beschouwingen voorgedragen omtrent sommige praktische
punten, waaromtrent, hij meent, dat tusschen de regering en
hem overeenstemming bestaat. L)c minister antwoordt daarop,
dat hij over liet. geheel het. nopens die prakiische punten eens is,
docli dat hij ten aanzien van enkele kortelijk wenscht stil te
staan. Zoo heeft de spreker gezegd, dal. de regering niet met.
een spoorwegnet maar met afzonderlijke lijnen behoort, te be
ginnen. Daarin schemert wederom eene beschuldiging door,
als of het de bedoeling der regering ware op eenmaal een geheel
spoorwegnet over het. land uit ie spreiden. Het is nooit haar
voornemen geweest, otn zondanige groolenspoorwcg-ondente-
mingen op eens tot stand te brengen, waartoe de aanwending
van belangrijke kapitalen zou worden gevorderd. liet doel is
geweest om degeheele rigtiug niet slechts in gedachten vast te
stellen, maar hare gedachten deswege te openharen. Nu heeft,
de spreker gemeend, dat, zoo men met eene baan ware te voor
schijn gekomen, men dan alle moeijelijkhedeu en den oorlog
van adressen had verhoed. Het is mogelijk, dat dit het geval
zou zijn geweest, maar zoo men met eene enkele lijn te voor
schijn ware gekomen,dan had men het ontwerp en de inzigten
vau de regering weusclieu te vernemen, ten npzigle van de
andere lijnen dan zouden die localiteilen, welke niet in de lijn
waren opgenomen, zeker niet hebben gezwegen, en dan zouden
de belanghebbenden zich eveneens hebben doen hooren. Als de
6preker nu van afzonderlijke lijnen gewaagt, dan is de minister
het niet volkomen met hein eens, zoo de spreker onder die af
zonderlijke lijnen verstaat korte lijnen als gedeelten van den
hoofdader van groote spoorwegen, liet, is te vreezen, dat te
veel korte lijnen liet tot stand brengen van groote lijnen zouden
kunnen beuadeelen. De ondervinding lieeit geleerd, dat de
aanleg van korte lijnen zeer schadelijk werkt tot de uitvoering
van groote plannen, dat zij schadelijk voor de opbrengst en de
exploitatie zijn, en dat. daar, waar sprake is van subsidie of ga
rantie, de korte lijnen ook zeer schadelijk zouden zijn voor de
belangen van de schatkist, want daaraan zou nooit, die onder
steuning kunnen worden verleend, als aan geheide groote lijnen
het geval zou kunnen zijn. Hel. is vee! meer wenschelijk, dat
nicn concessie vcrleene aan zoodanige afzonderlijke lijnen, die
op zich zelve kunnen staan en die als een goed geheel vormende
mogen beschouwd worden. Ook kunnen spoorwegen geene
goede financiële uitkomsten opleveren als zij geen groote af
standen belonpen. De kleine lijnen kunnen Ie weinig opleveren.
Reeds in 1852 heeft, de heer Stephenson in het, parlement ver
klaard, dat er slechts een redmiddel bestond.om spoorwegen
op goeden voet, aan te leggen, dat is namelijk, om een te ver
gedreven stelsel van afzonderlijke coueessieu voor te komen.
Er moesten groote maatschappijen worden gevestigd, zoo men
den ondergang van ondernemingen wilde verhoeden. De goede
uitkomsten die men in Frankrijk heeft verkregen, worden aan de
groote lijnen toegeschreven, welke daar zijn tot stand gebragt.
Wat aangaat liet. model, dat wij hier Ie lande zullen kiezen, de
ondernemingsgeest,behoeft, noch in Engeiaud noch in Amerika
te worden aangespoord. In tegendeel, daar zou die geest, meer
malen tot overdrijving kunnen leiden. In Frankrijk daarente
gen was d'e zaak omgekeerd. Daar moest men de particuliere
nijverheid opwekken en aanmoedigen. De staat ging voorde
wet van 1842 zag liet licht, en middelen en crediet stonden ter
beschikking van de particuliere industrie. Nederland en Pruis-
aen leveren het bewijs op, dat het geen goede vruchten aan
biedt als men alles aan de particuliere krachten overlaat. In
Pruisseu toch kwam weinig tot. stand, t ot, dat bij kabinetsorder
van 1842 eene meer krachtdadige ondersteuning van staats
wege werd bevolen. Ondersteuning van staatswege kan dus
veel bijdragen tot den aanleg van schoone banen. In antwoord
op hetgeen de heer Thorbecke lieeft opgemerkt, nopens hetgeen
voorkomt, in de memorie van heanlwoordingover hoofdstuk V
der staatsbegrooting voor 1858, aan de eerste kamer overge
legd, zegt de minister, clat hij zich niet wil verschuilen achter
de bewering, dat de memorie van beantwoording in grooten
haast werd opgesteld, maar dat, hij toch moet. herinneren, dat
ook yvoord voorop staat, dat de gedane aanvragen
het eerst z^ljen worden behandeld. Hij heeft geoordeeld
ppgave vap-'d^e akn vragen niette moeten mededeeleu, om
dat fiij''meen.dfe dïilJdWdoor wederom nieuwe aanvragen zou
den worden Uilgelowt. De lieer Thorbecke had gezegd, dat.
