MIDDELRURGSCHE
COURANT.
1\° 11.
Dingsdag
1858.
26 Januarij.
ïiHnnrntanösclir tijöingm.
Deze courant, verschijnt des dingsdags, donderdags en Zaturiags. Binnen deze gemeenteen Vlis-
smgen geschiedt de uitgave den avond te voren ten 8 ure.
De abonnementsprijs per drie maanden is 3franco per post f 3,40.
De inzending van advertentien kan geschieden tot tien ure des morgens, op den dag der uitgave.
De prijs van gewone advertentien is 22 cent per regelvan huwelijksgeboorte of doodbekend
makingen enz., van één tot zes regels 1,50, voor eiken regel daarboven 22 cent.
Buitengewoon groote letters worden berekend naar de plaats die zij innemen.
Voor elke plaatsing moet 35 cent voor zegel worden betaald. De betalmg geschiedt kontant.
Edilie van maandas avond 8 ure.
middelburg SU jautiarij.
Wijhebben reeds met eenige woorden melding gemaakt van
de Bijdrage tot de kennis van het belang der nederlandsche
spoorwegen" door den ingenieur van den waterstaat J. G. W.
Fynje, en onzen lezers de hoofdafdeelingen medegedeeld, onder
welke de schrijver het door hem behandelde onderwerp heeft
ingedeeld. Thans wenschen wij meer opzettelijk stil te staan
bij enkele punten in deze hoogstbelangrijke brochure, en wel
bepaaldelijk bij die, welke, behoudens het belang dat het onder
werp in zijn geheel voor ieder Nederlander heeft, ons gewest
meer van nabij betreffen.
De schrijver vangt aan met een krachtig woord tot opwekking
van den ondernemingsgeest, bij de als het ware stelselmatige
uitsluiting van Nederland. Voorts wijst hij op de oorzaken, wel
ke de nederlandsche spoorwegondernemingen belet hebben, en
noemt ais de belangrijkste dat de nederlandsche kapitalisten
geen deel er aan namen, en men geen ondersleuning vond bij de
regering, terwijl schier in alle andere europesche rijken de
spoorwegondernemingen zijn gewaarborgd met een minimum
van rente, o. a. nog laatstelijk in Rusland, waar meer dan een
tiende van het benoodigde kapitaal door nederlandsche kapita
listen is verstrekt.
Na een blik op dc geldcrisis geworpen te hebben, herinnert
de schrijver aan de voor elk individu, voor elke maatschappij
geldige waarheid, dat de rijkdom alleen door arbeid wordt vei''-"
kregen, welke arbeid door het circulerend kapitaal moet be
taald worden, om daarna te wijzen op den invloed van de spoor
wegen op welvaart en ontwikkeling van den handel.
Voor wat Frankrijk betreft., is het volgende ontleend aan het
rapport, door den minister van financien dato 29 oct.jl.aan den
keizer ingediend. Daarbij mag men niet onopgemerkt laten dat
dit rijk in het besproken tijdvak had te kampen met driejaren
van revolutie, twee jaren van oorlog en drie van slechten oogst.
uDe spoorwegen die in 1847 in Frankrijk eene lengte hadden
van 1320-ned. mijlen, hebben nu reeds eene uitgestrektheid van
nagenoeg 8000 ned. mijlen. Deze spoorwegen zijn genoegzaam
allen, bij den aanleg, voor liet geheel of voor een gedeelte van
het kapitaal van aanleg, met waarborg van den staat en met
subsidie aangelegd. Hunne waaide bedraagt echter reeds meer
dan vier milliard, hunne opbrengsten meer clan 300 millioenen
francs, en wanneer al de spoorwegen zullen uitgevoerd zijn, dan
zal de waarde dier wegen groot er zijn dan de geheele nationale
schuld van Frankrijk.
Op den 30 junij 1855 was, volgens de officiële opgave, de
waarborg van rente door den staat toegekend voor den aanleg
van 8339 ned. mijlen spoorweg. Deze waarborg was gegeven
voor een kapitaal van 1,554,745,000 fr., vertegenwoordigende
eene jaarlijksche rente van 61,302,800 fr., of gerekend tegen 4
pet.eene gemiddelde opbrengst vau 735L fr. per ned. mijl. Al-
zoo (wordt er in de officiële bescheiden opgegeven) zoude de
staat slechts dan geroepen zijn iels voor rente te betalen wan
neer de netto opbrengsten tot 7351 fr. per ucd. mijl konden
dalen, iets dat in den tegenwoordigen staat van zaken, en gere
kend naar de opbrengsten der laatste jaren, niet meer denkbaar
is. De waarborg van den staat is dan ook niet meer dan zedelijk
geweest, en nimmer zal in het vervolg daaruit voor de schatkist
eenige verpiigtiug kunnen voortspruiten.
