Avondzitting 10 november.
Tegenwoordig de zelfde leden als in de ochtendzitting, als
mede cle heeren Moolenburgh en de Jonge.
De zitting heropend zijnde, herinnert de voorziter dat aan de
orde is de beraadslaging over het algemeen verslag der afdeelin-
gen bet rekkelijk het ontwerp-reglement van administ ratie der
polders. Hij is van meening dat over dat ontwerp zelf niet wel
kan beraadslaagd worden, daar het onderzoek in deafcleelingen
zich heeft bepaald tot cle hierin ontwikkelde beginselen. De
beraadslaging moet dus alleen over die beginselen loopen, en
zijns bedunkens behoort allereerst te worden uitgemaakt of cle
vergadering zal goedvinden dat daarover eene stem worde uit -
ge b ragt.
De heer Uyt.tenhooven levert een voorstel in, strekkende dat
de vergadering verklare//dat zij zich vereenigt met. cle slotsom
van lu'.i heden uitgebragt algemeen rapport der afdeelingen,
waaruit blijkt dat. de meerderheid der leden zich niet met die
beginselen vereenigt.en voorts dat ontwerp met al de daartoe
behoorende bescheiden weder stelle iu handen der commissie
a.l hoe, niet verzoek om, gebruik makende van de door de leden
uitgedrukte zienswijze en van de bedenkingen opgenomen in
dc verschillende rapporten der afdeelingen, een vernieuwd ont
wei]) opmake en zoo mogelijk in de najaarsvergadering van
1S5S ter tafel brenge."
Dc lieer Fransen van de Putte betoogt dat naar het oordeel
der commissie wel van geene stemming sprake zal kunnen zijn,
alvorens zij in eene openbare zitting harevoordragt heeft kun
nen adstrueren. Daarop stelt zij den hoogsten prijs, omdat haar
werk ook iu het openbaar is aangevallen. Men heeft den oor
sprong van deze commissie en van haren arbeid genoemd dien
van eene club of van partijgangers. Dat wenscht cle commissie
openlijk te wederleggen, hoewel het, persoonlijk karakter 'narer
leden clit reeds wederspreekt. Spreker is, m weerwil eener onge
steldheid, daarom tegenwoordig gebleven en hij verheugt zich
deze gelegenheid te hebben om te verklaren dat cle commissie
vrij en onafhankelijk werkte.
Allereerst moet hij dus verzoeken dat de commissie in de
gelegenheid worde gesteld haren arbeid toe te lichten. Zij deed
dat. in de memorie van toelichting hij haar ontwerp niet. zoo uit
voerig, omdat zij al aanstonds het. oog had op de publieke dis-
cessie. Zij vermeet zich niet, de meerderheid der leden tot eene
andere zienswijze te zullen kunnen brengen, maarzij wil helder
doen uitkomen dat zij van eerlijke en zuivere beginselen is uit
gegaan. Ten zij de voorzitter eenige punten wilde aangeven,
m-einl zij daarom de vrijheid die aan te geven, opdat daarnaar
do openbare beraadslaging geschiede.
De voorzit ter doet den spreker opmerken,dat wanneer over de
iremeene beginselen van het out werp wordt beraadslaagd, de
commissie haren arbeid kan verduidelijken, en verdedigener
kan echter in deze vergaderinggê.e$ sprake zijn van wederleg
ging van aau'.ijgingen, buiten dezelve veel ligt gedaan. Uijzal
ecT.ier vooraf het voorstel van den lieer Uyttenhooven hl be
handeling beiiooren te brengen.
De heer Fransen van dc Putte betoogt nader clat het zijn
doel niet was hier te antwoorden op aantijgingen van buiten,
maar zijns bedunkens mag men der commissie cle openlijke ver-
ciediciug van ha re beginselen en gevoelens niet ontzeggen. Hij
gelooft dat cle commissie zulks ook aan hare mandatarissen ver-
pligt is.
De voorzitter wijst er op, clat. er dus twee verschillende voor
stellen zijn: dat. van den heer Uyitenhooven, strekkende om
in geene beraadslaging te treden, en clat. van cle commissie, om
daartoe wel over te gaan.
