derdag na de kruisverheffing 1271, houdende bevestiging der
privilegiën van de genoemde abdij; doch vooral onder deze
grafelijke brieven zijn er een aantal welke over andere onder
werpen loopen: zoo als van Philips van Bourgondie, over de
vernieuwing der kcure van Zeeland, dc anno 1453, van den zelf
den, ten aanzien der benoeming eener commissie tot visitatie
der dijken bewesten Vlissingcn, de anno 146G, en onderschei
dene van keizer Karei V, over de policie en het bestuur der
dijkagie van Walcheren, uit de eerste helft der lGdo eeuw,
waartoe ook behoort eene onder lett. c gerangschikte, sententie
van den sccretenraad te Mechelen, ten aanzien van een geschil
gerezen tussehen den bisschop van Utrecht en den heer van ter
Vere, over de heffing der water- en dijkpenningen in genoemden
polder, van 26 januarij 1518. Op het thans afgewerkte gedeelte
van den inventaris komen (onder lett. d) slechts 2 pauselijke
bullen voor, te weten van Innocentius VIII, dennnol4S7, en
van Alexander VI, de anno 1495de eerste betreft de incorpo
ratie der kerken van oud-en nieuw Vlissingen, bij de abdij en
ile laatstgenoemde de toekenning van een deel der inkomsten
der abdij, als verbonden aan het kanunnikaat van St. Jan te
Utrecht, aan eencn kanunnik van dat kapittel.
Van de brieven der bisschoppen en andere kerkhoofden
(lett. e)zijn de belangrijksteeen van Wilhelmus, plantsbeklee-
der van den bisschop van Utrecht, betrekkelijk het patronaat
schap der kerk van St, Jauskerke, van paaschavond 1259, als
zijnde het oudste van die welke thans op register zijn Sebragt;
en een van bisschop Frederik II, rakende dc overbrenging der
kerk van Oostdomburg, naar cene andere meer geschikte
plaats, gegeven des avonds na St. Jan Babtist 1320.
De overige brieven van het geestelijk gezag, voorkomende
onder lett. en welke verreweg het meerendeel der thans
gecatalogiseerde stukken uitmaken, bestaan weder hoofdzake
lijk in uitspraken der domproosten, officiaal-cureiten en offieiaal
archidiakens over kerkelijke ambten en bedieningen, de voor-
dragten daartoe van de abten van Middelburg, en de verklarin
gen der curei en over den afloop der afkondiging en bevestiging
der nieuw benoemden. Ieder op zich zelf beschouwd, leveren
deze stukken wat den inhoud betreft, weinig op dat meldings-
waardig kan worden genoemd, behalve misschien de aanwijzing
van vroeger bestaan hebbende cn weinig of in bet geheel niet
bekende parochiën zoo als eene genaamd Dijxhock in Noordbe-
veland, vermeld in een charter van 1329; doch de waarde er
van vermeerdert wanneer men ze onderling in verband tot el
kander beschouwt, en in aanmerking neemt dat het groot aantal
dat ervan aanwezig is, de gelegenheid zal aanbieden, om, na
dat de catalogisering er van zal zijn volbrngt, over een tijdvak
van twee a drie eeuwen eene volkomene lijst zamen te stellen
van de vroeger bestaan hebbende parochiën in Walcheren en
Noordbereland, met bijvoeging van de kerken cn van de heili
gen waaraan deze waren gewijd, de altaren die men er aantrof
on de geestelijken aan wie debedieninger van was toevertrouwd;
bij welke zamenstelling van zelfs nog menige bijzonderheid zal
voorkomen, welke bij eene afzonderlijke beschouwing dezer
stukken, aan dc aandacht is ontsnapt.
