werp op het regt van successie en overgang, waaromtrent het eindverslag is uitgebragt, zal nader bepaald worden. Naar aanleiding van een daartoe strekkend voorstel van den heer Bieruma Oosting, heeft de kamer alstoen beslist de behan deling der financiële wetten der regering, zoo wel als die van het voorstel van negen leden tot afschaffing van den accijns op het geslagt, indien besloten niogt worden, dat nader in overwe ging te nemen, uit te stellen tot de bijeeukomst der kamer na het op handen zijnde reces. De minister van financien heeft echter bevorens den wensch der regering kenbaar gemaakt, dat hare ontwerpen, en bepaal delijk de wet op het personeel, onmiddelijk na het reces worden in behandeling genomen, opdat, er nog mogelijkheid besta om die wet met 1 mei 1858 in te voeren. Hij heeft daarbij doen opmerken, dat, al namen de beide kamers het voorstel van de 9 leden aan, en al mogt de koning zich daarmede vereenigen, het dan nog eene onmogelijkheid zijn zou, het met 1 januarij in werking te doen treden. Zoo als het voorstel ligt, is het niet vatbaar om te worden aangenomen. Immers er zijn nog 132 gemeenten, waar de accijns op het ge slagt als gemeente-belasting bestaat, en het zou nu wel eene onmogelijkheid zijn, om voor het einde van het jaar dat middel door een ander te doen vervangen. Welke ook het gevoelen zij over de voorstellen der regering, die de gemeenten wil te ge moet komen, zal men er toch niet willen toe bijdragen, om in de gemeente financien nog grooter verwarring te stichten. Eindelijk heeft die zelfde minister ook verklaard dat het de bedoeling der regering is, niets te prejudiciëren en dus ook de invoering der gewijzigde tarieven nopens het geslagt voorloo- gig achterwege te laten. De vergadering heeft daarna met 56 tegen 7 stemmen beslo ten dat het voorstel van den heer van Niapen van Sevenaer en acht andere leden naar de afdeelingen zal worden gezonden om aldaar nader onderzocht te worden. Tegen hebben gestemd de heereu Schimmelpenninck van der Oije, de Kempenaer, van Asch van Wijck, Hoffman, van Lynden, Schimmelpenninck en Hoekwater. De kamer zal op maandag, fen elf ure, in behandeling nemen het wetsontwerp tot wijziging van hoofdstuk VIII der staats- begrooting voor 1857en het wetsontwerp tot het vaststellen van een tijdelijken maatregel omtrent het heffen van regten op den in- en uitvoer. Gemeenteraad van Middelburg. Zitting van 2 december. Voorzitter jhr. Paspoort van Grijpskerke. Tegenwoordig al de leden. De mcdedeeling des voorzitters, dat de secretaris lieden na eene afwezigheid zijne werkzaamheden weder aanvaard heeft, wordt voor kennisgeving aangenomen on daarop de notulen der vorige zitting gelezen en goedgekeurd. Voor kennisgeving is aangenomen eene missive ran gedepu teerde staten dezer provincie, houdende goedkeuring van het jongste raadsbesluit tot uitgifte van grond in erfpacht. Eene missive van het zelfde collugie, geleidende eene nota van bedenkingen, bij het ministerie van binnenlaiidsehe zaken gerezen tegen het door den raad gearresteerde besluit tot heffing van loonen, voor van wege het gemeentebestuur verstrekte I diensten (welke hoofdzakelijk de opmerking bevatten, dat de bepaling van art. 254 gemeentewet, niet genoegzaam schijnt in acht genomen te zijnj wordt gesteld in handen der commissie van financien tot onderzoek en rapport. Twee en twintig stuks afgeloste obügatien lastens de ge meente Middelburg, worden door den voorzitter overgelegd en staande de zitting vernietigd. Bij concept resolutie wordt besloten van de gemccntebegroo- ting voor het loopende dienstjaar af- cn over te schrijven f 150, tot verlrjoging van het artikel voor verbouwing der onderwij zerswoning aan de armenschool en daarstelling van een loots op de begraafplaats, van welke werken de aanbesteding de be grooting met gelijk bedrag beeft overtroffen, en waaraan de raad bereids zijne goedkeuring schonk bij besluit van 14 julij dezes jaars. Voor kennisgeving is aangenomen de mededeeling, dat op den 20 november jl heeft plaats gehad de openbare verpachting der in 1858 te heffen tolgelden op den straatweg tusschen Mid delburg en Vlissingch, en deze gezamenlijk zijn gepacht door A. Monjé, te Vlissingen, voor 1'1458, welk bedrag aan com missarissen over dien rijweg billijk is toegeschenen. De voorzitter herinnert hoe hem ter vorige zitting te regt de opmerking door