öuitcnlan'dsclje tijöimjcn.
Overleden F. Guillaume, z. 5j. E. Bekke, jd. 62 j. J. H.
Sluyters, man van P.S Vink, 54 j. C. G. deLoo, man van J.
van Leeuwen, 56 j.
Goes, van 25 september tot 2 october.
Gehuwd A. Meyler, weduwn.44j. met J. Proos,jd. 43 j.
Bevallen: I.J.G.Seheele geb. Jongejan, z. G. Willeboer
geb. van der Linde, d. M. J. Biestraten geb. Dautreppe, z. T.
van Eikeren geb. Raas, z. P. W. Janssen geb. Kakebeeke, d.
Overleden: J.Frank, d. 5 m. J.Bak.d, 6 m. P.A.deJongh,
z. 2 m. P. Willeboer, z. 15 m.
Zierikzee, van 25 september tot 2 october.
Gehuwd A. van Gastel, jm. 35 j. met S. L. Bouman, jd. 27 j-
Bevallen: T. Peute geb. van de Velde, d. J. Beije geb.
Rotte, z. H. de Paauw geb. van Driel, d. H. M. Sigmond geb.
van den Eude, d- W. de Jonge geb. Daane, z.
Overleden M. Overman, man van J. P. van de Velde, 53 j.
B. Nys, z 7 m.
StaieO'generaal.
In de maandag door de tweede kamer gehoudene zitting heeft
de commissie, belast met de aanbieding aan Z. M. den koning
van het door de kamer aangenomen adres van antwoord op de
troonrede, dienaangaande haar verslag uitgebragt. Het bij die
gelegenheid door Z. M. den koning gegeven antwoord is reeds
in ons nommer van jl. zaturdag medegedeeld.
In deze zitting is raededeeling gedaan,
1. dat zijn ingekomena. de navolgende wetsontwerpen, als
tien tot bekrachtiging van provinciale belastingeneen tot vast
stelling der begrooting van den arbeid der gevangenen over
1859; b. de staatsrekening over 1855; de rekeningen van het
fonds over de Algemeene landsdrukkerijvan de ontvangsten
en uitgaven voor verstrekkingen door de departementen van
marine en oorlog: omtrent het fonds van den arbeid der gevan
genen omtrent bet fonds der bewapening van het zuidelijk fron
tier, allen over 1855; die omtrent bet pensioenfonds en het
domeiufonds, beide over 1856, en omtrent het kanaal van Voor-
ne, over 1845, alle welke bescheiden in handen zijn gesteld van
twee commissien om dienaangaande nader rapport uit te bren
gen; c. cene missive van den heer van Heiden Reinestein, daar
bij berigtende dat hij door de aanvaarding der betrekking van
kantonregler, waartoe hij is herbenoemd, opgehouden heeft lid
der kamer te zijn;
2. dat door de afdeelingen onderzocht zijn de navolgende
wetsontwerpen: a. onteigening van pereeelen ten behoeve van
een weg van Fijnaart; b. ontruiming van het eiland Schokland
c. goedkeuring eenerdading voorliet kanaal van Weizingen; d.
naturalisatie van E.Gompertz en veertien anderene wijziging
van de hoofdstukken Hen IX Bderstaatsbegrooting van 1857;
/.wijziging van hoofdstuk IV der staatsbegrooting van 1857;
g. regeling van het gebruik van het koloniaal batig slot over
1856; zijnde onder anderen voor het laatste benoemd tot rap
porteurs, de heeren Duliert, Gevers Üeynoot. van Hoëvell, van
Nispen van Sevenaer en Uuymaer van Twist;
3. dat de commissien van rapporteurs gereed zijn met de
eindverslagen betrekkelijk de wetsontwerpen, zoo even vermeld
ouder de letters c, d, e en f, over welke ontwerpen van wet op
aanstaanden vrijdag eene beslissing zal worden genomen.
De vergadering heeft voorts besloten dat op den zelfden dag
in behandeling zullen worden genomen de conclusien der rap
porten, reeds vroeger uitgebragt door de commissien tot onder
zoek vande staatsrekening over 1854de inlichtingen op ver
slagen der rekenkamer over 1854 en 1855; het tractaat tus-
schen Nederland en Japan gesloten; waarna tevens een besluit
zal worden genomen over eene voordragt der huishoudelijke
commissie omtrent een verbeterd stelsel van verwarming en
ventilatie der kamer.
Eindelijk heeft de kamer goedgevonden dat nader zal worden
bepaald wanneer de kamer behandelen zal1. het gewijzigd
voorstel van den heer Sloet tot Oldhuis betrekkelfjk de tienden,
onlangs door dien heer ingezonden, en 2. de conclusie van het
heden uitgebragt rapport der commissie omtrent het verslag
van het armwezen over 1856.
