MIDDELRURGSCHE
COURANT.
r 14.
Dingsdag
1858.
2 Februarij.
riimlismötgingen
VA! UET RIJMSTEM,PRÖflEIALE ES GE1IEE.ÏÏERESTER ES
Öinrtenlanöscljf tijöingcn.
Deze couraut verschijnt des dingsdags, donderdags e;i zutiiiagG. Binnen deze gemeente en Viis-
ingea geschiedt de uitgave den avond te voren ten 8 ure.
De abonnementsprijs per drie maanden is 3franco per post f 3,40.
De inzending van advertentien kan geschieden tot tien ure des morgens, op den dag der uitgave.
De prijs van gewone advertentien is 22 cent per regel; van huwelijks, geboorte oi dondbekend-
makingen enz., van één tot zes regels 1,50, voor eiken regel daarboven 22 cent.
Buitengewoon groote letters worden berekend naar de plaats die zij innemen.
Voor elke plaatsing moet 35 cent voor zegel worden betaald. De betaling geschiedt toatant.
fcilitic van maandag avond 8 uie.
Bekendmaking.
De commissaris deskonings in de provincie Zeeland, maakt
bekend, dat op donderdag den 18 februarij 1858 des middags
ten twaalf ure te Haarlem, Arnhem, Zutphen, 's Gravenhage,
Deventer, Utrecht en Leyden zal worden overgegaan tot de
openbare aanbesteding der levering van reinonlpaarden ten
dienste van de vijf regementen dragonders, van het regement
veld-artillerie en van het regement rijdende artillerie;
dat zullen worden aanbesteed door de hoofd-adminislratie
van het 1ste regement dragonders te Haarlem, achttien paar
den j
door die van het 2de regement dragonders te Arnhem, acht j
en veertig paardenq
door die van, het 3de regement dragonders te Zutphen, drie
en dertig paarden
door die vsèu'Uet 4de regement dragouders te 's Gravenhage,
zestien paarden
door die van het 5de regement dragonders te Deventer, veer
tien paarden
door die van het regement veldartillerie te Utrecht, tien
paardenen
door die van het regement rijdende artillerie te Leyden elf
paarden; dat deze aanbesteding niet bij loten of partijen zal
geschieden, maar voor het getal paarden in eens, als boven is
opgegevendat een derde der te leveren paarden moet zijn van
inlandschen oorsprong; dat de helft van de te leveren paarden
vóór of op den 1 mei aanstaandeden ouderdom van 48 maan
den moet hebben bereikt (met vergunning daaronder vijf-en
zesjarige paarden te begrijpen)dat voor de wederhelft paarden
tusschen de 60 en 72 maanden moeten worden geleverd; en
dat de voorwaarden van aanbesteding voor gegadigden ter
leziug liggen ouder andere op de provinciale griffie van Zeeland,
te Middelburg.
Middelburg den 29januarij 1858.
De commissaris des konings voornoemd,
VAN TETS.
Middelburg; t Tebruarij.
Laatstleden zaturdag had in de Concertzaal alhier cene bij
eenkomst plaats van een groot aantal ingezetenen dezer
gemeente, bijeen gekomen op uitnoodiging van eenige invloed
rijke personen, die zich toteene commissie hadden vereenigd.
Zij hadden daartoe aanleiding gevonden fn deovertuiging dat nu
het oogenblik gekomen was, waarop door Middelburgs burgeren
een waardig blijk moet worden gegeven, dat de verwezenlijking
van den Zeeuwsch-limburgschen spoorweg niet alleen hartelijk
door hen verlangd wordt, maar dat zij ook door daden hunne-be
langstelling willen aan den dag leggen.
Dien overeenkomstig werd door hen voorgesteld tot eene
voorloopige inschrijving voor deze onderneming over te gaan,
onder voorwaarde dat door het rijk, onverminderd het vcrlee-
nen eencr subsidie, 4 pet. rente worde gewaarborgd.