een lid is gemaakt, dat hij te voorbarig was ge weest met het namens de commissie van fabricage uitbrengen van rapport, ter zake van het aan haar opgedragen onderzoek om maatregelen te beramen tot voorkoming der schade, welke de stoombooten bij hare vaart door het havenkanaal toebrengen aan de leidijken. Thans heeft men de verlangde inlichtingen be komen door kennisname van het te dier zake voorgeschrevene in het reglement voor de stoomvaart in het Noordhollandsche kanaal en het kanaal van Voorne en in het Zcderik kanaal, cn dien ten gevolge is de conclusie van het rapport (waarbij werd voorgesteld, te bepalen dat het havenkauaal niet in kortoren tijd dan drie vierde uurs mag doorgevaren worden) aangevuld overeenkomstig art. 3 van het reglement van policie, betrekke lijk de stoomvaart op het Groot noordhollandsch kanaal, en op het kanaal door het eiland Yoorne [besluit van den 29 junij 1861 (staatsblad no. 86)] met de volgende bepaling „Raderstoombooten, hebbende eene diepgang van 2,75 el cn meer, mogen in geen gerul met grootere snelheid dan zeven mijlen in het uur varen. „Voor kleinere raderstoombooten kan bij do te verlcencn concessie meerdere snelheid worden toegelaten, doch nimmer het maximum van twaalf mijlen per uur worden overschreden." Die bepaling wordt gezegd overeen te komen met het be paalde in het reglement van policie voor het kanaal van de Mer- wede te Gorinchem tot in de Lek te Vianen, genaamd het Zede- rik kanaal [besluit van den 19 november 1856 (staatsblad no. 117)] alwaar aan het slot van art. 60 bepaald is dat de snelheid waarmede stoombooten op het kanaal mogen varen, die van 150 cl in de minuut niet mag overschrijden. De beslissing hierop wordt tot eene volgende zitting aange houden. De voorzitter brengt rapport uit, namens de commissie voor de verordeningen tegen welker overtreding straf is bedreigd, betrekkelijk eene voorgestelde aanvulling der verordening van algemecne plaatselijke policie. Daarbij wordt voorgesteld als nog een artikel te voegen, houdende Eigenaars van opene er ven zijn verpligt die door een muur, omheining of rasterwerk, naar de plaatselijke gesteldheid, ter beoordeeling van burge meester en wethouders, van de opene straat of den weg af te scheiden, binnen drie maanden na de daartoe ontvangene aan zegging bij gebreke waarvan meu vervalt in eene boete van f 10 tot f 25 of gevangenisstraf van een tot drie dagen, te zamen of afzonderlijk, en daarin te hunnen kosten door het bestuur zal voorzien worden. Dit rapport zal ter inzage gelegd en daarop de beslissing aan gehouden worden. De heer Sifflé leest het rapport der in de vorige zitting be noemde commissie, ter zake van het beramen van maatregelen bij het in werking treden der nieuwe wet op het onderwijs. Dit rapport gaat vergezeld van de volgende door de commissie ontworpenc stukken: 1. besluit, houdende bepaling van het getal openbare scholen in deze gemeente2. idem, bepalende de jaarwedden der hoofd-en hulponderwijzers bij die scholen 3. idem, houdende overneming van thans bijzondere scholen 4. idem, tot heffing van schoolgelden 5. verordening op de in vordering dier gelden6. idem op het lager onderwijs in deze ge meente 7. suppletoire gemeentcbegrooting voor het dienstjaar 1858, gewijzigd naar aanleiding dezer voordragten. De commissie vangt aan met dc opmerking dat, hoe voor treffelijk ook het werk was, door de plaatselijke schoolcommis sie ten deze reeds verrigt, daartegen echter enkele bedenkingen zijn gerezen, waarom de commissie het noodig heeft geacht zich in verbinding te stellen met den heer districts-schoolopziener en met de plaatselijke schoolcommissie, en welke zamenwerking het resultaat heeft opgeleverd dat het thans voorgestelde de al- geheele uitdrukking bevat van aller eenstemmige zienswijze. De commissie is ook doordrongen van het belang om reeds met 1 januarij 1858 liet openbaar onderwijs te regelen in even redigheid met de bevolking en de behoefte, en zij heeft geoor deeld met de toepassing van art. 70 (waarbij eeu termij n van drie jaren wordt toegestaan om de daartoe betrekkelijke voor schriften in werking te brengen) een onderscheid te moeten inaken tusschen die scholen, welke reeds onder de vorige wet openbare waren, en de zulken die dat karakter eerst nu ver krijgen. Alzoo wensebt men bij de bestendiging als openbare scholen van liet instituut voor middelbaar