▼austaatswege,meer moest worden gedaan dan volstrekt
noodig ware:, ^-minister kan zich volmaakt daarmede vcreeni-
gen, maar daardoor komt men nog niet ver op den praktischen
weg, want het is moeijelijk te bepalen, wat al dan niet volstrekt
noodig is. Even zeer deelt hij het gevoelen, dat men zich niet
aan een eenvormig uitsluitend stelsel moet binden ten aanzien
van de toe te kennen subsidie. Men moet de vrijheid behouden,
ombaar gelang van omstandigheden te handelen, dat is, liet.
vetfleenen subsidie of renlewaarhorg, of beiden te zatnen.
Wat-i^u.b'cfre^t herstellen van algemeene regelen nopens de
«^Qj^ssien oij de 'tfcct, herinnert de minister dat de vraag, of die
r#gèfg^>y"^eVè't'fnoelen worden vastgesteld, eerst onlangs in
het voorloopig verslag over liet ontwerp wegens de spoorwegen
is ter sprake gekomen. Dat vraagstuk maakt een onderwerp
uit van overweging bij de regering. Daarom zal hij zich thans
in een onderzoek daarvan niet. verder verdiepen, maar hij be
houdt zicit voor dit te doen hij het antwoord, op dat. verslag te
geven. Er bestaat ecliter geen verschil, dat er vaste regelen
moeten bestaan, volgens welke de concessien zoo veel doenlijk
moeten worden verieend en waarnaar zij moeten onderzocht
worden. Er is lot dat. einde een ontwerp opgemaakt, dat. bij zijn
departement onderzocht wordt. Naar aanleiding van zijne voor
afgaande beschouwingen, heeft de lieer Thorbecke eenige vragen
tot den minister gerigt. Zij werden voorafgegaan door de op
merking, dat zij niet ontijdig waren,daar sedert den 23 novem
ber 1857 bijkans drie maanden waren verloopen. De minister
herinnert evenwel, dat liet voorloopig verslag van de kamer de
dagleekening draagt van 3 november 1857. Toen dat verslag
in handen van de regering kwam, werden de discussien over de
staatsbegrooting gehouden. Nu werd bij de behandeling van
hoofdstuk V een voorstel gedaan, om f G0.000 aan de regering
te verleeuen tot het doen van onderzoekingen. Dat voorstel
werd door de kamer wel aangenomen, maar het was daardoor
nog geen wet. geworden. Het werd eerst, op liet. einde van de
cember door de kamer goedgekeurd en eerstden 1 januarij jl.
is dat bedrag beschikbaar gekomeu. Men kan dus niet. uitgaan
van dc dagteekeniug van 23 november 1857, maar de vraag is,
wat is sedert 1 januarij 1858 gebeurd. Het zal niemand ver
wonderen, dat liet eene onmogelijkheid was zoo veel te doen,
als hel publiek mogelijk verwachtte. Er moest toch eene keuze
gedaan worden tusschen de verschillende lijnen, die ter sprake
waren gebragt. De verschillende aanvrager, moesten overwogen
worden. De voorwaarden dienden te worden vastgesteld, waar
op coucessien zouden kunnen verleend worden. Er moest eene
keuze van terrein worden gedaan, bel personeel tot de opnemin
gen gekozen, de instructie geregeld en vastgesteld. Nu weet,
hij wel, dat sommigen aan die opnemingen weinig waarde hech
ten en dat er zelfs gezegcl is, hoe minder opnemingen hoe beter,
terwijl er gevraagd is, welk doel en welke strekking die opne
mingen hadden. Nu is hij geen technicus en dus niet iu slaat
de noodzakelijkheid van die opnemingen te beoordeelen of dit
in bijzonderheden aan te wijzen, maar hij heeft aan een door
kundig ambtenaar van den waterstaat., aan zijn departement
werkzaam, in wien hij alle vertrouwen stelt, gevraagd of die
opnemingen noodig waren, en hij heeft daarop de meest be
paalde verzekeringen ontvangen. Hij zal slechts een enkel
voorbeeld bijbrengen, otn de noodzakelijkheid aan te toonen,
dut men hier eene vaste basis aanneme. Iu maart. 1857zijn door
eene onderneming de kosten voorzekere spoorwegliju geraamd
op 30 a 32 inillioen, terwij! volgens eene opgave, in februari)
1858 door de zelfde onderneming geschied, de kosten voor de