Voor den aanleg van deze wegen was het totaal bedrag der
subsidien 904,408,754 fr.
Al die wegen worden, na het einde der concessie, eigendom
van den staat, en de meest kundige economisten beweren daar
om reeds, dat de aanleg der spoorwegen verdere schulddelging
nutteloos heeft gemaakt.
Zoo wij dit gevoelen niet geheel deelen, omdat amortisatie
het crediet van den staat bevestigt, zoo leert het toch ook, dat
men nimmer de spoorwegen geheel aan schulddelging mag op
offeren.
Het is althans zeker, dat er %eft onmetelijke en zelfs niet te
voorziene rijkdom in de toekomst voor den staat ontstaan is,
dat die rijkdom zich meer en meer ontwikkelen en vergrooten
zal, en dat men om die redende opofleriugen van staatswege
moet aanmerken als zeer productieve, zeer wel begrepene op
offeringen.
Hierbij moet men ook niet uit het oog verliezen welke groote
belangen en welke ontwikkeling van welvaart door spoorwegen
verkregen worden. Dit kan men het best beoordeelen uit de
opbrengsten der belastingen, waarbij men in Frankrijk eene
waarlijk verwonderlijke toeneming heeft waargenomen De
belastingen hebben namelijk in 1856, 161 milliocn fr. meer dan
in 1847 en 308 milliocn fr. meer dan in 1848 opgebragt.
Bij vergelijking van het- getal inwoners zou dit voor Neder
land meer dan vijf millioen gulden bedragen hebben, vertegen
woordigende een kapitaal van 125 millioen gulden, dat men
volgens die maatstaf als eene geldplaatsing tegen 4 pet. voor
subsidie aan spoorwegen zou kunuen toekennen. In Nederland
waren die zelfde opbrengsten over 1847 f 61,922,052,88^, over
1848 f58,885,342,22*, over 1856 f58,306,440,13, (in welk
laatste jaar echter door de afschaffing van den gemaal-accijns
op eene vermindering van ongeveer een millioen moet worden
gelet.) Men heeft dus in Frankrijk eeue ongekende welvaart
door spoorwegen verkregen, en er de belastingen buitengewoon
zien toenemen, in het zelfde tijdvak waarin Nederland, bij ge
mis aan die versnelde middelen van gemeenschap, niet inde
zelfde evenredigheid is vooruitgegaan."
Eene vergelijking van de handelscijfers voor de waarde van
den in-en uitvoer van Nederland en Frankrijk, toont dit nog
sterker aan.
Eene vergelijking met Belgie valt voor Nederland niet gun
stiger uit. liet jaar 1856 namelijk met het tijdvak 1846—1S50
vergeleken, geeft voor Nederland eeue toeneming «.voorden
algemeenen handel van 76 pet... b. voor den doorvoerhandel van
32 pet. tegenover 100 en 165 pet. in Belgie.
//Men moet intusschen hierbij in acht nemen, dat de vergelij
king tusschen Nederland en Belgie voor den algemeenen han
del juister is dan voor den transito-of doorvoerhandel, omdat
de jongste tariefswijzigingen in Nederland van aanmerkeiijken
invloed zijn geweest op de wijze van aangifte, en zeker aanlei
ding hebben gegeven dat de goederen, bij den uitvoer, niet on
der doorvoer, maar onder uitvoer uit het vrije verkeer gcrang
schikt zijn.
De vergelijking is daareulegeu juister dan die voor Frankrijk,
omdat beide rijken in dat tijdvak iu de zelfde omstandigheden
verkeerd hebben en beide rust en vrede mogten genieten. De
nederlandsche Rhijnspoorweg was niet geopend. De groote
handelswegen waren voor Nederland1. De groote zeevaart; 2.
De Rhijnvaart; 3. De vaart door het kanaal de Zuicl-Willems
vaart en langs de rivier de Maas; 4. De vaart langs de Schelde
en later de spoorweg van Antwerpen naar Rotterdam; en voor
België1. De groote zeevaart; 2. De spoorwegen; 3. De vaart
door het kanaal de Zuid-Willemsvaart en langs de rivier de
Maas; 4. De vaart langs de Schelde en later de spoorweg van
Antwerpen naar Rotterdam.
Dc groote middelen van gemeenschap tusschen beide rijken
zijn natuurlijk aan beiden gemeen. Hun invloed op den handel
In 1847 hebben dc belast, opgebragt fr.