Tot de belangrijkste van de overige stukken, welke thans op
register zijn gesteld, behooren: onder lett. m—p, eene acte ge
passeerd voor den notaris Hendrik Crambront, ie Middelburg,
waarbij Hugo Bruyscli, zoon van ridder Hendrik Bruysch van
Zoutelandc, verklaart geen patronaatregt op de kerk aldaar te
bezitten, gedaan te Middelburg 6 februarij 1341een stuk dat
daarom opmerking verdient, omdat in onderscheidene leenbrie
ven der tienden van dc abdij wordt gewag gemaakt van de zoo
genaamde IIcndrik-Bruysch-tienden, en nil het zelve dus wordt
geleerd, dat deze tienden afkomstig zijn van een oud adelijk
geslacht, dat te Zoutelande te huis behoordeonder lett. q, een
testament van Griele Jan Sijn'zoons vrouw, van woensdag na
ïSt. Ambrosiusdag in april 1361, houdende onderscheidene gif
ten aan de Wcstmonsterkerk te Middelburg, en een aantal an
dere geestelijke stichtingen onpersonen in Walcheren; onder
lett. r, een aantal brieven van onderscheidene zeeuwsche ge
slachten, zoo als: Borssele, Baarsdorp, van der Maalstede,
Everinge cn anderen, ook van voormalige heeren van Breda cn
Bergen^op Zoom, onder welke laatstcn een van Ar. deLovan,
heer van Breda, nopens dc uitgifte van moer, gegeven te Bergen
op Zoom, in het jaar 1272, cn onder lett. sent, een vidimus,
uigegeven door Gerard van Voorne, burggraaf van Zeeland en
Arnohins. genaamd Chelre, gardiaan van de orde der minder
broeders over de custodie van Holland, op St. Thomas 1307,
van een aantal grafelijke brieven, waarbij aan dc abdij, wegens
landgoederen bij haar in bezit, vrijdom van schot on bede wordt
verleend, onder welke brieven er een is die, om zijne oudheid,
meer bijzondere aandacht verdient, namelijk van Philips van
Jen Elzas, graaf van Vlaanderen cn Vcrmandois, cn FlorisIII,
graaf van Holland liet voert gcenc dagtcckening, doch moet in
verband tot liet bekende verdrag van Schelde en Steedcnsec,
en den tijd der regering van beide graven tussehen de jaren 1168
1190 gezocht worden, zoo dat dit stuk veilig kan worden he
rbouwd als het oudste waarin van de Middelburgsclie abdij,
als Maria-abdij wordt gewag gemaakt.
Omtrent het nieuw archief is niets bijzonders te vermelden
de toestand van beiue is goed.
Financien der provincie.
Op dc bcgrooting voor het provinciaal bestuur, voor zoo veel
dit rijksbestuur, is bleef de uitgaaf f 1160,75 beueden dc raming.
Op de rekening der enkel provinciale inkomsten en uitgaven
IS56, zal een vermoedelijk batig slot bestaan van 1 9,319,()7£.
Negen anndcelen van dc provincialegeldlccning, oorspronkc-
Jjk groot 1'220,000, zijn weder uitgelout eu afgelost.
III. Huishouding der gemeente.
De iretsontwcrpcn tot vcrccniging der gemeenten Gapinge
VrouwcpoldciKleverskevke met Arncmuiden, cn 's IIccr
Hendrikskinderen met 's lieer Arettdskerke, bleven ten vorige
jare bij de tweede kamer der staten-gcncraal onafgedaan en zijn
op4nieuw ingediend. 1)
Van de verceniging van de Anna Jacobapoldcr, thans behoo-
rende onder de gemeente Bruinisse, met die van St.Philipsland
was niets naders vernomen hij dc opmaking van het verslag. 2)
Zamenstelling van de gemeenteraden enz.
Behalve die van heeren A. van Ilaaften, N. B. Yscbacrt en
D. Ilailingse tot burgemeester, de eerste van St.Philipsland,
de tweede van St. Jan Steen cn de laatste van Nieuwerkerk, zijn
in 1856 geene benoemingen tot deze betrekking geschied, dan
om te voorzien in do inetden 1 jannarij van dit jaar, ten gevolge
der gewone aftreding, openvallende burgemeestersplaatsen.
Verder hebben in 1856, voor zoo ver bekend is, nog de vol
gende veranderingen in het personeel der gemeente secretaris
sen en ontvangers plaats gehad.
Te Gapinge waar de beide betrekkingen, reeds cenigcn tijd
geleden, door het verleend eervol ontslag aan den heer D. A.
van de Kreke, waren opengevallen, werd tot ontvanger benoemd
A. Louwerse en tot secretaris M. J. van den Heuvel. Deze
laatste werd als zoodanig ook te Vrouwepolder benoemd, in dc
plaats van rar, J. II. de Stoppelaar, die op zijn verzoek een
eervol ontslag bekomen had. De lieer van den Heuvel is te
Veere woonachtig, deze heeft zoo voor Gapinge, als voor Vrou-
wepoldcr, van den koning ontheffing van het vereischte van in
woning verkregen.
Gelijke ontheffing bekwam de heer Z. D. van der Bilt la
Mothe Jr., te Goes, benoemd tot ontvanger van 's Heer Abts-
kerkc, in de plaats van J. Risseeuw, mede op zijn verzoek eervol
ontslagen.
Te Meliskerke werd dc secretaris F. de Keyzer, en teKou-
dekerke de secretaris S. C.Loeff tot ontvanger benoemd. Dc
vereeniging van deze beide betrekkingen in een persoon, werd
goedgekeurd. Dit was ook het geval met C. A. van de Repe,
die tot secretaris en ontvanger te Noordwelle was benoemd.