De leden der commissie hadden tot die inschrijving reeds een
krachtig voorbeeld gegeven, en nadat de burgemeester dezer
gemeente, die de leiding der vergadering had op zich genomen,
de zaak met nadruk had aanbevolen en uog een paar leden tot
toelichting hadden gesproken, werd dit voorbeeld onmiddelijk
daarop door een aantal anderen gevolgd, waardoor de inschrij
ving tot f 800,000 is geklommen. Dat bedrag zal naar men
voorziet nog aanmerkelijk worden vermeerderd, daar lot morgen
middag op het raadhuis de gelegenheid tot deelneming blijft
opengesteld.
Geeft de uilslag dezer vergadering aanvankelijk de verzeke
ring dat goede gezindheid tot medewerking, bij velen der inge.
zetenen werkelijk aanwezig is, en levert zij tevens het bewijs,
dat de uiting der reeds lang gebfekene algemeeue geestdrift
geene ijdele klank is, niet minder beijveren zich bij voortduring
verschillende corporatien in deze provincie tot ernstige onder
steuning. Getuigen daarvan de door de provinciale staten
van dit gewest, door de gemeentebesturen van Middelburg,
Vlissingen en Goes, door de kamer van koophandel en fabrie
ken dier gemeenten, en door particulieren, meerendeels bij her
haling, aan de regering of aan een gedeelte der wetgevende
rnagt gerigte adressen en betogen, van welke wij onze lezers zoo
veel mogelijk hebben raedcdeelmg gedaan.
Ook dezer dagen zijn weder, zoo wel door de gecombineerde
commissie tot bevordering der zeeuwsche belangen bij de es.-
ploitalie van den Zeeuwsch-limburgschen spoorweg, als door
de kamer van koophandel en fabrieken alhier, op nieuw uitvoe
rige adressen bij de tweede kamer der staten-generaal ingediend.
Den inhoud van het laatstgenoemde laten wij hier volgen.
Aan de tweede kamer der staten generaal.
Do kamer van koophandel en fabrieken te Middelburg, acht
geslagen hebbende op hetgeen in den laatstcn tijd ten aanzien
van de onderscheidene spoorwegplannen in Nederland en
inzonderheid ten aanzien van den Zeeuwsch-limburgschen
spoorweg in het openbaar is gezegd en geschreven, heeft
gemeend op twee adressen te dier zake aan uwe vergadering
ingediend, bijzonder hare opmerkzaamheid te moeten vestigen,
ten gevolge waarvan zij zich verpligt acht, andermaal tot uwe
vergadering zich te wenden, om ue belangen van laatstgenoem
de spoorweglijn, welke haar toeschijnt door genoemde adressen,
direct of indirect benadeeld tc zijn, te verdedigen.
De bedoelde adressen zijn
a. dat van dc Kamer van koophandel te Rotterdam, gedag-
tcekend den 7 december 1857, waarbij uwe vergadering wordt
gewezen op liet eenzijdige, om bij dc ondersteuning van rege
ringswege te geven, aan werken ten algemeenen nutte, uitslui
tend het oog te vestigen op het aanleggen van spoorwegen,
terwijl gewigtiger belangen worden voorbij gezien, onder
anderen do verbetering der toegangen naar of uit zee van of
naar onze handelssteden.
Bepaaldelijk met het oog op Rotterdam stolt dc kamer voor
cenc kapitale verbetering van den waterweg van uit het zeegat
van Brouwershaven naar Rotterdam, bestaande in:
1. het aanleggen van eene vlugthaven te Brouwershaven of
beter nog op den zuiderwal van het eiland Goedereede
2. het graven van een kanaal door dat eiland
3. verbetering van liet Voornsche Kanaal, en
4. verbetering van het vaarwater dc Nieuwe Maas van af de
Nieuwcsluis tot Rotterdam.
b. Het adres van den gemeenteraad tc Helder,
waarbij uwe vergadering wordt gewezen op dehoogc noodza
kelijkheid van eenen spoorweg naar het Nicuwediep, en waar
bij men tracht te betoogen, dat dit punt aan zee verre de voorkeur
verdient boven Vlissingen.
