MIDDELRURGSCHE
COURANT.
N° 93.
Donderdag
1858.
o Augustus.
2l(mkonïngmgm
Deze courant verschijnt des dingsdagsdonderdags en zaturdags. Binnen deze gemeente en Vlissin-
gen geschiedt de uitgave den avond te voren ten 8 ure.
De abonnementsprijs per drie maanden is f3, franco per post f 3,40.
De inzending van adverteuticu kan geschieden tot tien ure des morgensop den dag der uitgave.
De prijs van gewone advertentien is 22 cent per regel; van huwelijks, geboorte of dood bekendma
kingen enz., van één tot zes regels 1,50, voor eiken regel daarboven 22 cent.
Buitengewoon grootc lettors worden berekend naar de plaats die zij innemen.
"Voor elke plaatsing moet 35 cent voor zegel worden betaald. De betaling geschiedt kontanl.
Etlilie van woensdag avond 8 ure.
VU HET RIJKSBESTUUR,PR0Ï1MLE ES GESEESTEBESTERES.
Ministerie van Binnenlandsche zaken.
Provincie Zeeland. Aanbesteding.
Op vrijdag den 13 augustus 1858, des voormiddags ten 11
ure, zal onder nadere goedkeuring, door den commissaris des
konings in de provincie Zeeland, of bij zijne afwezigheid door
een der leden van de gedeputeerde staten, en in bijzijn van den
hoofdingenieur van den waterstaat in het 11de district, aan
het lokaal van het provinciaal bestuur te Middelburg, worden
aanbesteed
Het maken der gewone aarde-, bram-, rijs-en
stcenglooijingwerken, aan de zeedijken van
de calamiteuse polders Hoedekenskerke, Willem Anua
en Oud- en Jong Breskens, in het jaar 1858, met de leve-
rancie van alle beuoodigde materialen en het onderhoud
van al de werken tot den 1 mei 1859, en zulks in twee
perceelen van aanbesteding, waarvan de polders Hoede
kenskerke en Willem Anna te zamen het 1ste perceel, en
de polder Oud-en Jong Breskeus hot 2de perceel uit
maken.
2. Hot uitvoeren van buitengewone werken, bestaande in
het verbeteren der zecdlfksprofillcn, met de
daartoe behoorende vernieuwingen van rijsbeslagen enz.,
aan den calamileusen polder Kleinen Huissens en de wa
tering Walsoorden alles met leverancie der beuoodigde
materialen, en zulks in twee perceelen van aanbesteding.
Deze aanbesteding zal geschieden bij inschrijving en opbod.
De bestekken liggen ter lezing aan het lokaal van het minis
terie van binnenlandsche zaken, aan dat van het provinciaal
bestuur van Zeeland te Middelburg, bij de ontvangers-griffier
van al de calamiteuse polders, en op alle zoodanige plaatsen
alwaar gewoonlijk de bestekken van waterstaatswerken in ge
melde provincie ter lezing gelegd worden.
Zullende den vierden, derden en tweeden dag voor de beste
ding, de noodige aanwijzing in loco worden gedaan, en voorts
nadere inforraatieu te bekomen zijn bij den hoofdingenieur van
den waterstaat B.P. G. van Diggelen, te Middelburg, voorde
werken in het algemeen, bij de ingenieurs J. F. W. Conrad, te
Goes en F. D. N. van Deventer, te Breskens, voor de gewone
werken tot elks arrondissement behoorende, en bij den inge
nieur H. S. J. Rose, te Neuzen, voor de buitengewone werken,
's Gravenhageden 22 julij 1858.
De minister van binnenlandsche zaken,
VAN TETS.
lYotiflcatie.
De commissaris des konings in de provincie Zeeland
Gelet op de koninklijke besluiten van den 28 junij jl. (staats
blad no. 54 en 55), houdende nadere bepalingen omtrent het
voeren van seinlichten door schepen in zee en op 's rijks binnen-
tcaterenzijnde die besluiten van den navolgenden inhoud
Wij WILLEM III, bij de gratie Gods, koning der
Nederlanden, prins van Oranje Nassau, groot-her
tog van Luxemburg, enz.enz.enz.
