zoo niet geheel gestremd toch hoogst bezwaarlijk zijn kan, zoo 1 dat de behoefte aan spoorweggemeenschap meer en meer ge voeld wordt, te meer daar Antwerpen beter in verbinding is met Keulen en met den geheelen Rijnoever dan bij Nederland het geval is. Zoo men vroeger in Duitschland op waarscliijn- 1 ijke stremming der vaart rekende, en men daarom de magazijnen voorzag, thans is zulks het geval niet meer, en men voorziet tegenwoordig niet meer in de behoeften dan naarmate zij ont staan, omdat men steunt op de meer vermelde middelen van gemeenschap. Hieruit is eene langzame verplaatsing van den transitohandel naar Ant werpen, Bremen. Hamburg en defran sche zeehavens ontslaan, waarvoor men niet genoeg naar de middelen zal kunnen omzien om dien handel naar Nederland terug te voeren. Wanneer men dit ernstig overweegt, dan zal men erkennen van hoe veel belang het voor Nederland en voor den hollandschcn handel is, zoo men een gedeelte dier handels beweging tot zich kan trekken. Het is toch een opmerkelijk verschijnsel onzer eeuw, waarin de nijverheid en de handelsbe weging tot zulk eene hoogte gehragt is, dat men voor de groote handelsplaatsen dc noodzakelijkheid heeft ingezien om hunne ligging te verbeteren, door vergrooting hunner maritieme inrig- tingen, of door het aanleggen van nieuwe havens in de nabij heid. Zoo hebben Calais en Antwerpen dokken op eene groote schaal aangelegd, Hamburg vergroot Cuxhaven, Bremen, Bre- mershaven, Hanover. Harburg en Gees term inde, terwijl Pruis- sen zich aan dat stelsel heeft aangesloten door aankoop van het oldenburgsche bestuur. Vlissingen is van hare zijde bestemd om voor Holland dat gene te worden, wat de zoo even genoemde havens voor de hoofdhandelsplaat sen zijn. De ondervinding heeft, dan ook vol - dingend bewezen, dat ontwikkeling en uit breiding dier tweede, havens nog meer strekt ten voordeele der groote handelsplaat,- ;-en. Werkelijk is het genoegzaam bekend, dat niettegenstaande de voorspoed van Cuxhaven en vooral die van Brernershaven, Breinen en Hamburg, in slede van hunne handelsbeweging te zien verminderen, die iu de laatste jaren aanmerkelijk hebben zien toenemen. De mededinging en de meer gemakkelijke en talrijke middelen van vervoer zijn een prikkel voor handel en nijverheid, waardoor beide out wikkeld in stede van belemmerd worden. Men verwachte niet dat Vlissingen in eens eene groote koopstad worden zal, of dat zulks met opoffering van de belan gen der hollandsche steden zou plaats hebben. Eene zoodanige bewering wordt, naar wij vertrouwen door het voorgaande ge noegzaam bestreden. Wat Vlissingen worden kan, leert ons de opkomst en bloei van Cuxhaven en Brernershaven, en weiken invloed die opkomst op de hollandsche steden hebben moé% leert ons de toenemende bloei en de belangrijke ontwikkeling van den handel te Bremen. De handelsbeweging die men te Vlissingeu verkrijgen moet, is die Welke niet iu de hollansche steden te verkrijgen is: hel is de transito-handel voor Holland, de zelfde, waaraanNederland zijne vroegere grootheid Ie danken had en die alleen Ien voordeele der hollandsche koopsteden strekken moet, omdat die te Vlissingen hunne succursalen zul len oprigten. Om dit. nog beter aan te toonen merkt men op, wat in een artikel over den vrijen duitschen Rijn in dc Nieu we rotterdamsche courant vroeger werd medegedeeld, en waar in men de vergelijking maakte tusschen de kosten van vervoer van Liverpool tot. Bazel, iu de rigting des spoorwegs tot Huil en verder per stoomboot tot Rotterdam en van daar langs den Riju tot Bazel, en in de rigting per spoorweg tot Folksstone, verder per stoomboot tot Boulogne en van daar per spoorweg over Parijs tot Bazel. Uit de vergelijking