zelfde lijn worden geraamd op 54 rnillioen. De eerste opgave
heefi waarschijnlijk plaats gehad met liet oog op de verkrijging
van de kapitalen, en de laatste met het oog op een rentewaar-
borg door den slaat. Men ziet dus, dat er eene vaste basis r.oo-
dig is, on. daarop eenig voorstel ie kunnen doen steunen. Zelfs
in de provinciën, waar spoorwegen verlangd worden, beslaat
groot verschil over de kosten en over de rigtiug. Een en ander
dient te worden onderzocht. Naar gelang daarvan zullen er
voorstellen kunnen worden aangeboden. Wat betreft de uiizig-
ten, die wegens de aan te leggen lijnen beslaan, waaromtrent
onderzoekingen en opnemingen zullen plaats hebben, het zijn
deze: llarliugen, Leeuwarden, Groningen; Leeuwarden, Mep
pol; Groningen, Assen, Meppel; Meppel, Zwolle, Deventer,
Zutpheu, Arnhem; Arnhem, Nijmegen, ook ter aansluit ingaan
de lijn Zutpheu naar Maastrichtaansluiting Rotterdam; Rot
terdam, Dordrecht, Moerdijk; Moerdijk, Breda, ter aansluiting
naar Veulo; Maastricht, Nijmegen. Bij gelegenheid van de
overweging over die Innen, zal ook ernst ig worden overwogen
in hoe ver dc aansluiting van Zeeland mogelijk is. Ten opziglc
van den Zeeuwsch limhtirgschen spoorweg, die zaak bleef in do
laatste maanden onveranderd. Aan de opgelegde verpligtin-
gen is nog niet volledig voldaan. Den 31 maart loopt de ter
mijn daartoe ten einde. Is die tijd daar, dan zal do vraag ont
staan, wat men verder doen moet, en of de aanvrage om onder
steuning aanleiding tot nieuwe schikking moet geven. De
regering kan geen bepaald uitzigt geven op medewerking der
kapitalisten hier te lande, maar het is te verwachten dat zij niet
achter zullen blijven.
De minister komt thans lot de motie van orde van]den heer
Thorbecke. Iu de inleiding zijner rede, heeft, de voorsteller
gezegd, dat deze niet zijn zal eene kritiek der regeiiugshande-
liugen, noch strekken zal otn het ongeduld en den ijver van liet.
publiek legen de regering op te jagen. Dc minister moet rond
borstig erkennen, dat hij zich niet heeft kunnen voorstellen,
dal zoodanige motie na de interpellatie zou volgen. Hel eenige
doel, zegt de voorsteller, is. dat er gehandeld worde. Daaruit
schijnt dus le volgen, dut door de regering niet gehandeld is.
Iu de iaterpellatie is dus eeue wezenlijke beschuldiging tegen
de regering gelegen. De minister vreest, dat, zoo deze interpel?
lat ie al niet geschied is. om den ijver van liet publiek tegen do
regering op te jagen, dat doel toch niet zal worden gemist en
dat. dus de spr. iu zijn doel, door het gevolg der interpellatie,
zal worden voorbijgestreefd. Hij zou ook niet wenschen, dat do
motie van orde, zoo als zij is liegende, worde aangenomen, en
hij heeft daarvoor twee redenen: 1. gelooft hij niet, dat de
kamer een goed besluit zou nemen, door afzonderlijke conces
sien voor korte lijnen Ie willen hebben gegeven; en 2. komt
het hern ook wenschelijk voor, dat er met den aanleg zonder
verder uitstel worde begonnen, mits de wetgeving de regering
in staat stelt behoorlijk onderzoek naar de aanvragen te doen.
Hierop hebben de lieeren Thorbecke, van Deiuse, Slicher van
Domburg. Dirks. Mackay, van Eek en vau Bosse liet woord
gevoerd, om den minister te beantwoorden. Toen heeft de mi
nister te kennen gegeven, dat het hem uit de nadere rede van
den heer Thorbecke is gebleken, clat het doel van de motie nies
was eene afkeuring van dc handelwijze der regering, zoodat de
minister zich met de motie vereenigde.
De heer van Iluëvell heeft toen eenige nadere ophelderingen
gevraagd, waarop de minister heeft beloofd alles te zullen aan
wenden, om zoo spoedig mogelijk een begin te maken met de
aanbieding van zoodanige voorstellen, die strekken kunnen
den aanleg van hoofdlijnen te bevorderen.
