is gebezigd. In dat jaar is voor geheime uitgaven f23,362
besteed, als voor de hooge collegien f3000; buitenlandsche
zaken f3954; justitie f2500; b: uienlandsche zaken f1802;
marine f 5509 en financien f 6497.
Bij de tweede kamer is ingekomen een ontwerp van wet, hou
dende wijziging der tarieven van sommige accijnsen. bij welke
wordt voorgesteld om den accijns vast te stellen, met weglating
van het colectiefzegel en de opcenten; en alzoo de belasting te
bepalen op f 22 per 100 ned. ponden van de ruwe suikerop f 20
per vat wijn; op f22 per vat biunenlandsch gedisteleerdop
f 35 per vat buitenlandsch gedisteleerd op f 52 per vat buiten
landsche likeurenop f 10 per 100 ponden binnenland- en bui
tenlandsche zeep, en op een gulden per vat van de belastbare
ruimte der bieren en azfjnengrootere en mindere hoeveelheden
naar evenredigheid.
De minister heeft in zijne memorie van toelichting doen op
merken, dat de splitsing der belasting in hoofdsom, opcenten
en zegel, bij de betaling zoowel als bij de verantwoording, veel
omslag bij de ambtenaren en veel moeijelijkheden bij de belas
tingschuldigen te weeg brengtdat de schatkist dc accessoria,
te weten de opcenten van het zegel, toch wel niet zal kunnen
ontbeeren, en dat deze bezwaren kunnen worden weggenomen,
door een en ander in hoofdsom bijeen te trekken.
Zijne exc. meent dat op de voorgestelde wijze van den wijn
en het binnenlandsch gedisteleerd eene vermeerdering, maar
daarentegen van het zout, de zeep, de bieren en azijnen eene
vermindering van opbrengst kan worden te gemoet gezien, en
ten slotte eene verhooging van f 47,845.
Tevens is gelet op de belangen der gemeenten, en is in het
ontwerp een artikel opgenomen en het cijfer aangewezen, tot
hetwelk de plaatselijke belasting van den wijn, het gedistilleerd
en de bieren mag worden geheven. Dat van het bier is onver
anderd gebleven, doch het cijfer voor den wijn en het gedistil
leerd heeft eene verhooging ondergaan.
De afdeelingen van de tweede kamer zetten dagelijks het
onderzoek over de siaatsbegrooting voor 1859 voort. Reeds
zijn de algemeene beschouwingen afgeloopen en verschillende
hoofdstukken in overweging genomen. Daarbij zijn, naar men
verneemt, onderscheiden aanmerkingen gemaakt en vragen ge
daan, die tot de verhouding van Nederland met het buitenland
betrekking hebben. Men verzekert dat o. a. ter sprake gebragt
zijn de wateraftappingen van de Maas, de overeenkomst met
Frankrijk nopens het tarief, het tractaat met Japan, de verhou
ding tot China, enz.
TER DRUKKERIJ VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS, UITGEVERS VAN DE MIDDELBURGSCHK COURANT.