IS56
82-t,7S2,400
1031.755,000
is dus voor beide genoegzaam de zelfde. Wat de groote zeevaart
betreft, heeft Nederland het overwigt zijner overzeesche bezit
tingen en de zeehandelplaatsen Amsterdam, Rotterdam, Dord
recht, Harlingen, NieuweDiep, Zierikzee enz., waarvoor men iu
België alleen Antwerpen heeft.
Het zal duidelijk zijn dat de meerdere toeneming van den
belgischen handel, slechts aan twee oorzaken is toe te schrijven
t e weten 1. Tiet overwigt van Antwerpen als zeehaven; 2. De
aansluiting van de spoorwegen.
Is deze vergelijking voor Nederland zoo ongunstig, terwijl
nog het crediet van Nederland veel grooter is dan dat van Bel
gie, zoo moet men de meerdere ontwikkeling van Belgie boven
Nederland, aan de eene zijde toeschrijven aan de uitmuntende
zeehaven, de groote uitbreiding van het spoorwegnet, en dc
volkomene aansluiting van de spoorwegen met die zeehaven iu
Belgie, en aan de andere zijde, aan het volstrekt gemis van een
behoorlijk aangesloten spoorwegnet in Nederland, en aan het
onvoldoende onder de bestaande omstandigheden van zijne
kanalen en Rhijnvaart."
Ook voor Hamburg en Bremen was de vermeerdering-van
den in- en uitvoer betrekkelijk grooter dan in ons land.
Hoedanig men de vergelijking dus ook make, de handelscij
fers toonen altijd aan dat onze natie, die zoo bij uitnemendheid
voor den koophandel geschikt is, door al de naburige handels-
rijken is voorbij gestreefd.
Na een blik geworpen te hebben op de spoorwegen in Groot-
Brittanje en de vereenigde staten van Noord-Amerika, komt de
schrijver tot de volgende slotsom, voor zoo veel ons land be
treft
//Kan dus spoedighet spoorwegnet beslist zijn, gaat men spoe
dig tot deu arbeid ten deze over, dan zal Nederland een hef
boom voor de ontwikkeling van zijn handel en nijverheid
erlangen. Voor de arbeidende klasse zullen onmiddelijk som
men beschikbaar zijn, voor menscheu van alle klassen en stan
den, die tegenwoordig in zulk een groot aantal niet in hun
levensonderhoud kunnen voorzien, zullen betrekkingen verrij
zen. De aardewerken, de kunstwerken, het materieel, de
stations, het onderhoud van deu weg, dat alles verzekert voort
durend dagloonen voor arbeiders en ter zelfder tijd aan het
land nieuwe industrien, die de nieuwe behoeften nog mei-r
zullen ontwikkelen zoodat alle gewesten gelijk belang hebben
bij den aanleg van spoorwegen en daarentegen, bij gemis van
die versnelde middelen van gemeenschap, allen gelijkelijk wor
den bedreigd, van door uaburen vati luinue brounen van bestaan
beroofd te worden."
(Wordt vervolgd.)
Door den gemeenteraad alhier zal aanstaanden woensdag
morgen ten elf ure eene openbare zitting gehouden worden
waarin zijn aan de orde gesteld de navolgende onderwerpen:
Twee missiven van gedeputeerde staten, goedkeuring ge
meenterekening en magtiging af- en overschrijving; twee mis
siven van de plaatselijke schoolcommissie, kennisgeving benoe
ming voorzitter en secretaris, en berigt op het adres Vermeyle
Broeder c.s.; missive van de vereeniging sterken drank, tot
wijziging in de verordening brandweer; rekening wisselbank
rapport, der haven-commissie; beraadslaging op aangehoudene
stukken.
Verschil fr. 206,972,600
Hiervan moet echter afgetrokken worden
de opbrengst der nieuwe belastingen, die
voor den oorlog in de Krim zijn geheven en
die in 1856 hebben opgebragt45,900.000
Alzoo de opbrengst der belastingen in
1856 meer dan in 1847 fr. 161,072,600
Ter tereglzitting voor correctionele appelzaken van het pro
vinciaal geregtshof iu Zeeland alhier, is heden behandeld het.
liooger beroep vau J.Jeronimus, bij vonnis der arrondissement?
regtbank alhier van 11 december 1S57 veroordeeld tot eene ge
vangenisstraf voor den tijd van veertien dagen, ter zake van
feitelijke wederstand tegen een agent van policie, haudeleude
ter uitvoeringeener plaatselijke verordening.
Nadat in deze zaak rapport was uit gebragt. door den raads
heer jhr. nu*. Snouck Hurgronje,heeft de president, en daarna
ook het openbaar ministerie, verklaard dat het hof ten deze in
geen onderzoek zou treden van het ter eerste instantie aan den