Hierop werd de motie met algemeene stemmen, op eene na
(die vau den heer Kien) aangenomen.
(iteiiieeiiteraail va» Goes.
Zitiing van 22 februarij.
Afwezig de lieercn Blaaubcen, ongesteld, en dc Knokkc van
der Meiileii, niet kennisgeving.
Voorzitter de lieer van Kerkwijk.
Dc notulen der vorige vergadering zijn gelezen cn gearres
teerd.
Aan de orde is dc rekening der leenbank over 1857, waarom
trent de financiële com missie adviseert tot vastsiclling. Op
voorstel van den lieer van den Bosch is tot rondzending bij du
leden besloten.
Insgelijks in behandeling gebragt zijnde de rekening der
voormalige gilden fondsen, wordt die op rapport als voren vast
gesteld in ontvang op fS4ü,4ü£, in uitgaaf op f 736,374, en in
goed slot op f 1 10,09.
Uit do aanbeveling voor ccn lid der plaatselijke schoolcom
missie, waarop voorkomen de hoeren P. A. Iioeliurl Jr. cn II.
C. vau Deinse, wordt cersigcmcklu benoemd niet zes tegen
twee stemmen.
Tot lid der commissie voor de school van minvermogenden
en dc bewaarschool, wordt mot 8 stemmen benoemd de lieer S.
Vader, zijnde eene stem op den lieer Sonteudam uitgebragt.
Burgemeester en wethouders berigton dat de aanbesteding
der gasverlichting is mislukt.en stellen voor eene ondcrliandscliu
besteding te beproeven, onder goedkeuring van den raad.
De heer Smallegange geeft iu bedenking om, indien het dit
jaar niet meer iu te voeren is, liever af te waeluen de uitkom
sten dor maatschappij voor gasbereiding van Rotterdam.
Do beer van de Putte meent dat er wel uitzigt bestaat op
het vinden van een aannemer, cu zou er voor zijn dit te be
proeven.
Alzoo is besloten.
De voorgedragene wijzigingen in dc verordening voor dc ge
meente apotheek zullen worden rondgezonden en in volgende
vergadering behandeld
Worden overgelegd dc staat van veranderingen in de gemeen
te eigendommen, cn de opgaafdat geene imiiulicu inde instellin
gen van weldadigheid zijn ontstaa i.
Ter betaling der declaratie voor liet regtskundig advies van
den lieer J. L. II. Liehert, in zake een erfpacht contract, ad
f 20,80, wordt besloicn autorisatie op onvoorzien te vragen.
Wordt gelezen een rekwest van II. van den Berge, ver
zoekende om de l>ij hem iu pacht zijnde gronden nog voor
14 jaren te mogen pachten en de gebouwen tegen billijken prijs
te mogen overnemen. Dc commissie voor het financiewezen
rapporteert op dat verzoek ongunstig, als zijnde buiten de wet
en strijdig inct het belang der gemeente. Zij stelt voor die gron
den openhaar tc verpachten en liet gewoon onderhoud der ge
houwen voor rekening des pachters te laten.
Dc heer van dc Putte kan zich daarmede niet vereenigen, om
dat dan immer dc kwestie zal zijn, wat is gewoon, wal buiten
gewoon
Dc lieer S. Vader moet zoodanige bepaling af keuren, als
zijnde nadeelig voor het behoorlijk onderhoud der panden. Ilij
blijft hij zijn vroeger ontwikkeld gevoelen om de gebouwen to
verkoopen.
Dit iu omvraag gebragt, wordt verworpen met 7 tegen 2
stemmen (de heeren S. Vader en van den Bosch).
Daarna of liet onderhoud voor rekening der gemeente zal
blijven hetgeen is aangenomen niet 5 tegen 4 stemmen (tegen
de lieercn Hoohart, Kerkwijk, Smallegange en van den Bosch).
Wordt gelezen een nader verzoekschrift van den lieer J. Lo
Cointre, om vermindering van hoofdelijken omslag over 1857,
uit hoofde midden in liet jaar zijn inkomen heeft opgehouden.
Burgemeester cn wethouders stellen voor over te gaan tot de
orde van den dag, omdat voor zoodanige vermindering geeno
bepaling bestaat.
Dc heer van dc Putte acht liet billijk dat alsdan in die leemte
worde voorzien en zou er vóór zijn.
De voorzitter acht liet zeer bezwaarlijk, omdat menjdan nim
mer een eind zal zien aan de wijzigingen van 't kohier, ten ge
volge van verlies of vermindering van inkomsten.