öuitmUtnitöjcljÉ ttjömgen. staf van tiet wapen, tot kol. de luit.-kol. J. P. C. van Overstra- teö, van dien staf, kommand, der Koninklijke militaire akade- «nie, tot majoor, de kapit. der 1ste kl.. C. L. von Pfaffenrath von Sonnenfels, van liet 1ste regem. vesting-artilleriebi] het regem. veld-artill., tot kapit. van de 3de kl.. de lste luit. W. de Yilleneuve, van het korps; bij het lste regem. vestingartill., tot majoor, de kapit. der lste kl. L. J. Tindal, van het regem. veld-artill., tot kol., de luit. kol G. J. Slielijes, kommand, van het korps, tot !uit.-kol., de majoor P. li. van der Meulen, van den staf vau het wapen.; bij het 3de reg. vesting artillerie, tot kolonel, de luit. kolonel W. H. Doorman, 'kommandant van het corps; bij hel.corps pontonniers, tot kapitein van de derde klasse de lste luit. \V. M. Camp, van het corpsen 9 0p non-activiteit gesteld de majoor M.G. van Raden, van het reg. veid artillerie, in afwachting dat omtrent hem nader zal worden beschikt, Marine en leger. De Utrechtsche courant ontleent het volgende aan een par ticulier schrijven uit Batavia n Er is dezer dagen sprake geweest van het vertrek van Java van een transportschip, meteen aantal officieren en 300 oor logsmatrozen, die repatriëren. Ik kan u mededeelen, dat het vertrek van dat vaartuig was bepaald op den 26 september. Er zonden mede naar huis varen de luitenants ter zee lste klH. Kernper, H. A. Modderman, A. Schotborgh en jhr. A. R. A. M. Clifford Kocq van Breugel.de luitenants ter zee 2de kl.W. Maas Geesteranus, G- Bijl deVroe, 11. Star Busmann, E. L. baron van Heeckereu van Waliëu. C. E.T. van Woelderen, G. J. Coster, E. Luteyn en C. A. Bosch, de officieren van gezondheid 3de kl. C. G. van Mansvelt en J. A. Yisscher, de officieren van adminis tratie lste klasse G.L. Brouner en 3de klasse A. C. Jager en G. H. C. van Nuys en de scheepsklerk W.Hanegraaff." Afloop verlroopijigeii eis aaisisestediugeiri. Middelburg 25 november. 1. Huis en erve. op de groote Markt, C no. 8, verkocht voor f2001. 2. Eeu dito in de 's Gravenstraat, I no. 254. verkocht voor f810. 3. Een dito in de zelfde straat, I no. 249. verkocht oor f900. 4. Eeu dito mede aldaar, I no. 250, verkocht voor f4S0,95. 5. Een dito in de Iiecrenstraat, H no. 128, verkocht voor f 500. 6. Een diio met gang m de Zusterstraat, I no. 2 J-4, verkocht voor f272. 7. Een dito op de Hoogstraat, Ino. 137, verkocht voor f 235. S. Een dito op de Nieuwehaven, I no. 113, verkocht voor f775. Middelburg 26 november. Een speelhof met gevolgen, aan den vlissingscheo straatweg, geheel groot 37 roeden 52 el. Verkocht, voor f 1400. Biggekerke 25 november. 1. Een huis, schuurtje en tuin, verkocht voor f 1529. 2. 46 roedeti 10 ellen bouwland, en 3. 47 roeden 10ellen dito, teza men verkocht voor f 1396. 4. 59 roeden 40 ellen bouwland, en 5. 55 roeden 20 ellen dito, tezamen verkocht voor f 1701. 6. 56 roeden 80 ellen bouwland, verkocht, voor f 895. 7. 62 roe den 40 ellen weiland, verkocht voor f896. 8. 73 roeden weiland, verkocht voor f 1040,25. 9. 90 roeden weiland, verkocht voor f 1000. 10. 1 bunder 28 roeden 40 ellen weiland, verkocht voor f 1442,25. 11.85 roed. 20 ell. weiland, verkocht voor f 1023 87. 12. 95 roeden 10 ellen weiland, verkocht, voor f 1180. 13. 