Wij vcroorloovon ons op beide adressen onze bedenkingen
bcscheidenlijk aan uwe vergadering mede tc deelen en begin
nen bij voorkeur met het laatste.
Wanneer wij zeggen, dat wij van dit stuk met leedwezen
hebben kennis genomen, drukken wij ons zeker niet tc hard uit
het is meer dan leedwezen waarmede wij al dc partijdige voor
stellingen, al de overdrijving waarvan dit stuk overvloeit,
hebben gelezen.
Wij zullen niet treden in de (zoogenaamd} practisch-wijs-
geerige beschouwingen over de oorzaken en gevolgen van
naijver tusschen steden. Wij laten de gevolgtrekking uit deze
stelling voor rekening van den gemeenteraad te Helder; maar
wij kunnen noch mogen het stilzwijgen bewaren over de argu
menten in dat adres aangevoerd tegen de Vlissingschc haven,
argumenten, die getuigen van diepe onkunde en partijdigheid.
Van Vlissingen wordt gezegd: „dat de felle stroom welke
langs die haven gaat het binncnloopcn hoogst gevaarlijk maakt,
j zoodat menig schip daar voor de haven is gebleven, getuige het
betreurenswaardig ongeval aan dc engclscho stoomboot Ra-
vensbournc overkomen."
Het is opmerkelijk, dat aan niemand het verongelukken van
een schip voor de haven van Vlissingen ten geoolge van den fei
len stroom bekend is, wanneer dus de gemeenteraad te Helder
spreekt van „zoo menig schip" zonder er ceu enkel tc noemen,
dan (ioet hij dar uit onkunde of ter kwader trouw.
Stellen wij tegen over deze bewering van den gemeente
raad te Helder, wat de heer J. G. W. Fynje in zijne pas ver
schenen brochure: „Bijdrage tot dc kennis van het belang der
Nederlandschc spoorwegen" zegt, aangaande bet zeegat van
Vlissingen, dan wordt dc indruk geheel anders. Pag. 51
leest mcu (nadat dc schrijver vooraf do groote voordeden
dezer zeehaven had opgesomd): Wel heeft men dc felle stroom
als een nadeel voor het gat van Vlissingen aangevoerd, maar,
ware het zulk een nadeel, zou dan de groote ontwikkeling van
den handel te Antwerpen mogelijk zijn geweest? Integendeel
vormt dit beweerde nadeel, het grootc voordeel, waardoor het
ovcrwigt van het zeegat boven elk ander bevestigd is, een voor
deel dat men betreuren moet, dat ook de andere zeegaten niet
kunnen aanbieden, omdat ook zij dan voortdurend van de
grootste diepte zouden verzekerd zijn."
Wat dc stoomboot Ravensboume betreft, zoo is het wereld
kundig dat in elk ander zeegat in dezelfde omstandigheden die
Jamp had kunnen plaats hebben.
Verder wordt gezegd: dat Vlissingen slechts eene koop
vaardershaven heeft, waarin eb en vloed niet alleen ongchin-
derd binnentreedt, maar wier bodem met laag water bloot komt,
zoo dat loodskotters cn andere scherpe vaartuigen genoodzaakt
zijn zich door takels tegen omvallen te vrijwaren," alsmede
„dat de natte koopvaardersluiven die eerst onlangs door eene
sluis van de Schelde werd afgesloten, ontoegankelijk is voor
koopvaardijschepen, omdat die sluis te naanw is, door welk een
en ander de dikwerf geuite doch hoogst ongerijmde meening
vervalt, dat zwaar geladen schepen altoos te Vlissingen kunnen
binnen komen."