Gezien het gemeenschappelijk rapport vau onze ministers
van mariue, van 20 mei jl.no. 71, van binnenlandsche zaken,
van den 3den junij 1858,lilt. d, 6de afdeeling, van buiteuland-
sche zaken, vanden4juuij 1858, no. 3, en van financien, van
den 19 junij 1858, no. 98, J. U. R., houdende voorstel tot
wijziging der bestaande bepalingen, omtrent het voerer» van
seinlichten bij nacht, door zee-, stoom- en zeilschepen en het
doen van seinen, bij mist, tot het vermijden van aanvaring;
Den raad van state gehoord (advies van den 25sten junij
1858, no. 3);
Hebben goedgevonden en verstaan:
Met ingang van den 1 octoher 1858, worden ingetrokken en
buiten werking gesteld de koninklijke besluiten van den 29
januarij 1850 (staatsblad no. 3) en van den 17 maart 1853
(staatsblad no. 14) en op dat tijdstip vervangen door de navol
gende bepalingen:
Stoomschepen.
Alle zee-stoomschepen, stoomende, vertoonen, van zons on
dergang tot zons-opgang, de volgende lichten:
1. Een helder wit licht aan den top van de fokkcmasl;
een groen licht aau de stuurhoords-zijde
een rood licht aau de bakboords zijde.
2. Het licht aan den top van de fokkemast is zóó ingerigt, dat
liet, bij donkere nachten, met heldere lucht, op eenen afstand
van ten minste een en een vierde duitsche mijl, zigtbaar is. en
een onveranderlijk en onafgebroken licht doet schijnen, over
eenen boog van den horizon, van twintig kompas-strekenen
het is zóó bevestigd, dat het licht werpt over tien kompasstre
ken wederzijds van het schip, Ie weten: vanregt vooruit tot
twee streken achterlijker dan dwars aan elke zijde.
3. Het groene lieht aan stuurboords-zijde en het roode licht
aan bakboords-zijde, zijn zóó ingerigt, dat zij, bij donkere nach
ten, met heldere lucht, op een afstand van ten minste een halve
duitsche mijl zigtbaar zijn; en een onveranderlijk en onafgebro
ken licht doen schijnen, over eenen boog van den horizon, van
tien kompasstrekenen zij zijn zóó bevestigd, dat zij licht wer
pen van regt vooruit tot twee streken achterlijker dan dwars
aau de stuurboords- en aan bakboords-zijde.
4. De lichten aan de zijden worden aan den binnenboord
kant voorzien van schermen, zich ten minsten één el verder dan
het licht naar voren uitstrekkende, om te voorkomen, dat de
lichten van de andere zijde kunnen gezien worden.
5. Stoomschepen, slechts zeilende, voeren geen licht aan den
top van de mast.
Mist seinen.
Alle zeestoomschepen, door raderen of schroeven voortge
stuwd, stoom op hebbende of onder stoom zijnde, gebruiken,
in alle gevallen van mist, als tnistsein eene stoomfluit, geplaatst
voor den schoorsteen, niet minder dan twee en een half el boven
het dek.
Met deze wordt ten minste eens, in elke vijf minuten, geflo
ten; geen stoom op hebbende gebruiken zij eeu misthoorn of
eene klok zoo als voor zeilschepen is voorgeschreven.
Zeilschepen.
1. Alle zeezeilschepeu, onder zeil zijnde of gesleept worden
de, vertoonen van zonsondergang tot zonsopgang, een groen
licht aan de stuurboordszijde en een rood liehtaan de bakboords-
zijde van het schip. Deze lichten zijn zoo iugerigt, dat zij, bij
donkere nachten, met heldere lucht, op een afstand van ten
minste een halve duitsche mijl zigtbaar zijn en eeu onverander
lijk en onafgebroken licht doen schijnen, over eenen boog van
den horizon, van tien kompasstreken van regt vooruit tot twee
streken achterlijker dan dwarsaan de stuurboords- en aau de
bakboordszijde.
2. De gekleurde iichteu worden bevestigd, wanneer het
doenlijk is, die zoo te vertoonen en worden aan den binnen
boordkant voorzien van schermeu, zich ten minste eene el ver
der dan het licht naar voren uitstrekkende, om te voorkomen,
dat de lichten van de andere zijde kunnen gezien worden.