61 roeden 50 ellen weiland, verkocht voor f751. Staten-generaa]. (Overzigt der zittingen van 24 en 25 november.) Dingsdag heeft de tweede kamer de beraadslagingen voort gezet over het vijfde hoofdstuk der staatsbegrooting (binneri- landsche zaken.) Bij de 7deafdeeling (onderwijs) heeft, de minister verklaard dat zoodra de vereischte fondsen zijn verleend, in de vacaturen van een gewoon en buitengewoon hoogleeraar voor de regtsge- leerde faculteit aan de hoogeschool te Groningen, zal voorzien worden; ook de telegrafie zal uitbreiding erlangen. De heer Anemaet wees op de behoefte, die ook voor Zierikzee bestaat aan een kantoor van den rijks telegraaf. Het hoofdstuk is ten slotte met algemecne stemmen aange nomen. Ka de loting voor de zamenstelling der afdeelingen, is geble ken dat zijn benoemd t.ot voorzitters de heeren Bosscha, Thor- becke, EugenhoHz, Baud en Duilert; tot ondervoorzitters de heeren van Zuylen, van Bosse, Westerhoff, rie Kernpenaer en Jcsperstot leden der commissie voor de verzoekschriften de heeren Hoekwater, vanEoreest, YVijbenga, de Lom en Schim- mfelpeuninck. Daarna zijn de beraadslagingen begonnen over het, 6de hoofd stuk, betreffende de kosten van de hervormde eeredienst. Verscheidene léden hebben daarover het woord gevoerd. De heer van Eek heeft de afschaffing vau de beide ministerien ver langd, ten einde le voldoen aan den geest der grondwet, die bepaaldelijk de afscheiding van de kerk van den staat voor schrijft, welke afscheiding, naar zijn inzien, door de bedoelde afschaffing haar beslag zou erlangen. De heer van Hoëvell bragt de ongelijke verhouding der pre dikantspensioenen ter sprake. De heer Hoffman wees op het verhoogde cijfer der begrootirig voor roomsch katholieke eere dienst, terwijl hij dat van de hervormde ontoereikend acht. De heer van Bosse heeft bij den onzekeren aard onzer inkomsten voor opvoering gewaarschuwd en omzigtigheid aanbevolen bij het verleenen van bijdragen. De heer Elout heeft gemeend, dat de invloed van het depar tement der eeredienst nadeelig is geweest voor de kerk, welker toestand, naar zijn inzien, ongunstig is, zoo ten aanzien van de opleiding der leeraars als ten opzigte der onderlinge verdeeld heid, en waaruit voortvloeit, dat. het. beheerder kerk niet voldoet aan hare behoeft en. Deze spreker heeft gewenscht te vernemen 1. welke de verhouding is van de regering tegenover de goedge keurde reglementen en derzelver handhaving; 2. waarom de regering vasthoudt aan de collatie»; 3. wanneer ook aan de afgescheidenen eenige onderstand zal worden verleend Bij zijn antwoord heeft zijne exc. de minister van de protes- tantsche eeredienst de noodzakelijkheid van het behoud der beide ministerien in het breede betoogd, en begrepen dat ook daarmede, bij juist afgebakende grenzen, beiden, de kerk en de staat, zich vrijelijk kannen bewegen. Ten opzigte van de drie vragen, door den heer Elout gedaan, zegt de minister: 1, dat de regering zich stipt aan art. 1 der wet op de kerkgenootschappen houdt; 2, dat hij zich ten aan zien van het regt van collatie, waaraan de regeriug vasthoudt, refereert aan hetgeen dienaangaande vroeger is medegedeeld, en 3, dat., waar het met de grondwet en met de regten van de daarbij erkende kerkgenootschappen en de belangen der afge scheidenen is overeen te brengen, hun geldelijk belang niet zal worden over het hoofd gezien. Tot hiertoe heeft het hem aan de gelegenheid ontbroken om iets te doen aan degewigtige zaak der kerkelijke pensioenen, waarover de heer van Hoëvell heeft gesproken; hij zal trachten op eene meer wettige wijze alge- meene regelen daaromtrent voor het vervolg tot stand te brengen. In de zitting van woensdag is ingekomen een voorstel van de heeren van Nispen van Sevenaer, van Akerlaken, Duilert, Heemskerk, van Hoëvell, Meeussen. Poortman, Sloet tot Old huis