Deze geheele zinsnede getuigt of van gebrek aan locale ken
nis of van opzettelijke overdrijving. Waar is het, dat bij eb dat
gedeelte van de Wester haven, dat niet door eene sluis van de
Schelde kan afgescheiden worden, droog loopt, inaar onwaar is
het, dat desehepen door takels tegen omvallen moeten behoed
worden. Wel zegt de gemeenteraad, dat in dc afgeslotenc.
haven gecne groote schepen kunnen komen, omdat de sluis tc
naauw is, doch hij verzwijgt de wijdte der sluis en laadt daar
door het vermoeden weder op zich van ter kwader trouw te
zijn. Intusschen is de jgydteder sluis 1 2 el (twee ellen minder
dan op liet Voornsche kanaalj welke wijdte voor do tegenwoor
dige behoefte voldoende is, daar toch schepen van grooter char
ter eene toevlugt en veilige ligplaats hebben in het marine dok,
alwaar m de winters van 182(J/30 en van 1853 een groot aantal
schepen van verschillende nationen daar onder van groot char
ter, rustig en veilig heeft gelegen. De gemeenteraad te Helder
zwijgt daarvan, cn ook dat zwijgen is even partijdig en onregt-
vaardig als het spreken van onwaarheid.
Maar zelfs al ware de gchcele voorstelling van den gemeente
raad te Helder waar, dan nog zou zij niets tegen Vlissingen
bewijzen, beschouwd als het gclcgcnstc cn veiligste punt voor
uit zee komende schepen om aan te doen; de binnenhaveuwer-
ken doen daar niets toe of af, en het behoort niet vergeten te
worden, dat met de kapitale werken van den spoorweg, ook zoo
danige verbonden zijn, als ten volle in de behoeften van de
scheepvaart moeten voorzien, ten bewijze waarvan wij ons ver
oorloven hier op te merken dat de diepte der haven die bij do
nieuw daar tc stellen werken geprojecteerd is. zal zijn 6,80 be
neden laag of 10,50 beneden hoogwater; zoo dat het wel als de
ongerijmdheid zelve mag beschouwd worden, wanneer de ge
meenteraad tc Helder „de inecning zco dikwerf geuit, dat zwaar
geladen schepen altoos te Vlissingen kunnen binnen komen
hoogst ongerijmd" verkiest te noemen.
Ten aanzien van de voorgewende meerdere voortreffelijkheid
van het Nicuwediep met betrekking tot
<r. liet veilig aandoen der kust
b. dc geringe kosten voor dc schepen
c. het dadelijk aankomen aan de losplaats;
d. de mindere belemmering door ijs
vermeencn wij onze beschouwingen ter vermijding van nuttc-
looze wijdloopighcid te kunnen terug houden, daar toch al deze
punten overtuigend wederlegd zijn in het door de kamer van
koophandel te Vlissingen aan uwe vergadering mede ter dezer
zake aangeboden adres,gedagtcekend 4januarij 1858, waaraan
wij ons refereren, ook zullen wij uwe aandacht niet andermaal
vestigen op de kennelijke sporen van onkunde in het bestreden
adres doorstralende, waarvan, om slechts iets tc noemen, ge
tuigen kan de gelijkstelling van Vlissingen met Antwerpen wat
dc duur van ijsgang betreft.
Overigens is het in geenen dcele onze bedoeling de gunstige
positie van het Nicuwediep noch zijne doelmatige inrigtingeu
voor dc zeevaart te bestrijden wij wensclien ons niet aan de
zelfde partijdigheid schuldig te maken welke wij aan den ge
meenteraad te Helder zoo wij mcenon tcregt hebben to laste
gelegd.
Wij gunnen aan het Nieuwcdiep, volgens den lieer Fijnjc
(pag. 53 zijner aangehaalde brochure) nu Vlissingen onder de
beste zeegaten van Nederland te rangschikken, den spoorweg,
maar mogen liet niet onverschillig aanzien, dat de gemeenteraad
j tc Helder zijne pretentien daarop laat gelden ten koste van Vlis-
singen, met geheelc vertreding der waarheid,
j Van geheel anderen aard is het adres van de kamer van koop-
I handel te Rotterdam, waarover wij ook eenige bedenkingen en
bezwaren aan uwe vergadering wenschen mede tc decleu.