Van onderscheidene kanten is bij de regering met den mees
ten nadruk aangedrongen op het gedurende den driejarigen
termijn uitbetalen der rijks jaarwedden en verdere belooningen
aan onderwijzers en onderwijzeressen bij de lagere scholen, ook
in die gemeenten, waar bet lager onderwijs overeenkomstig de
voorschriften der nieuwe wet geheel of gedeeltelijk geregeld
zou ziju.
De minister van binnenlandsche zaken heeft zich verpügt ge.
acht aan dien aandrang te voldoen, en heeft aan de provinciale
besturen kenbaar gemaakt, dat hij zou voortgaan met over 1858
alle rijks jaarwedden enz., op den bestaanden voet uit te doen
betalen en op de staats begrootingen voor de beide volgende ja
ren de zelfde sommen zou uittrekken, ten einde, zoo die mogten
worden toegestaan, ook in die jaren op gelijke wijze te hande
len. Tevens heeft hij die besturen opmerkzaam gemaakt op de
rveaschelijkheid, dat gelijke beschikking mogt worden genomen
ten aanzien der jaarwedden en toelagen van de provinciën
Dien ten gevolge zijn gelijke sommen uitgetrokken als in 1858.
Eveneens is eene som van f2000 gebragt voor nieuw te verlee-
nen jaarwedden ten behoeve van 's rijks lagere scholen, zoo
daaraan behoefte mogt ontstaan.
(ifeiiieenteraad van Vlissingen.
Zitting van 2 october 1858.
Voorzitter de heer Callenfels.
Afwezig de heeren van Uije Pietersc, J. P. Smith, van der
Os en Schultz.
De notulen der vorige zitting worden voorgelezen en daarna
vastgesteld, waarna de voorzitter mededeelt dat de slaapfour-
nituren der mariniers zijn overgedaan en de daarvoor bedon-
gene koopsom in de kas van den gemeente ontvanger is over-
gestort.
Aan de orde is het rapport, uiigebragt door den heer Winkel
man, namens de commissie ad hoe, ter zake der vaststelling van
de heffing der schoolgelden enz. Door dien lieer worden overge
legd: «.concept besluit tot heffing van schoolgelden, waarbij deze
voor de twee burgerscholen worden bepaald des daags op f 12
per jaar en voor de avond- of herhalingschool, wanneer tevens
de dagschool wordt bijgewoond f S en anders f 6 per jaarvoor
de school voor on- en minvermogenden op 10 cent per week
voor de dagschool, en voor de avond-of herhalingschool op 4
cent per week; b. eene concept verordening op de invordering
dier gelden, en c. een ontworpen plaatselijk reglement op het
lager onderwijs binnen deze gemeente, waarbij onder anderen
zijn aangewezen als openbare scholen het instituut voor manne
lijke leerlingen, dat voor vrouwelijke leerlingen, twee burger-
scholen, en de school voor on- en minvermogenden.
De beide eerstgenoemde stukken worden daarop zonder dis
cussie in omvraag gebragt en aangenomen met 8 stemmen te
gen 1 (van den heer Borghstyn) en het derde met een gelijk
getal stemmen, nadat op eene vraag van den heer Uyttenhooven
door den heer Winkelman eene inlichting was verstrekt ter zake
der vrijstelling van schoolgeld voor kinderen van onderwijzers,
terwijl na eenige discussie eenparig werd besloten tc doen ver
vallen het laatste artikel, waarbij bepaald is dat twee leden der
plaatselijke schoolcommissie procesverbaal kunnen opmaken,
hetgeen in strijd is met de wet, welke dit regt aan ieder lid af
zonderlijk toekent.
Bij de behandeling van het bij de leden rond gezondene ant
woord van den gemeenteraad te Middelburg, ter zake der ver
antwoording van het batig saldo der rekening over 1857 van
den ontvanger over den straatweg tusschen deze beide gemeen
ten, doet de heer Uyttenhooven voorlezing van eene nota, waar
in hij gemotiveerd uiteen heeft gezet de redenen die hem aan
sporen om te blijven volharden bij de door dezen raad uitge
drukte zienswijze dat de gemeenten concessionarissen der
tolheffing zijn en verantwoordelijk blijven. Hij gelooft dus dat
de saldo's wel degelijk in de kas der gemeenten moeten worden
overgestort en wenscht bij verdere weigering door het gemeen
tebestuur van Middelburg de,eindbeslissing aan gedeputeerde
staten dezer provincie tc on dér herpen.