en van Zuylen van Nyevelt tot afschaffing van den accijns op het geslagt,, dat. naar de afdeelingen is verzonden tot onder zoek van de prise en consideration daarvan. Daarna is de beraadslaging voortgezet over hoofdstuk VI. De heer van Eek beantwoordt de dingsdag door den minister gehouden rede en komt tot de slotsom, dat, indien de stellingen van den minister opgaan, er andere banden tusschen de kerk en den staat zouden bestaan dan die, welke uit de grondwet voortvloeienhij vindt, daarin eene reden te meer, om zich tegen de beide hoofdstukken te verklaren. De heer Thorbecke zegt dat hij gisteren in de kamer is gekomen met de gedachte het in behandeling zijnde hoofdstuk aan te nemen zonder daarover het woord te voeren, uit hoofde van hetgeen de minis ter zelf genoemd heeft eene dilatoire exceptie. Hij zon nog vvenschen voor het hoofdst uk te kunnen stemmen, maar wenscht vooraf na het door den minister gesprokene eenige inlichtingen te ontvangen, dewijl het hem voorkomt dat de minister omtrent de betrekking tusschen kerk en staat met den toestand van 1814 en 1815 is te rade gegaan. De heer Sloet tot Oldhuis weusclit een stellig antwoord te vernemen op de vraag, of aan de leeraars der afgescheidenen eene bezoldiging uit 's rijks kas kan en behoort te wordeu toegekend. Onderscheidene leden hebben daarna nog het woord gevoerd, alsmede de minister voor hervormde eeredienst, waarbij deze verklaart aan den wensch van den heer Sloet, om in eene breede ontwikkeling te treden van het nederlandsch kerkelijk staats- regt, niet te voldoen. Hij wil alleen betuigen dat men, zijns inziens, in verband inet den algemeenen financiële» toestand, ook met betrekking tot de leeraars der afgescheidenen, art. 168 alinea 2 der grondwet kan toepassen. Na goedkeuring van de verschillende artikelen wordt het ge- heele hoofdstuk VI in omvraag gebragt en aangenomen met 51 tegen 11 stemmen. Tegen de heeren Westerhoff, Sloet tot. Oldhuis, van Eek, Duilert, Poortman, Reinders, Zijlker, vau der Veen, Hengst, Hoffman en L. D. Storm. De beraadslagingen worden geopend over hoofdstuk VII (Roomsch-katholieke eeredienst.) Nadat de minister eenige sprekers over liet vorige hoofdstuk had beantwoord, en de heer Storm inlichtingen heeft, gevraagd over het beletten der processie van Ossendrecht, zijn de alge- meene beraadslagingen gesloten. De artikelen geven tot geen discussie aanleiding. Ten slotte wordt hoofdstuk VII (Roomsch-katholieke eere dienst) in zijn geheel aangenomen met 55 tegen 8 stemmen. Tegen de heeren van Eek, Duilert, Reinders, Zijlker, van der Veen, Hengst, L. D. Storm en Westerhoff. Toen zijn de algemeene beraadslagingcu gehouden over hoofd stuk VIII (marine), waaraan de heeren Hugeuholtz, van Bosse, van Erauck benevens de ministers van marine en van financiën hebben deel genomen. De behandeling van de artikelen werd op donderdag bepaald. Douderdag is dat hoofdstuk aangenomen met algemeene (65) stemmen. Hoofdst uk IX A (Nationale schuld) is na discussie aange nomen met algemeene stemmen. Door den minister van financien is toegezegd de aanbieding van een ontwerp tot uitgifte van certificaten werkelijke schuld van staatswege. Hoofdstuk IX B (Financien) aangenomen met 51 tegen 14 stemmen. Tegen stemden de heeren Duilert, Zijlker, van Zuy len, Strens, van Eek, Poortman, Sloet tot Oldhuis, de Lom de Berg, Hoynck van Papendrecht, van Bosse, van Hoëvell, Hu geuholtz, Westerhoff en van Wiutershoven. In de memorie van antwoord op de bedenkingen, betreffende de voordragt nopens eene wijziging van