onderwijs, datvoor vrouwelijke leerlingen en de school voer minvermogenden en bedeelden (zoo als voortaan de armenschool zal genoemd wor den, waarvan de inrigting genoegzaam geene verandering be hoeft te ondergaan) in de regeling daarvan voorshands nog geene wijziging te brengen maar ten deze gebruik te maken van dc vrijheid bij vorcngcmeld art. 70 gelaten. Wat dc overneming betreft van al de tegenwoordig bestaan- do bijzondere scholen, als openbare plaatselijke, heeft men dit moeten ontraden, als zulk-nde een belangrijk bezwaar voor de gemeentekas opleveren. Men is tot het besluit gekomen dat het meest aanbevelingswaardig zal zijn om drie meest bezochte nederduiische bijzondere scholen als openbare burgerlijke scho len over te nemen. Daarvan wil men verder eene (die van den heer van Sluys) aanwijzen als school voor meer uitgebreid lager onderwijs, en de beide anderen (van de heeren Auer en van Swers) voor ge woon lager onderwijs (zie art. 1 der wet van den 20 julij 1857). De drie genoemde onderwijzers hebben zich bereid ver klaard, bij goedkeuring door den raad, in deze schikking op de na tc melden voorwaarden te treden, ofschoon daarin voor hen geen geldelijk voordeel, ja welligt ecnig nadeel zal gelegen zijn. De commissie stelt verder voor de bezoldiging enz. te regelen als volgt: a. Voor de school voor meer uitgebreid lager onderwijs. Jaarwedde van den hoofdonderwijzerf 1000, 10 pet. voor ontvangloon der schoolgelden, begroot voor 60 kinderen a f 24 is f 1440,144, vergoeding voor huishuur en onderhoud200, vuur en licht. 60, boeken en verdere schoolbehoef- ten, berekend voor 60 kinderen ïi f 1,5090, jaarwedde van een hulponderwijzer250, kweekeling25, f 1769,- wclk bedrag moet verminderd worden met „1440, voor geraamde schoolgelden, zoo dat er blijft f 329, lastens de gemeente. Het spreekt van zclveu dat, in verband met de verandering die de opbrengst van het schoolgeld onder gaat, ook het ontvangloon en de vergoeding voor schoolbehoef- tcn gewijzigd worden. i ca c voor elk der twee scholen voor gewoon lager onder wijs Jaarwedde van den hoofdonderwijzerf 900, 10 pet. ontvangloon van de schoolgelden, begroot voor 90 leerlingen a f 15,is f1350 135, vergoeding voor huishuur200, vuur en licht60, boeken en schoolbehoeften, bere kend voor 90 kinderen a f 190, jaarwedde van een hulponderwijzer200, kweekeling25,— Bedragende alzoo te zamenf1610, of voor twee scholen f 3220, waartegen oversraat het school geld van 180 leerlingen ad f 15,is f 2700, zoo dat lastens dc gemeente komt f520, makende met het vroeger genoemd na- deelig saldo gezamenlijk f849. Deze som moet echter weder verminderd worden met f 150, in 1858 niet meer te vcrleeuen bijdrage aan de godsdienstige is- raclitiesche school, welke eene bijzondere blijft en dus niet uit de gemeentekas mag gesubsidieerd worden, benevens 50 pet. of de zuivere opbrengst der avond- en herhalingscholen op de drie openbare burgerlijke scholen, begroot op f 49, zoo dat er ten laste der gemeente blijft f 650 en dat deze som uitzigt op ver mindering geeft, mag met vertrouwen gezegd worden, daar bij de voorafgaande berekening slechts als basis is aangenomen dat van de 400 leerlingen, tegenwoordig verdeeld over vijf bijzon dere scholen, slechts 240 gebruik maken van die drie openbare burgerlijke scholen. De commissie heeft er rijpelijk over nagedacht of hierin nog geene bezuiniging mogelijk ware. Zij kan, ja, aangebragt worden, daar volgens den letter der wet (art. 18) alleen bij meer dan 70 leerlingen een kweekeling, bij meer dan 100, een hulponderwijzer, en bij meer dan 150 een hulponderwijzer en een kweekeling kunnen toegevoegd worden. Eenparig was men echter van oordeel dat zoodanige verkeerde zuinigheid het beste middel zou zijn om ouders aan te moedigen tot het geven van voorkeur aan de bijzondere scholen; daar het onmogelijk mag genoemd worden, dat een persoon aan drie klassen goed onderwijs geeft cn men ongenegen zal zijn een be trekkelijk vrij hoog schoolgeld te voldoen, bij de vreeze dat de school, in geval van ongesteldheid des eenigen meesters, zou moeten gesloten worden. Aangaande de in het ontwerp verordening op het lager on derwijs voorkomende bepalingen betrekkelijk gezondheidspoli- cie, heeft men de voorkeur gegeven om deze op te nemen in eene aanvulling van het reglement van algemeene plaatselijke policie. Wat de school voor