De lieer Blaaubeen wenscht ten opzigle der orde van behan
deling een derden weg aan te wijzen. Hij acht, het in het belang
der zaak wenschelijk, dat. liet algemeen verslag der afdeelingen
worde gedrukt en rondgedeeld, met verdere uitnoodiging aan
de commissie om, bij voorbeeld binnen 2 of 3 maanden, daarop
bij wege van memorie schriftelijk hare nadere consideratien in te
dienen met advies, en zulks te stellen in handen van gedeputeer
de staten, opdat dit collegie in de aanstaande zomervergadering
ecuice vraagstukken kunne stellen waarover de vergadering,
als beginsel, kunne stemmen, liij acht dit het beste middel tot
bereiking van liet. beoogde doel, dat wel van alle leden zal zijn
om een provinciaal polderreglement in het leven te roepen.
Immers nu kent men cle denkwijze der staten. Hoogstwaar
schijnlijk zullen de beginselen van het ontwerp worden afge
keurd maar daarmede is men geen schrede genaderd. Dubbel
belangrijk zou hij het achten wanneer men dan van gedeputeerde
staten eenige bepaalde vraagstukken ontving van dat collegie
toch, hoorde men over dit hoogst belangrijk onderwerp regt-
streeks nog niets: hij zegt dat niet als verwijt, maar omdat hij
hoogen prijs stelt op clat gevoelen van het dagelijksch bestuur.
Dc heer Uyitenhooven betoogt.dnt.zijn voorstelinden grond
de zcifcie st rekking heeft, als clat. van den vorigen spreker. Al
leen komt het. hem voor dat het laatstgenoemde de zaak meer
op dc lance baan zal schuiven. Immers volgens dat, zal ook in
de zomervergadering van lSöS nog geene bepaalde beslissing
va!ion. Het centraal rapport brengt cle commissie op de hoogte
v mi de zienswijze der meerdei heid. Dc commissie die zich zoo
vele moeiten èn arbeid met. loffelijke» ijver getroostte, kan nu
haren arbeid nagaan en dien Overeenkomstig wijzigen, dan zal
men zekerder het doel bereiken. Hij stelde voor, in cle najaars
vergadering verslag' uit, te brengen, omdat in de zomervergade
ring zoo vele bezigheden zijn.
De heer Cau moet, zich verklaren tegen cle voorstellen van de
hoeren Uyttenhonven en Blaaubeen. Met het oog op net, lot dat
aan den arbeid der commissie ten deel viel, kan het haar niet
aangenaam zijn die taak voort te zetten. Zij vleit zich datande-
reugelukkiger mogen slagen eu acht het wenschelijk dat het.
werk t hans niet blijve liggen. Die opvolgers zullen nu op vas
ter grondslagen kunnen bouwen, lntussclten stelt dc commis
sie prijs op beraadslaging, waarom zij eenige punten heeft vast
gesteld tot positieve beslissing, welke zij cle vrijheid neemt der.
voorzitter te behandigen.
De voorzitter laat daarvan door den heer griffier voorlezing
doen. De inhoud is ais volgt'. Dat, naar aanleiding van het al
gemeen verslag der afdeelingen omtrent, liet ontwerp polder-
reglement de volgende punten aan de beslissing der provinciale
staten worden onderworpen
1. Veree ;igt men zich met het voorstel der commissie ad
hoe om in een reglement van administratie der polders in Zee
land geene indeeliug van deze iu arrondissementen op te nemen?
2. Zijn de stajen van oordeel dat door hen een regiement
moet worden vastgesteld, waarin de bevoegdheid en vei ant-
woordelijkheid der ingelanden, ook van calarniteuse polders, en
de werkkring en verantwoordelijkheid der besturen van die
polders wordt omschreven?
3. Zoo ja, vereenigen de staten zich met de regelen, door de
commissie iu haar ontwerp opgenomen en ontwikkeld
en 4. Vereenigt men zich met het stelsel der commissie be
trekkelijk het geldelijk beheer der calarniteuse polders
De voorzitter doet opmerken daler behalve zijn voorstel drie
denkbeelden zijn, welke hij naar de orde der inlevering zal in
omvraag brengen, en alzoo eerst dat van den heer Uyitenhoo
ven. ten anderen dat der commissie, eu eindelijk dat van den
heer Blaaubeen.