blijkt, dat de kosten van vervoer van Liverpool tot Bazel voor 1U0 kilogram be dragen langs Rotterdam niet geassureerdf 5,92£ u geassureerd6.2fii n JBöulorige niet geassureerd"5.77 "V geassureerdn 5,99 /Jqrwïjl düdijdj van fervoer bedraagt j r r langs Rolterdam 38 dagen n Boulogne 14 n Jvan ralcr cffe spoorweg van Vlissingen tot. Venlo als concurrent opfrödeirwêVle rigting over Boulogne, dan zal de hollandsche handelahüïvan in de eerste plaats het voordeel trekken. Niets toch bevordert meer de conncctieu dan juist dc transito-handel, en Nederland mag niets onbeproefd laten om aan den holland - sclien handel dat.groote voordeel t,e schenken. Ook de spoorweg van den Helder ve tegen woord igt. vele der groöte belangen die in het belang van Vlissi igen zijn aange voerd. Den weinig kostbaren weg van Zevenaar tot Rheine, waarvoor het. kapitaal is vo'geteekend, durft men evenzeer een gunsjigen uitslag verzekeren. Tenslotte wordt de weg van j^eydéu. tót Woerden en van 's llage tot Scheveningen ineen wijdlpopig betoog mede als zeer nuttig en noodig aangeprezen, cn iri'het algemeen hel voordeel aangewezen van een wel geko zen spoorwegnet, hoven geïsoleerde spoorwegen, terwijl men uit de resultaten van de bestaande wegen niet mag besluiten tot min gunstige gevolgtrekkingen, maar in tegendeel ook de thans beslaande zich eene nieuwe toekomst zien opdagen. Wat eindelijk de wijze betreft, waarop de regering naar haar inzien de aanleg en exploitatie behoort te bevorderen, de eerste is het waarborgen van een minimum van rente voor de te nego- cieren kapitalen. Dit. denkbeeld lachte den heer Thorbecke het meeste toe. De regering meent echter, dat aan het bezigen van dit middel, blijkens hetgeen de ondervinding in andere stalen heeft, geleerd, veel bezwaar is verbonden. Het tweede middel, dat de regering behandelt, is dit, dat de staat voor een gedeelte van het geheele kapitaal der onder neming als actionaris optreedt, doch onder bepaling, dat zijne actiën geene renten of dividenten opleveren. Men bepaalt dan eene jaarlijksche aflossing van een zeker aantal der overige actiën, en na een Ie berekenen aantal jaren komt de staat in liet bezit van de exploitatie, die hij dan kan verpachten, of wel voor eigen rekening voeren. Bij dit stelsel kan men ook bepalen, dat de rijksactien intrest zullen dragen, zoodra de bruto ont vangst van den spoorweg een vooraf te stellen minimun zal bedragen, of wei, dat, zij naar 20 of 30 jaren gelijke regten als de andere actiën zullen erlangen. Bij de toepassing van deze denkbeelden, moet de regering zich eene groote inmenging van den staat in dc handelingen van bijzondere ondernemingen voorbehouden. De regering verwerpt dat tweede middel in geenen deele, maar zij omhelst het even min onbepaald. Hare beschouwing in dit opzigt staat in verband met het vierde door haar aangegeven middel waarvan wij zoo aanslouds zullen spreken. Als derde middel wijst zij op hetgeen in Frankrijk is gebeurd. Daar heeft de staat de onteigeningen voor sommige spoor wegen ondernomen, en de aardenbaan met dc kunstwerken gemaakt. Aan maatschappijen wercl daarna concessie voor de exploitatie van die lijnen gegeven, onder verpligting van sporen te leggen, van de stationsinrigtingen te maken en van zich hetnoodige materieel van locomotieven, wagens en rijtui gen voor de exploitatie aan te schaffen. Bij dit stelsel geeft, het rijk welligt meer dan noodig is, om het tot stand komen van maatschappijen te bevorderen. Soms heeft men zich dan ook bepaald tot het onteigenen der in te nemen gronden, en die kosteloos of onder zekere voorwaarden ter beschikking der maatschappijen gesteld. Dit middel, zegt de regering, prijst zich daardoor aan, dat de