Nadat de heer Winkelman zich daarmede volkomen veree-
nigd heeft, wordt eenstemmig besloten te volharden bij de een
maal uitgedrukte zienswijze.
Een voorstel van de directie over het benrtveer tusschen
Middelburgen Rotterdam, om de aangelegenheden van dat lig-
cbaam te regelen door de oprigting van cene naamloozc ven
nootschap, met het rapport daarop door eene commissie uit den
gemeenteraad van Middelburg uitgebragt, wordt ten fine van
onderzoek gesteld in handen eener commissie, tot welker leden
do voorzitter benoemt de heeren Uyttenhooven, van Uije Pie-
terse en Winkelman.
In verband met eene door gedeputeerde staten gemaakte be
denking, wordt besloten de f 40 toelage voor huishuur aan den
hulponderwijzer Frenks niet te vinden door beschikking uil
den post voor onvoorziene uitgaven, maar uit het art. kosten
van middelbaar en lager onderwijs, nadat dit laatste des noodig
uit den post voor onvoorziene uitgaven is aangevuld.
Door den voorzitter wordt medegedeeld dat de heffing der
plaatselijke belasting op de turf, waarvan thans bij het tarief
zes soorten zijn aangewezen, tot voortdurende moeijelijkheden
en ontduiking aanleiding geeft. Overeenkomstig zijn voorstel
wordt daarom besloten voortaan slechts tc onderscheiden twee
soorten: korte en lange turf, en voor deze te heffen in eens af
van de eerste soort 5 cent cn van de tweedesoort 3centper mud.
Geschiedt voorlezing van een verzoek van de heeren de
Groof en B. Flander alhier, om in erfpacht voor 99 jaren te
mogen ontvangen het terrein der scheepstimmerwerf in de
Noordstraat alhier, thans nog tot 1860 voor f32 per jaar in erf
pacht bij den heer de Groof, ten einde aldaar eene gasfabriek
op te rigten.
Na eenige discussie wordt besloten 1het terrein tot dat eiudc
aan adressanten af te staan, en 2. om zulks gratis te doen, beide
met 8 stemmen tegen 1 (van den heer Borghstijn.)
Tot de volgende zitting wordt aangehouden eene missive van
de plaatselijke schoolcommissie alhier, houdende voordragt van
een dubbeltal, bestaande uit de heeren J. Hazenberg eu P.
Forbes Wels, ter voorziening in de vacature bij dat collegie,
bestaande ingevolge het bedanken door den heer J. van der
Beke CaJlenfels.
Op een verzoek van J. G. Burger, om voortdurend gebruik
temogen maken van bet lokaal, gediend hebbende tot berging
van slaapfournituren der mariniers, met welker zuivering en
herstelling hij ook voor het vervolg zal belast zijn, wordt na
eenige discussie afwijzend beschikt, alzoo beneden dat lokaal
het verkoophuis voor roerende goederen is ingcrigt en men zich
niet zou verantwoord rekenen, wanneer tegen dat verkoophuis,
al of niet met grond, eenig vooroordeel mogt geboren worden
aangezien die slaapfournituren aldaar zouden worden gereinigd.
De rekening over het afgeioopon dienstjaar van het arm gast
en weeshuis, groot in ontvang f 30405,2l>£, uitgaaf f .30,011,45
en alzoo sluitende met een goed slot van f 453,75^, alsmede die
van het bnrgerJijk armbestuur, bedragende in ontvang f 2908,21,
uitgaaf f 3469,92J en kwaad slot f 561,71 worden na het
geven van eenige ophelderingen aan den heer J. A. Schmidt,
goedgekeurd en vastgesteld bij afwezigheid van den heer Mest-
dagh, voorzoo veel de eerste, en van den heer CaJlenfels, voor
wat de tweede betreft.
De voorwaarden voor de vernieuwde openbare verpachting
der tollen op den straatweg tusschen Middelburg en Vlissingen,
worden wederom even als voor de laatste maal vastgesteld en
daarna de openbare zittihggésloten.
Engeland.
