Afloop verkooplngen en aanbestedingen, Meliskerke 12 julij. 20 perceelen kooi, nagras en vruchten te velde. Verkocht voor 57 r. 50 e. hooi f35. 97 r. 30 e. hooi f75. 80 r. 00 e. hooi f 38. 53 r. erwten f94. 32 r. 40 e. tarwe f 107. 36 r. 50e.tar- wcfl21. 53 r. koolzaad f 181. 28 r. 10 e. paardeboonen f 69. 30 r. 90 e. hooi f 60. 29 r. 20 e. tarwe f88. 34 r. S0 e. tarwe f124. 39 r. 60 e. tarwe f 151. 29 r. 70 e. paardeboonen f 51. 34 v. paardeboonen f 05. 66 r. 10 e. hooi f 45. 54 r. 30 e. tarwe f 101. 3S r. 70 e. hooi f 29. 1 b. 84 r. 90 e. hooi en nagras f 118. •SO r. 80 e. hooi en nagras f 51. 84 r. 40 e. hooi en nagras f78. IS r. 30 e. aardappelen f 65. 9 r. paardepeën f 42. 24 r. 80 e. witleboonen f 66. 44 r. 70 e. witleboonen engerst f 114. 27 r. gerst f70, 44 r. tarwe f130. TIaeranometerstand. 12 julij 's avonds 11 ure. 62 gr. 13 n 's morgens 7 65 o p 's avonds 6 67 p 's avonds 11 62 u 14 p 's morgens 7 p 64 p p 's middags 12 p 78 p p 's avonds 6 76 p VERKORTE MEDEDEELING VAN HET DOOR HEEREN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND, volgens art. 162 der provinciale wet, uitgebragt VERSLAS van den toestand der provincie Zeeland, in de zomervergadering van 1838 der provincialo staten. (Vervolg). Samenstelling van gemeenteraden enz. De verkiezingen voor de periodieke aftreding van raadsleden vonden geregeld plaats. Dc verhouding van het getal kiezers van welke stembriefjes inkwamen, zoo wel wat dc eerste stemmingen als de herstem mingen betreft, tot het getal kiesbevoegde ingezetenen is onge veer 0,60. Twee gevallen gaven aanleiding tot het inroepen der beraoei- jing van gedeputeerde staten. De heer P. L. Verheeke was ge kozen als lid van den gemeenteraad van Aardenburg, en een ander raadslid maakte daartegen bedenking, op grond dat die heer door het gemeentebestuur met de armenpraktijk was be- i.ist en de door hem behandelde zieken tevens van geneesmid delen voorzag, hetgeen men oordeelde te zijn eene levering ten behoeve der gemeente, volgens art. 24 der gemeentewet niet geoorloofd. Gedeputeerde staten oordeelden deze bezwaren ongegrond, allereerst omdat zij den benoemde wel in den weg zouden kunnen staan om zitting te nemen als raadslid, maar geenszins voor den rand eenc reden konden zijn om hem niet als zoodanig toe tc la ten en voorts omdat dc uitoefening van de geneeskundige prak rijk ten platten lande doorgaans met levering van geneesmidde len gepaard gaande, enjde uitoefening der armenpraktijk door ion wetgever vereenigbaar gesteld zijnde met het lidmaatschap van den raad, de wetgever geacht moet worden ook de levering van geneesmiddelen te hebben willen toestaan. Het tweede geval had betrekking op den lieer P. H. Saaij- nians vader te Goes, wien de raad dier gemeente weigerde roe te laten als nieuwbenoemd raadslid, op grond dat hij het jaar aan zijne benoeming voorafgaande, zijne woonplaats niet bin nen de gemeente zou hebben gehad. Die zienswijze werd echter niet gedeeld door gedeputeerde staten. Door het tijdelijk overbrengen van zijne woonplaats naar eiders met het kennelijk voornemen om binnen een bepaal den tijd naar Goes terug te koeren, oordeelden zij dat de heer Vader niet geacht kon worden dc hoedanigheid van ingezetene te hebben verloren. Op het beroep van den raad, verklaarde Z. M. dat de toela ting van den heer Vader door gedeputeerde staten te regt was bevolen. Door dc raden der betrokkene gemeenten werden benoemd do hccrP. Vercouteren tot secretaris en ontvanger der ge meente Clinge, ter vervanging van den heer E. F. N. Apcrs, overleden; de heer J. IC. van den Brink, tot ontvanger der gemeente Fort Bath, in plaats van den beer J. Moerdijk, overleden; do heer P. P. Slegt, tot secretaris der gemeente Grijpskcrke, tcv vervanging van den heer A. Iloose, eervol ontslagen; dc heer Z. D. van der Bilt La Motthe Jr., ontvanger van Heer Abtskcrke, tot secretaris dier gemeente, ter vervanging van den heer P. Pijke, eervol ontslagen; de heer M. Bosdijk, tot secretaris en ontvanger der nieuwe gemeente 's Heer Arcntskerke de heer C. C. van den Brink, tot secretaris en ontvanger der gemeente Ivrabbendijkc, ter vervanging van den heer J. van den Brink, overleden de heer