spoorwegmaatschappijen met naauw- keurigheid kunnen berekenen, voor welken prijs de weg kan worden gemaakt, en wanneer hij kan in exploitatie komen. Van veel waarde is die zekerheid voor de ondernemers, omdat en :de prijs der onteigeningen, en de tijd, waarin zij volbragt kunnen worden, tot zooveel misstellingen en kwade kansen kunnen aanleiding geven. Eindelijk geeft de regering een vierde middel op, dat welligt eenvoudiger zich voor de bevordering der zaak hier te lande, naar hare meening, het meest aanbeveelt. Dat middel zou daarin bestaan, dat de hulp, onder de nadere goedkeuring van de wetgevende magt te verleenen, bij elke overeenkomst met eene bijzondere onderneming of maatschappij, zou worden omschre ven eu geregeld. De schrijver verklaart zich bijzonder voor het stelsel dat in Frankrijk algemeen is aangenomen; aldaar zijn de eerste, de hoofdwegen, aangelegd of uitgevoerd zoodanig als de regering als het derde middel aangeeft. Bij de wet, van 11 junij 1842 was aldaar het beginsel vastgesteld van associatie van den staat, der departementen en der gemeenten met de nijverheid, met inachtneming der volgende verdeeliug: 1. De bijdrage van de departementen en de gemeente bedroeg één derde gedeelte van de kosten van onteigening. 2. De nijdrage van den staat bedroeg het overige twee derde gedeelte van de kosten vau onteigeningen, de stations, de kunstwerken en de aardewerken. Deze gezamenlijke bijdragen bedroegen ongeveer het drie vijfde gedeelte van de kosten van aanleg. 3. De nijverheid of de onderneming was belast met de levering van ballast (zand), het leveren en hel leggen van de eigenlijke spoorbaan, en moest zich belasten met het. noodige materieel van locomotieven, wagens en rijtuigen, de vaste werktuigen, het ameublementder stations cn werkplaatsen, in een woord, met alles wat verder tot de exploitatie behoort. Het geheel bedroeg ongeveer het 2/5 gedeelte van het gezamenlijk bedrag der kosten van aanleg. Aangaande het vijfde punt, mag men de financiële tosstand des lands met het oog op dc schulddelging, rente besparing en lastenvermindering der laatste jaren, iu staat achten om hulp middelen te verstrekken. Van de aangebodene wetsontwerpen, waarvan het eerste strekt tot verhooging van hoofdstuk V der staatsbegrooting met f100,000, voor voorbereidende werkzaamheden tot den aanleg, en het derde tot vrijstelling van registratie en overschrij- vingsregten bij de onteigening der benoodigdc vaste goederen» dragen deze beide in de hoofdzaak des schrijvers goedkeuring weg, en daarmede is tevens de zesde der gestelde vragen beant woord. Het tweede ontwerp, tot oprigting van een bijzonder fonds tot bestrijding der uitgaven bij de wet te dezer zake toegestaan» wordt minder toegejuicht, en men vreest dat. zelfs voor den aanleg van spoorwegen, de heerschende afkeer van bijzondere fondsen niet zal kunnen worden overwonnen. De slotsom van het betoog behelst de overtuiging dat na al het uiteengezette, en bij de sedert 12 jaren mislukte pogingen van industriëlen, de rijks ondersteuning voor den aanle<* van spoorwegen hoogst nuttig, ja onontbeerlijk is, en gaarne zal ieder Nederlander met de woorden instemmen die het belang rijk artikel besluiten: Zonder dus den loop der omstandigheden te willen vooruit loopeu, is eene zaak zeker, dat namelijk de gedane voorstellen een eerste stap zijn, om het groote doel te bereiken, dat vooral in den laatsten tijd door een ieder ge- wenscht wordtde aanleg vaneen net van spoorwegeu hier te lande. Wij hopen in het belang van handel en scheepvaart, van landbouw en nijverheid, dat de vertegenwoordiging in het aan staande zittingjaar de aangeboden wetsontwerpen met den meesten spoed zal in overweging nemen