De beraadslagingen over het voorstel van clen heer Uytten-
hooven geopend zijnde, zegt de heer Fokker dat hij dit zou bea-
men.als liet z. i. t ot, ceuig resultaat kon leiden. De verklaring clat
men zich niet met het ontwerp vereenigt (zonder dat dit worde
bediscussieerd) leidt lot, niets. De staten beiiooren uit te maken
wat men als beginsel verlangt. Hij is dus van oordeel dat, be
houdens liet denkbeeld des voorzitters, het voorstel der com
missie tot de beste gevolgen zal leiden. Daarmede toch zal het
verlangen der vergadering zijn aan den dag gelegd. Eene een
voudige verklaring dat men zich niet met cle beginselen van het
ontwerp vereenigt, acht hij ongracieus en laat. daarenboven de
commissie geheel in het duister. In alle sectien zijn hoofdzake
lijk drie punten besproken. I. De verdeeling in polderarron
dissement,en 2. de wijze van beheer der calarniteuse polders en
3. het. geldelijk beheer dier polders. Yalt daaromtrent eene be
slissing, dan heeft trien, vooral naden zeer verdienstelijken ar
beid der commissie kans op welslagen. Liefst had hij intusschen
gezien dat de commissie zich iu haar voorstel ook bepaald had
bij die drie kardinale punten. Het voorstel van den heer Blaau
been acht hij onnoodig, omclat, hij de vergadering genoegzaam
ingelicht acht om over die hoofdbeginselen te beslissen.
De heer Uyttenhooven zegt dat het zijn doel geenszins was
cle commissie minder gracieus te behandelen. Integendeel
brengt ook hij haar hulde voor de naauwlceurige en volijverige
wijze waarop zij zich naar hare zienswijze van haren last kweet.
Echter gelooft hij clat, als men waarde mag hechten aan het
algemeen rapport, genoegzaam uitgemaakt is welke denkbeel
den cle vergadering is toegedaan. Intusschen betuigt hij vol
gaarne uit achting voor cle leden cler commissie haar voorstel
de prioriteit toe te kennen.
De voorzitter zegt dat nlzoo het voorstel der commissie den
voorrang heeft. Intusschen moet hij opmerken dat hem uit het
algemeen verslag niet is gebleken dat er omtrent de verlangde
hoofdbeginselen in een polderreglement bepaalde en voldoende
overeenstemming bestaat. Dit mag men wel in overweging
nemen.
De lieer Fransen van de Putte licht het voorstel der commis
sie breedvoerig toe. Dat voorstel bevat cle zelfde hoofdbegin
selen als dc heer Fokkeropnoemde, met bijvoeging van de vraag
of men, afgescheiden van den vorm, het beheer der calarniteuse
polders van oordeel is te moeten regiemenieren. Hij deelt
geheel de zienswijze van de leden Blaaubeen en Fokker, clat de
commissie nu alleen weet wat de staten niet verlangen, geens
zins wat men wel verlangt als beginsel. Bij beslissing omtrent
het voorstel der commissie zullen echter eenige gronden uitge
maakt zijn, waarop men veilig kan voort bouwen. De commissie
heeft overigens alle gevoeligheid voorbedachtclijk ter zijde ge
steld, maar het heeft spreker als lid dezer vergadering diep ge
griefd dat zoo menig lid ook in de afdeelingen nog niet voor zijn
gevoelen rondborstig is uitgekomen. De gevoelens van gede
puteerde stalen te kennen, zoo ais de lieer Blaaubeen aangaf,
acht hij hoogst belangrijk en herinnert dat hij van den aanvang
af heeft gewenscht dat cler commissie een lid van dit collegie
ware toegevoegd.
Nadat het voorstel cler commissie op vcrlaugen van den lieer
van Cilters nogmaals is voorgelezen en de voorzitter op eene
bedenking van den heer Hammachcr heeft verklaard alsnu voor
af in omvraag te zullen brengen of dc vergadering wenscht over
het voorstel cler commissie te beraadslagen, wordt tot clit laat
ste besloten mot 26 legen 9 stemmen. (Tegen stemden dc hoe
ren Vis, Lantsheer, Kakebeekc, Schout Velthuys, Blaaubeen,
Dronkers, Uyitenhooven, Becius en de Jonge van Ellemeet).