J. Dieleman, tot secretaris van de gemeente Neuzen, ter vervanging van den hoer G. van den Berge, overleden; de heer C. G. van den Brink, ontvanger van Rilland, tot se cretaris dier gemeente, ter vervanging van J. van den Brink, overleden de heer J. Polderman Az. ontvanger van St. Annaland, tot secretaris dier gemeente, ter vervanging van den heer M. A. van Voorst Cntshock, eervol ontslagen de heer F. Badts, secretaris van St. Jans teen, tot ontvanger dier gemeente, ter vervanging van den heer E. F. N. Apers, overleden; de heer J. Li dj'-;, tot secretaris der gemeente St. Maartens dijk, ter vervanging van jhr. J. L. de Casembroot, eervol ont- slagon; de heer J. Polderman Az.tot secretaris, en de heer M. A. Mol, tot ontvanger van de gemeente St. Philipsland, ter ver vanging van den heer M. A. van Voorst Catshcek, uit beide betrekkingen eervol ontslagen; de heer J. Hoeke Moolenburgh, ontvanger van Stavenisse, tot secretaris dier gemeente, ter vervanging ran den heer N. J. H. Moser, overleden de heer D. IJsebaert, tot secretaris en ontvanger der ge meente Stoppeldijk, ter vervanging van den heer J. van Bra- band, eervol ontslagen; de heer M. J. van den Heuvel, tot secretaris der nieuwe gemeente Vrouwepolder. De bekleeding der betrekkingen van secretaris en ontvanger door den zelfden persoon werd, wat de gemeente Clinge, 'sHeer Abtskcrke, 's Heer Arentskerke, Krabbendijke, Rilland, St. Annaland, St. Jansteen, Stavenisse en Stoppeldijke betreft, naar de bepalingen van art. 98 der gemeentewet, door gedepu teerde staten goedgekeurd. Behalve do aan den keer H. J. van Eek verleende magtiging, tot de gelijktijdige waarneming van de betrekking van burge meester dev gemeente Aiïel met die van brievengaarder, waar van wij nader melding zullen maken, werd door Z. M. aan den heer J. TV". Callenfels te Vlissingen en aan den heer J.Moolen burgh, burgemeester van Bommenedc en Zonnemaire, vergun ning verleend om, met die betrekkingen, de eerste die van praetiserend geneesheer, en de laatste die van procureur bij de arrondisseraents-regtbank te Zierikzee waar te nemen. Tevens werd aan den laatstgemelde ontheffing van het vereischte van inwoning verleend. Gelijke ontheffing werd verleend aan den heer A. M. van Voorst Catshoek, burgemeester van Oud Vosmeer, en aan den heer J. Vreeke, burgemeester van Waarde; alsmede aan de heeren Z.D. van der Bilt La Motthe Jr.J. Luijk, J. Polder man Az. en M. J. van den Heuvel, in hunne betrekking van gemeente-secretaris van 'sHeer Abtskerke, St. Philipsland cn Vroawepolder. Opmerkingen omtrent den loop der dienst. Door dc besturen van 71 gemeenten werden 143 strafveror deningen vastgesteld. De zienswijze der regering heeft zich weder geopenbaard bij gelegenheid van tie somwijlen ter vernietiging voorgedragene bepalingen in verordeningen. Daaromtrent deelt het verslag ecnïgc belangrijke bijzonderheden mede. Zoo kan, naar het gevoelen der regering, bij eene plaatselijke verordening niet worden bepaald dat, na het wegvoeren van den oogst, het aan ieder zal vrijstaan, zelfs zonder daartoe de ver gunning verkregen te hebben, om zich op de velden van ande ren te begeven ten einde aldaar te lezen of korenaren te verza melen. Dronkenschap, op zich zelve, kan bij eene plaatselijke ver ordening niet strafbaar worden verklaard, maar wel het zich vertoonen op de openbare straat in beschonken toestand. De gemeentebesturen zijn bevoegd de bepalingen van het 4de boek van het wetboek van strafregt aan te vullen en uit te breiden waren zij toch niet daartoe bevoegd, de wetgevende magt zou in de meeste onderwerpen van policie voor de ge meentebesturen onmogelijk zijn. Het vorderen van betaling van publieke vrouwen, hetzij voor de boekjes, waarvan zij moeten voorzien zijn, bet zij voor het geneeskundig onderzoek, waaraan zij verpligt zijn zich te on derwerpen,'is volgens art. 238 der gemeentewet, als eene be lasting aan tc merkende verpligting tot die betaling kan alzoo niet hij eene verordening van policie op de huizen van ontucht worden opgelegd. Het verrigten van rust verstorenden arbeid of werk, des nachts, zonder vergunning van den burgemeester, kan bij eene plaatselijke verordening verboden