3. Als de gekleurde lichten niet bevestigd kunnen worden
(zoo als op kleine schepen, bij slecht weder), worden zij, van
zonsondergang tot zonsopgang, elk op de zijde van het schip,
waar het behoort, op het dek gereed gehouden, tot oogenblik-
kelijke vertooning; en worden zij, bij het. naderen van- of tot
eenig schip of schepen, op zoodanige wijze vertoond, dat zij het
best gezien kunnen wordenzulks tijdig genoeg, om aan varing
te vermijden, en zoo, dat het groene licht niet van bakboords-
zijde, eu liet roode licht niet van stuurboordszijde kan gezien
worden.
Mistseinen.
Al'e zee-zeilschepen, onder zeil zijnde, gebruiken, in alle
gevallen van mist, wanneer zij over bakboord liggen, een misU
hoorn en als zij over stuurboord liggen eene klok.
Ten minste ééns in elke vijf minuten worden deze seinen
gegeven.
Zeil-loodsvaarluigen voeren alleen een wit licht van top cn
vertoonen, om de vijftien minuten, een schitterend licht.
Zij doen de mistseinen als zee-zeilschepen.
Schepen ten anker.
Alle zeeschepen, op reeden of in vaarwaters, ten anker lig
gende, vertoonen, van zons ondergang tot zons-opgang, wa; r
het best kan gezien worden, maar niet hooger dan zeven el
boven scheepsboord, een wit licht in eene bollantaarn van twee
palm middellijn, zóó ingerigt, dat het rondsom een helder on
veranderlijk en onafgebroken licht werpt, langs geheel den hori
zon, op den afstand van ten minste eeu vierde duitsche mijl.
Onze ministers van marine, van binnenlandsche zaken, van
buitenlandsche zaken en van financiën, zijn belast melde uit
voering van dit besluit, hetwelk met eene daarbij behoorende
toelichting omtrent het gebruik der seinlichten, in het staats
blad zal worden geplaatst.
Het Loo. den 28 junij 1858. WILLEM.
De minister van marine,
J. S. LOTSY.
De minister van binnenlandsche zaken,
VAN TETS.
De minister van buitenlandsche zaken,
J. K. VAN GOLTSTEIN.
De minister van financien.
VAN BOSSE.
Uitgegeven den vijfden julij 1858.
De directeur van het kabinet des koning
DE KOCK.
Wij WILLEM III, bij de gratie Gods, koniDg der
Nederlanden, prins van Oranje Nassau, groother
tog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Gezien het gemeenschappelijk rapport van enze ministers van
mariue, van den 20 mei jl., no. 71. van binnenlandsche zaken,
van den 3 junij 185S, litt. D, 6de afdeeling, van buitenlandsche
zaken, van den 4 junij 1858, no. 3, en van financien, van den
19 daaraanvolgende, no. 98, J. U. R., houdende voorstel lot.
wijziging van art. 2 van het koninklijk besluit van 9 december
1845 (staatsblad no. 68);
Den raad van state gehoord (advies van den 25 junij 1S5S,
no. 3);
Hebben goedgevonden en verstaan:
Art.. 1. Met ingang van den 1 October 185S, wordt art. 2
van het koniuklijk besluit van 9 december 1845 (staatsblad
no. 68), gelezen als volgt
Stoomvaartuigen, geene zeeschepen zijnde, des nachts, op
de rivieren en stroomen varende, voeren, van zons-ondergang
tot zons-opgang, twee helder lichtende lantaarns, achterop
eene met roode, vóórop eene met. groene glazen, geheschen aan
de achterste en voorste mast of bij degenen, die slechts ééne
mast hebben, de roode lantaarn aan den vlaggeslok achterop.
Zeilvaartuigen, geenc zeeschepen zijnde, voeren, als zij ge
sleept worden, op de rivieren en.stroomen, van zons-ondergang
tot zons opgang, een helder lichtende lantaarn, met witte gla
zen aan den grooten top.
Aldaar onder zeil zijnde, en van zons-ondergang tot zons
opgang, een ander, hetzij stoom- hetzij zeilschip, naderende, ot
daardoor opgeloopen wordende, vertoonen zij een helder wil
licht, in zoodanigen stand, dat het, door het genaderd wor
dende of naderende schip kan gezien worden en zulks tijdig
genoeg, om het gevaar van aanvaren te voorkomen.
Op reeden of stroomen ten anker liggende, voeren zeilvaar
tuigen, gecnc zeeschepen zijnde, van zons-ondergang tot zons
opgang aan den grooten top een helder wit licht.