Het voorstel van den lieer Blaaubeen blijft alzoo voorshands
buiten beraadslaging.
De heer Hombach heeft zich inmiddels verwijderd.
De beraadslagingen worden geopend over het eerste onder
deel van het voorstel der commissieof men al of niet, eene in
deeling iu polderarrondissemeriten verlangt.
De heer Fransen van de Putte verklaart dat dit onderwerp
door de commissie met bijzondere zorg is overdacht, llij ver
dedigt hare zienswijze in liet. breede, ook door verwijzing naar
de bij hel ontwerp gevoegde bijlage D. (Memorie, betreffende cle
bijdragen voor en de geschoten van de calarniteuse polders in
Zeeland) cu naar de in het licht gegeveno beschouwingen van
mr. K. Wagtho.
De commissie beschouwde o. a. de subsidien als belasting,en
deze moeten bij de wet. geregeld en over een geheel gewest., niet
over een onderdeel geheven worden. Intusschen zal de
commissie zich bij cle beslissing cier vergadering nederleggen
zij heeft haar ontwerp bruikbaar willen maken voor elk later
aan te nemen subsidiestelsel. (Zie art. 72 van het ontwerp.)
De heer van Cilters brengt den voorzitter der commissie hulcle
voor de wijdloopige herinnering aan de beginselen in haar ont
werp weg gelegd, en toegelicht in de daarbij gevoegde gedrukte
bescheiden. Hij beschouwt de gestelde vraag echter volstrekt
afhankelijk van het aan te nemen subsidiestelsel, en bij onze
kerheid daaromtrent, kan hij zijne stem niet uitbrengen. Ver
vallen de polderarrondissementen, waar blijft dan de maatstaf
voor heffing van onderstand; strekt, men de laatste over het ge-
heele gewest uit, dan begaat men immers onbillijkheid en
schending van verkregen regten ten aanzien van die tegenwoor
dige arrondissementen, waarin geene calarniteuse polders aan
wezig zijn. Spreker herhaalt zijn reeds in de afdeelingen uitge
drukt gevoelen, dat de geheele kwestie wordt beheerscht dooi
de wijze waarop degelden zullen worden opgebragt, niet, zoo
als het voorstel zegt, het geldelijk beheer, maar de opbrengst
der middelen.
De heer Fransen vandePuite tracht aan de bedenking van
den vorigen spreker te gemoct te komen door cle bedoeling der
commissie nader uit een te zetten. Welk stelsel men ook aan-
neme, acht hij geene polderarrondissementen noodig. Overi
gens zou de onderstand des noodig arrondissementsgewijze
kunnen opgebragt worden, vooral omdat alle calarniteuse pol
ders toch rijks subsidie genieten.
Zijn de staten van oordeel dat men het nog vigerend subsidie
stelsel kan en rnag bestendigen, hoewel verbeterd en gewijzigd,
hij herhaalt het., dat de commissie er zich bij zal nederleggen.
Door den heer van Cil ters verklaard zijnde dat hij hiermede
zijne bezwaren niet vindt opgelost, zet de heer Cau het denk
beeld der commissie nader uit een. Zij heeft het niet wensche
lijk geacht de provincie in polderarrondissementen Ie verdoelen,
juist omdat zij los wiide blyven van de legelen waarnaar de
middelen zullen moeten gevonden worden. Ten anderen be
schouwt hij de subsidie» der achterliggende polders als eene
belasting, hoedanige alleen de wet. kan bestendigen. Dit alles
betreft intusschen een afzonderlijk financieel punt, dat cle com
missie oordeelde niet. in het reglement van administratie der
polders te moeten worden opgenomen.