worden. De bedenking tegen eene dergelijke bepaling in het midden gebragt, was dat de nijverheid hierdoor tc zeer zou'worden aan banden gelegd. Eveneens kan de plaatselijke verordening bevelen, dat al het geen van aan besmettelijke ziekten overleden personen, ter be- oordceling van deskundigen, vatbaar is, om de besmetting te verspreiden op last van burgemeester en wethouders zal moe ten verbrand worden, om dat eenc dergelijke bepaling als een policie-maatregel is tc beschouwen, en geenszins kan worden aangemerkt als eene onteigening daar te stellen van voorwer pen ten algemcene nutte, en alzoo een onderwerp te betreffen waarin reeds bij dc wet van den 286ten augustus 1851 (staats blad no. 125), is voorzien. Bij eene plaatselijke verordening behoort niet slechts het stellen van ccnen plaatsvervanger maar ook, zoo mogelijk, het afkoopen der dienst tc worden vrijgêïMcn. Dc bedoeling van art. 93 der gemeentewet is toch niet, om den raad de keuze te geven of hij afkoop dan wel plaatsvervanging wil vrijlaten, maar om den opgeroepen e. zoo deze vrijlating wil, te doen kie zen tusschcn de beide middelen. In gelijken zin was trouwens reeds beslist bij een koninklijk besluit van den 13den januarij 1853 (staatsblad no. 6). Artikel 135 der gemeentewet legt geenszins aan den gemeen teraad de verpligting op om te zorgen dat er eene verordening op de koffijhuizen, enz. besta. Het artikel bepaalt alleon, wie de magt heeft de daarbij bedoelde verordeningen te maken, en schrijft niet voor welke onderwerpen bij verordening geregeld moeten worden. Dc raad is mitsdien evenzeer bevoegd een be staande verordening van policie op dc koffijhuizen in te trekken. Een besluit van dien aard was door gedeputeerde staten, als in strijd met liet algemeen belang ter vernietiging opgezonden ge weest, omdat eene verordening, als daarbij werd ingetrokken, ons inziens, behoorde gerangschikt tc worden onder die, welke, vooral in eene grensgemeente, in liet belang der openbare orde vereischt worden en niet kan worden gemist, zal dc burgemees ter aan de hem bij art. 188 der gemeentewet opgelegde ver pligting kunnen voldoen. Eindelijk gnf de minister van binncnlandsche zaken tc kennen, dat de raad, naar zijne meening, bevoegd is te bepalen, dat alle openbare verkoopingen van roerende goederen uitsluitend zul len gehouden worden in een daartoe, van wegen het gemeente bestuur, aan te wijzen locaal. Eene daartoe strekkende bepaling beschouwden gedeputeerde staten als te strijden met art. 2 van de wet op het patent van 21 mei 1819 (staatsblad no. 34), op grond 1. dat, volgens deze wetsbepaling het patent aan den houder de bevoegdheid geeft het daarin uitgedrukt bedrijf, allerwegen waar hij zulks zou mogen verkiezen uit te oefenen, terwijl de besprokene verordening de uitoefening van het patentpligtige beroep van ondernemer van publieke verkoopingen beperkt; en 2. omdat volgens de patentwet, de uitoefening van eenig bedrijf alleen door eene wet, of eene door den koning goedge keurde verordening bepaaldelijk of voorwaardelijk kan wor den verboden. De minister was van een tegenovergesteld gevoelen, eu weck daarbij, blijkens het koninklijk besluit van den 20stendecember 1850 (staatsblad no. 74) af van de vroegere zienswijze dei- regering. Uiteen breedvoerig schrijven, waarin hij zijn gevoe len ontwikkelde, ontleenen gedeputeerde staten het volgende: „Hoezeer de gemaakte bedenkingen niet zondergewigtzijn, komt het mij echter, na overweging der zaak, en na gehouden overleg met mijnen ambtgenoot van financien, voor, dat zij wel voor oplossing vatbaar zijn. De woorden der wet: allerwege waar hij zulks zoude mogen verkiezen, schijnen mij toe niet in zulk een algcmecnen zin te kunnen worden opgevat, dat de uit oefening van eenig bedrijf niet, in het belang der policie, op ecnige plaats zou kunnen worden verboden. Artikel 2 der pa tentwet van 1819 heeft art. 4 der ordonnantie op het patent van 11 februarij 1816 (staatsblad no. 14), vervangen, en daar leest men, dat het patent den houder de bevoegdheid geeft het daarin uitgedrukt bedrijf binnen den geheelen omtrek der Nederlanden aan te vangen en voort tc zetten. De bedoeling der wet van 1819 schijnt dus