minvermogenden en bedeelden betreft, wordt opgemerkt dat daar alleen moeten worden opgenomen kinderen van ouders die niet meer dan f 3 per jaar of zelfs niets kunnen betalen. Behoudens de reeds genoemde plaatselijke openbare scholen, blijven alzoo nog als bijzondere bestaan die van den heer Leu- pen, van den heer Verhoeven, van het departement der Maat schappij tot nut van 't algemeen, welke even als die van mejuf- vrouw Achilles en van den heer Vermeulen, alle onder toezigt der plaatselijke schoolcommissie staan, om welke reden men dan ook voorstelt die commissie met het jaar 1858 uit minstens negen leden te doen bestaan. Met het oog op al het vorenstaande, zullen door den raad moeten worden vastgesteld een 12tal besluiten, waarvan zeven, zoo als in den aanvang is gemeld, hierbij in ontwerp worden overgelegd, en zijnde verder: 8 tot uitbreiding der verordening van plaatselijke policie, 9 tot intrekking van het subsidie, tot hiertoe verleend aan de godsdienstige israëlietische school, 10 tot bestendiging als openbare scholen, van het instituut voor middelbaar ouderwijs, dat voor vrouwelijke leerlingen en de tegenwoordige armenschool, 11 tot het aanhouden der regeling van de jaarwedden enz. der twee eerstgenoemde scholen tot den bij de wet toegestanen termijn, en 12 tot het betuigen van den dank des gemeenteraads aan de met het einde dezes jaars aftre dende plaatselijke schoolcommissie. Dc voorzitter stelt voor de beraadslagingen hierop aan te houden tot heden over acht dagen, waartoe besloten wordt. Der commissie ad hoe wordt inmiddels dank betuigd voor de volijve rige wijze, waarop zij zich gekweten heeft van den moeitevollen aan haar opgedragen last. Volgt het rapport der commissie, in welker handen gesteld is het adres van den onderwijzer P. Leupen, uitgebragt bij monde van den heer Verbrugge. De commissie is de tot den adressant betrekkelijke geschie denis nagegaan, en stipt daaromtrent aandat bij besluit van 13 October 1827, de gemeenteraad van Middelburg besloot tot het oprigten eencr stedelijke nederduiische schooldat bij be sluit van 20 junij 1828 daarbij aangesteld is als hoofdonderwij zer, cn den 17 raci 1833 als zoodanig bevestigd, de lieer P. Leupen; dat den 22 mei 1S49 is besloten tot opheffing dier stedelijke nederduitsche school en den heer Leupen hetvoor- uitzigt geopeud om, met dispensatie van vergelijkend exa men, aan liet hoofd te staan van eene in de plaats daarvan tredende bijzondere school der tweede klasse, onder toeleg ging van eene jaarlijks met f50 afloopende gratificatie, aan vankelijk groot f500. Dit raadsbesluit erlangde ten volle beslag; de betrokkene genoot die gratificatie, totdat hij bij adres van 5 december 1855 het verlangen aan den raad ken baar maakte dat deze terug kwam op zijn besluit van 22 mei 1849 cn hij mogt worden gehandhaafd als onderwijzer der openbare stedelijke nederduitsche school. Bij raadsbesluit van 22 october 1856 is, op dat adres beschikkende, aan den adressant in stede der afloopende gratificatie, een jaar- lijksch pensioen van f300 toegekend, beginnende met 1857. Bij een nader adres van 6 october 1857 het thans behan delde is de heer Leupen bij vernieuwing op zijn verzoek te ruggekomen, met aanvrage van dadelijk ontslag als hoofdon derwijzer der bijzondere school, voortdurende erkenning als zoodanig van de stedelijke nederduitsche, en rcgtstreckschc schadevergoeding voor geledene winstderving. De commissie wijst er op, dat de geheele redenering van den adressant berust op beweerde schending van art. 27 van het reglement, gevoegd bij de wet op het onderwijs van 1806, waar van de bepaling wordt teruggevonden in art. 69 der nieuwe wet. Intusschen staat het, r.aar het oordeel der commissie, vast, dat de opheffing der stedelijke nederduitsche school geschiedde ten gevolge van het afnemend aantal leerlingen, en dat cr alzoo noch van schorsing noch van afzetting des onderwijzers sprake kan geweest zijn, maar eenvoudig dat de raad, gebruik makende van zijne bevoegdheid, besloot tot dc opheffing, bij niet meer bestaande behoefte. Naar het oordcel der commissie alzoo het beginsel van des adressants beweren onhoudbaar cn onjuist zijnde, concludeert zij tot afwijzende beschikking op het adres. De beslissing hierop wordt aangehouden, cn de openbare zitting gesloten.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1857 | | pagina 2