en tot afdoening bren gen. ten einde dat zoogewigtige doel niet lang meer op de ach tergrond worde geschoven. Bij de kamer van koophandel en fabrieken alhier liggen ter inzage: berigten over handel en scheepvaart in Groot-Brittanje, geëindigd 31 julij 1S57. Men leest in het Handelsblad Dezer dagen werd gemeld dat de onderhandelingen tusschen Nederland en Belgie. tot, hernieuwing van het laatst opgezegde handels- en scheepvaartverdrag, zijn afgebroken. Naar wij van goederhand vernemen, zijn de onderhandelingen hoofdzakelijk hierop afgestuit, omdat Belgie volgens de wet van 1 september 1854 geene voorregten meer genieten kan dan die reeds aan andere mogendheden door de wet zijn toegekend. Belgie heeft hierop van het bedingen van voordeelen afgezien, doch er op aangedrongen, om in onze overzeesche bezittingen handels- voordeelen te erlangen. Zoo men weet., had Belgie, volgens artikel XV van het tractaat van 1846, het regt erlangd, om uit de bezittingen, door belgische schepen met bestemming naar Belgie, eene hoeveelheid van 8000 tonnen (4000 lasten) kolo niale artikelen uit te voeren, tegen betaling der zelfde regten, als of zij door nederlandsche schepen naar Nederland wierden uitgevoerd, behoudens eene verhooging van 11 pet. op die reg ten. Deze concessie kon echter in liet nieuwe tractaat nirfc meer worden opgenomen, daar Engeland op de zelfde voorreg ten aanspraak maakte. Daarbij komt nu nog, dat Belgie diffe rentiële regten heft en de belgische vlag dus niet. eens met de nederlandsche is gelijk gesteld. En nu spreekt, het. wel van zelf, dat als men in Ncderlandsch Indie voordeelen zou toekennen aan eene vlag, die niet met de onze is gelijk gesteld, dit dan ook zeker zou moeten geschieden aan vlaggen, waarmede dit wel het geval is. Wanneer men dus volstrekt lot het sluiten van een nieuw tractaat geraken wil, zou, naar men meent, het eenige middel daarin bestaan, dat of Belgie zijne differentiële regten opheffe, of dat Nederland aan Belgie eenige handelsvoordeelen op de Maas of de Schelde toestond, waarvan de andere zeevarende mogendheden geen gebruik konden maken. Zijn exc. de minister van financien heeft eene circulaire ge- rigt aan de postdirecteuren, waarbij hij hunne voorlichting ver zoekt omtrent, de wijze, waarop tegemoet zou kunnen worden gekomen in den, volgens zijne exc. vrij algemeenen wensch, dat gelijk in andere landen, zoo ook bij ons aan de beambten der postkantoren gelegenheid worde gegeven, om, met de andere burgers vau den staat, ten minste voor een gedeelte den chris telijke»! rustdag te vieren en de openbare godsdienstoefening bij te wonen. De minister, door Z. M. gemagtigd, wenscht eene proeve te nemen, hoe ver dit doel bereikbaar is. Daar het echter niet een algemeen gelijke maatregel kan zijn, maar veel van plaatselijke omstandigheden moet afhangen, kan er alleen zoo veel verligting worden aangebragt als overal ter plaatse mogelijk is behoudens de rigtige dienst. Zijne exc. geeft verder een aantal punten op, welke in aanmerking kunnen komen, en verlangt het antwoord der directeuren binnen veertien dagen (na 8 september). Door de Nederlandsche handel-maatschappy zijn bevracht 2 schepen, als een voor Rotterdam en een voor Schiedam. Men verneemt dat de daarstelling van een vast kamp voor militairen te Nieuw Millingen, gemeente Apeldoorn, aanlei dingkan geven lot eene kortere communicatie van die plaats met de zuidelijke streken der Vel uwe. en wel bepaaldelijk met Kootwijk, Harskamp, Otterloo en Arnhem. Naar men zegt, zijn de betrokken gemeentebesturen van hooger hand uilgenoodigd tot toezegging hunner medewerking met betrekking tot een

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1857 | | pagina 2