De heer van Cilters zegt, na verlof bekomen Ie hebben om
ten derden male het woord te voeren, volstrekt niet overtuigd
te zijn. Het blijft hem onbegrijpelijk hoe cle opbrengst moet
geregeld worden, waar geene arrondissementen zijn. die echter
geen invloed uitoefenen op hel eigenlijk beheer, alleen opde
opbrengst der gelden. Waar zal dan de grens zijn Hij acht
zoodanige nadrukkelijke bepaling zeer zeker te huis te beiiooren
in een polderreglement eu meent dal het financieel stelsel de
zaak geheel beheerscht.
De heer Ilammacher beschouwt het stelsel van subsidien
als niets gemeen hebbende met de arrondissementen. Men heeft
thans eerste, tweede en derde linien voor cle regeling van cie
opbrengst. De arrondissementen acht hij alleen op liet papier
te bestaan. Wil men ze werkelijk in 't leven roepen, clan moet
elk arrondissement, zijns bedunkens, als onder dc fransche re
glementen, onderling in zijne behoeften voorzien. Ook hij ver
wijst naar art. 72 van het ontwerp.
De heer Fransen van de Putte komt nader op zijne rede terug
en zegt dat in elk geval de calarniteuse polder liet punt van
uilgang is. en de ocimiddclijk daaraan grenzende en omliggende
polders tot subsidie vcrpligt zijn. Overigens vereenigt hij zich
met. liet door clen lieer Cau gesprokene.
De beraadslaging wordt hierop gesloten eu in omvraag ge-
bragt het eerste punt: of men geene indeeliug in polclerarron-
dissementen verlangt
Die vraag wordt ontkennend beantwoord met. 30 tegen 4
stemmen (van de heeren Mazure, van den Bosch, Fransen van
de Putte en Cau)
De voorzitter geeft, in overweging alsnu het tweede en derde
punt van het voorstel cler commissie gelijkt ij dig te behandelen.
De lieer Can verklaart zich daartegen. Men kan. en dc be
raadslaging in de afdeeiingen bewees clit, liet vaststellen van
reglementaire bepalingen noodig oordoelen en toch hel oordeel
der commissie niet zijn toegedaan iu deze. Hij zou veeleer, na
mens cle commissie, voorstellen dal het' -derde punt vóór het
tweede werd in omvraag gebragt.
De heer van den Bosch deelt die zienswijze, welke echter
cloor den heer Uyttenhooven bestreden worclt, die het. met clen
voorzitter eens is en betoogt clat men zich moet bepalen bij de
in het ontwerp beslotene beginselen en niet in algemeene be
schouwingen moet treden.
Nadat, de lieer Cau heeft verklaard te volharden bij zijne uil-
gedrukte zienswijze, verklaart do heer Vis zich ook hier tegen
hij wijst, er op dat men thans over de beginselen van het ont
werp behoort te beraadslagen en niet op clit. oogenblik nieuwe
grondslagen kan bepalen voor den eventuelen naderen arbeicl
eener nieuwe commissie.
Nadat de lieer Ilammacher zich ook nog inct hel oog op an
tecedenten ten gunste van liet denkbeeld van den heer Can had
verklaard, brengt cle voorzitter, hij de verschillende gevoelens
in omvraag of deze 2de en 3de punten te zamen zullen worden
iu behandeling genomen.
Die vraag wordt ontkennend beantwoord met 24tegen II 4
stemmen (voor stemden cle heeren dc Jonge van Ellemeet, Uyi
tenhooven, Vis, van der J3ilt, van Citlers, van Deinse.de Ömidt,
Lantsheer, Dronkers, Becius en van der Mandere).
Alzoo komt in de eerste plaats liet clercle punt in behan
deling.
Daarbij spreekt de heer Cau eene breed gemotiveerde eu sier
lijke rede uit, waarin hij zich ten doel stelde, niet om plotseling
dc meerderheid van zienswijze te doen veranderen, maar oin
haar tot een billijk en onpartijdig oordeel in staat te stellen, na
dat men der commissie zonder aanleiding minder edele drijfve
ren en bedoelingen heeft toegedicht. Hij is die rondborstige
wederlegging aan zich zelf, aan de couimBsie, aan liet belang
der zaak verpligt. Het onderwerp is te belangrijk om een partij-
zaak te worden; cle commissie kent zich vrij en onafhankelijk,
en dc personen die de commissie vormen, en buuue antecedcn-