evenzeerals die der ordonnantie van 1816 geweest te zijn, om uit te maken, dat de nijverheid niet aan eenige pro vincie of gemeente gebonden is, maar dat zij in het gchcele ryk vrij kan worden uitgeoefend, wanneer men slechts daartoe een patent heeft geuomen. In dezen zin opgevat, kunnen dus die woorden der wet den gemeenteraad niet verhinderen de uitoefe ning van zeker bedrijf, in het algemeen belang, slechts op deze of gene plaats in de gemeente toe te laten." „Ten aanzien van de tweede bedenking valt op te merken, dat het slot van art. 2 der wet van 1819 de patentpligtigen on derwerpt aan de voorschriften van algemcene en plaatselijke policie, ten aanzien van de uitoefening van bedrijven gegeven. Deze voorschriften mogen, wel is waai-, niet zoo ver gaan dat zij dcuitoefening van een bedrijf bepaald of voorwaardelijk ver bieden, dewijl dit slechts door de wet of eene door den koning goedgekeurde verordening kan geschieden. Ik betwijfel echter of de besprokene bepaling wel zoodanig verbod inhoudt. De ondernemer wordt daarin geheel vrij gelaten zijn bedrijf uit te oefenen, maar in het belang der policie wordt hem de verplig ting opgelegd, de verkoopingen alleen in zeker door het ge meentebestuur aan te wijzen locaal te houden. Indien men hierin een verbod ziet, zou men het zelfde ten aanzien van eiken policie-maatregel moeten aannemen, dewijl dan evenzeer het voldoen aan dien maatregel als voorwaarde te beschouwen zou zijn, voor de onbelemmerde uitoefening van het patentpligtig bedrijf. Ik geloof dat men, door dit tc stellen, verder zou gaan dan de wet gewild heeft en eene behoorlijke policie-zorg mede brengt." Voorts werden nog 56 instruction en andere verordeningen vastgesteld. Over het algemeen gaven de gemeentebesturen gevolg aan de uitnoodiging tot wijziging van de verordeningen, aangaande welke bedenkingen waren gerezen. Alleen dat van Tholen meende geene verandering te moeten brengen, in zeker artikel van eene door hetzelve vastgestelde verordening tot voorko ming cn blussching van brand, waarbij bepaald was, dat wan neer, bij het ontstaan van brand in eene naburige gemeente, door burgemeester en wethouders aan den commissaris voor de brandweer vergunning zal zijn gegeven, om zich met eene of meer spuiten derwaarts te begeven, en een genoegzaam perso neel zich bereid verklaart om die spuiten te bedienen, op dat personeel de zelfde verpligtingcn rusten, nis in geval van brand binnen dc gemeente, en aan de nalatigen de straffen zullen wor den opgelegd welke op de overtredingen der verordening zijn bepaald. Dit heeft ten gevolge gehad dat het bedoelde artikel, bij Zr. Ms. besluit van den 11 maart 1857. (staatsblad no. 57) is vernie tigd, op grond dat de gemeenteraad straffen had vastgesteld op overtredingen die buiten het grondgebied der gemeente begaan mogten worden, terwijl evenwel de wetgevende magt der ge meenteraden beperkt is tot het grondgebied der gemeente. Slechts uit twee gemeenten kwamen, omtrent de behandeling der zaken, klagtcn in. Eene daarvan was uit de gemeente Hoofdplaat, over deelne ming aan leverancicn dooreen der wethouders waarvan echter niets bleek. De andere bedenkingen kwamen uit Aardenburg, eerstelijk over de installatie van nieuw benoemde raadsleden, wier ge loofsbrieven den 25 augustus 1857 waren onderzocht, reeds ia de vergadering van 1 september, in strijd met art. 33 der ge meentewet. In die raadszitting was echter het mede stemmen van bedoelde raadsleden zonder invloed geweest, terwijl eene daarin gedane benoeming reeds door eene latere was vervangen. Ten tweede bragt een ander lid bedenking in tegen de deel neming van twee raadsleden aan dc benoeming van wethouders, cp grond dat beide leden leveringen ten behoeve der gemeen te deden, en dus in strijd met de wet, raadsleden bleven. Gedepu teerde staten berigten echter daarop dat zij, in ieder geval, voor het tcgeuwoordige niet waren geschorst of ontslagen cn dus om dc aangevoerde redenen niet onbevoegd waren mede tc stemmen. De gemeenteraad van Axel maakte bij de herbenoeming van den burgemeester zwarigheid om dezen als voorzitter tc erken-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1858 | | pagina 2