de gemeentewet, geven de ministers van binnenlandsche zaken en van financien te ken nen, het wenschelijk te achten, dat eerst in overweging zoude worden genomen de wet op het personeel; daarna de voordragt, ten aanzien van het regt van successievoorts de onderwerpe- lijke wet, betreffende de wijziging der gemeentewet, en ten slotte de voordragten, ter wijziging der wetten van augustus 1822, betreffende het binuenlandsch en buitenlandsch gedistil leerd. In de memorie wordt de vraag, of de staat wel geacht kan worden, zedelijk verpligt te zijn om gemeenten in hare behoeften te hulp te komen, beantwoord met de aanmerking, dat, als het den staat wel zal gaan, het ook de gemeenten wel behoort te gaandat de staat alzoo belang behoort le stellen in den bloei der gemeenten; dat dan ook de wetgever het noodig heeft ge acht, regelen te stellen voor de geldmiddelen der gemeenten, en dat de bedoelde zedelijke verpligting alzoo kwalijk in twijfel kan worden getrokken. De regering vermeent dat. door het voorstel van den afstand van een deel van de opbrengst eeucr belasting aan de gemeen ten, tevens wordt voorzien, in den ongelijkmatig en druk van het personeel op de steden, in verhouding tot het platte land dat de wet op dit middel te gelijker tijd wordt verbeterd, en dat de voorstelling, als of men daarmede eene groote gemeente, en bepaaldelijk de stad Amsterdam, heeft willen te hulp komen, als veel te eenzijdig moet worden beschouwd. De vierde algemeene bedenking dat, al werd de zedelijke verpligting erkend, de voorgestelde middelen niet zouden kun nen worden goedgekeurd, als te veel het kenmerk dragende van gelegenheids wetten, is alsmede door de regering bestreden. Van die zijde wordt aangemerkt, men ook daarbij van een te eenzijdig standpunt uitgaat: dat de behoefte aan eene verbete ring van de wetten op het personeel en de successie te lang is gevoeld, dan dat eene voordragt, daartoe strekkende, niet als eene altijd wenschelijke zaak zou behooren te worden be schouwd. Dat de welvaart ten platte lande is toegenomen, acht de regering voor geene tegenspraak vatbaar, maar in de memo rie wordt tevens opgemerkt, dat, met do veriigting, welke bij de voordragt wordt verleend, wel de grootste gemeenten zullen worden gebaat, maar de plattelands bewoners toch niet noe menswaardig zullen worden bezwaard. Tot betoog van den ongelijken druk van het personeel wordt opgemerkt, dat gemiddeld per hoofd daarin wordt betaald f 2,17£maar in de meest belaste provinciën, als Noordholland f 3,14; en in Zuidholland f3,02, en in Limburg fl,02£; dat met de voordragt der regering in Noordholland zou worden betaald f2,59; in Zuidholland f 2,44. en in Limburg f'0,81a; dat de regering echter denkt, af te zien van het voornemen om het deu ren- en venster-geld op één gulden te bepalen, maar dit bedrag voor te stellen als vau perceeleD beneden de huurwaarde van f 100 op 70 centsvan f 100 tot f 300 op 85 cents, en van f 300 en daar boven op fl; maar daarentegen de belasting van het mobilair in perceelen van 1100 en daarboven op I-J per cent in stede van één per cent. Engeland. Londen 25 november. The Morningpost berigt dat de rege ring in de beide huizen van het parlement haar verlangen zal kenbaar maken, dat door elk huis eene commissie benoemd worde, belast met net onderzoek der beweegredenen die tot de schorsing van het baukcharter hebben geleirl. Volgens The daily-news zou lord Ealmerston voornemens zijn eene reform-bill ia te dienen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1857 | | pagina 2