Londen 4 october. The morning herald en The standard be-
toogen gelijktijdig in schier gelijkluidende artikelen, dat Enge
land nog meer dan thans tot versterking zijner zeemagt doen
moet, omdat de meeste andere staten van Europa bezig zijn
hunne vloten te versterken. "De zeemagt, zeggen die dagbladen
hoofdzakelijk, is voor Engeland het eenige verdedigingsmiddel,
doch voor andere mogendheden, als Frankrijk en Rusland,
slechts een bykomend middel, een wapen hetwelk zij zouden
kunnen verliezen zonder zeiven in gevaar te raken. Buitendien
is Engeland door de grootc uitgestrektheid van zijn koloniaal
rijk in de noodzakelijkheid om zijne strijdmiddelen ter zee
heinde cn ver te verstrooijen, zoodat het nooit zijne gansche
zeemagt tot zijne eigene verdediging beschikbaar heeft. Hierom
behoeft Engeland eene groolere zeemagt dan alle andere natiën;
het is alleen veilig zoo lang het de overmagt ter zee heefthet
is in gevaar zoodra eene andere mogendheid ter zee ook maar
even sterk is. Vroeger had Engeland verreweg de sterkste zee
magt., en die verhoudiug dient hersteld te worden."
Lord Stanley, de secretaris van staat voor de indische
zaken, heeft jl. woensdag in het openbaar eene rede gehouden,
welke de denkwijze van het gouvernement omtrent de begin
selen van het indische bestuur en inzonderheid omtrent de be
handeling der in opstand gekomen bevolking doet kennen. "De
nieuwe wet waarbij Indie ouder regtstreeksch bestuur van de
britsche kroon is gesteld, zeide hij, is geen strafvonnis tegen de
Oost-indiscbe compagnie, geene veroordeeling der handelingen
van dat groote ligchaam, welks gezag thans een einde genomen
heeft; zij is eene u:t den aard der zaken voortgevloeide veran
dering, een noodwendig gevolg van den voortuitgang des tijds
en van den loop der gebeurtenissen. Ik geloof dat die verande
ring voor ludie cene heilzame uitwerking zal hebben. Zij zal,
hoop ik, ten gevolge hebben dat er meer europeschc geestkracht,
ondernemingsgeest en schranderheid naar dat land vloeit. Maar
is door die verandering meer gelegenheid aan het gouvernement
gegeven om aan Indie goed te doen, in de zelfde mate is daar
door ook onze verantwoordelijkheid vergroot. Wij moeten tegen
twee gevaren op onze hoede zijn; wij moeten Indie tegen de
wisselingen der in ons parlement bovendrijvendastaatkunde
beveiligen, eu wij moeten Engeland behoeden voor het meer
verwijderde maar willigt niet minder wezenlijke gevaar hetwelk
uit het verband tusschen zijne uitvoerende magteu een uit den
aard der zaak despotisch bewind kan voortkomen.
Mij dunkt, en het verblijdt mij te mogen denken dat, terwijl
de opstand in Indie allengs uitsterft, ook de hier te lande heer-
schende verbittering tegen de inlandsche bevolking van Indie»
welke trouwens meer bedroevends dan bevreemdens heeft, al
lengs vermindert met de oorzaak waardoor zij verwekt is, en
binnen kort door eene betere,door de gewone gemoedsstemming
vervangen zal worden, zoo dit niet reeds is geschied.
Wij behooreu echler niet uit het oog te verliezen dat niet
enkel kwaadwilligheid of verkeerde gemoedsstemming aan onzen
kant, maar ook onbedachte en kwalijk gerigte pogingen om aan
Indie goed te doen, onzen invloed en onze heerschappij daar te
lande in gevaar hebben gebragt. Wij beschouwen te regt de in
landers van Indie als personen, jegens welke wij welwillend be
lmoren te zijn en wier welzijn wij behooren te bevorderen maar
dit is niet genoeg. Het is niet genoeg hen te beschouwen als
voorwerpen voor onze welwillendheid en voor ons menschlie-
vend streven. Wij moeten hen ook beschouwen als menschen
tusschen wie en ons medewerking en niet tegenwerking dient
te bestaan; als menschen met eigene denkbeeldenals menschen
die, ofschoon in het staatkundige aan ons onderworpen, besef
van eigen regt en gevoel van onafhankelijkheid hebben, en die
juist omdat zij in politieke zaken aan anderen onderworpen zijn,
des te meer geneigdheid hebben om hunne onafhankelijkheid in
geestelijke aangelegenheden eu hunne nationale gewoonten
vast te houden.
Een veroverende en overheersc'nende volksstam heeft als zoo
danig veel vooruit, als het te doen is om invloed in veroverde
landen uit te oefenen. Maar er bestaat ook iets dat minder gun
stig daarvoor is, te weten dat een veroverende volksstam schier
onvermijdelijk zeker gevoel van meerderheid verraadt of zelfs
ten toon spreidt., zekere trolschbeid, zoo dat woord hier nie.t te
hard klinkt, zekere onverschilligheid omtrent de denkwijze eu
het gevoel van anderen, die wij bezwaarlijk kunnen begrijpeu
daarwij niet in gelijke omstandigheden verkecren-