Te Middelburg werd tot secretaris aangesteld, mr. G. N. de
Stoppelaar, in de plaats van mr. M. F. Lantsheer, die wegc-ns
zijne benoeming van lid van dc arrondisseincnts-regtbauk aldaar,
zijn ontslag had gevraagd.
Tot ontvangers werden benoemd tc Oud-Vosmeer, voor N.
van Rijssel, overleden, J. A. Roggeband, cn te St. Philipsland
W. Mol, voor H. J. Snoodijk, welke als onderwijzer op de
openbare school, deze betrekking niet langer kon blijven be-
kleeden, en op wiens vervanging wij daarom reeds bij herhaling
hadden aangedrongen.
Op aanzoek van dc betrokken gemeentebesturen, had cene
nadere vaststelling plaats van de jaarwedde van de secretarissen
te Clinge, Hontenisse, Hoofdplaat, Oostcrland, St. Laurens cn
Znidzande. die daarbij op een hooger bedrag werd bepaald.
Ook te Westdorpe werd door het gemeentebestuur en te Zaam-
slag door den belanghebbenden zei ven op eene verhooging van
die wedde aangedrongen. Daar zij echter in evenredigheid
stond met de bezoldiging van de secretarissen iu andere en na
burige gemeenten, vonden gedeputeerde staten geene vrijheid
aan dit verlangen gevolg te geven.
Bij de regeling van de jaarwedde der ontvangers in de voor
malige 4de en 5de distrieten in 1854, was acht geslagen op
hunne bemocijingen ter zake van de heffing bij admodiatie van
den rijks accijns op het gemaal, bij de afschaffing waarvan dus
ook die regeling moest herzien worden. Tot maatstaf nemende
de inkomsten voor 1856 begroot, is daarvan ecu ontvaugloon
berekend.
Yoor de eerste f 3,000,5 pet.
volgende - 7,000,4
- 10,000,— 3
- 10,000,— 2
,s - 30,000,— 1,8
zijnde f 50 als minimum van jaarwedde aangenomen.
Waarschijnlijk zal, na de herziening van alle plaatselijke be
lastingen, waardoor de inkomsten der gemeenten meer met
uistheid zijn tc berekenen, de bezoldiging der ontvangers in
het algemeen nader moeten worden geregeld.
Opmerkingen omtrent den loop der dienst, enz.
Over het algemeen werden, ook in het afgeloopen jaar, de
zaken in de gemeenten met orde en naauwgezetheid behandeld.
Althans geen klagten of bezwaren zijn dienaangaande ter ken
nis gc'oragt en evenmin zijn, in den loop der dienst, verkeerd
heden of onregelmatigheden voorgekomen, die vermelding zou
den verdienen, één geval welligt uitgezonderd.
Dit betrof eencn gemeente-ontvanger, die aan den burgemees-
rer de betaling zijner jaarwedde geweigerd had, bewerende be
voegdheid te hebben daarop de som van f50 te korten, die aan
den secretaris, voor zijne werkzaamheden van den burgerlijken
stand, door het gemeentebestuur boven zijne jaarwedde was
toegelegd, maar door gedeputeerde staten in de rekening van
1853 niet was toegelaten geworden. Nadat gedeputeerde staten
eclitcr dc aandacht van den gemeenteraad hadden gevestigd op
het onvoegzame dezer handelwijze van den ontvanger tegenover
den burgemeester, en hem verder hadden opgemerkt, dat, wan
neer de bevelschriften zijn ingengt op de bij het 2de lid van art.
114 der gemeentewet voorgeschreven wijze, de ontvanger niet
bevoegd is dc betaling van de door burgemeester cn wethouders
afgegeven bevelschriften te weigeren, met voorstel den ontvan
ger bij langer verzuim te schorsen of te ontzettCD, is deze zaak
teu genoege van den burgemeester afgedaan.
1) Enden 13 junij 1857 tot wet verheven.
2) Thans is echter een daartoe strekkend wetsontwerp bij de
tweede kamer der staten generaal door de regering ingezonden.
Het verslag bevat eenige vrij belangrijke opmerkingen om
trent de zienswijze der regering, zoo als die gebleken is, bij ge
legenheid der vaststelling van onderscheidene verordeningen
tegen welker overtreding straf is bcdriegd.
Zoo kan onder anderen, naar het oordeel der regering, bij
plaatselijke verordening, aan ambachtslieden die hun werk bij
licht verrigten, de vcrpligting tot het bezigen eener lantaarn,
niet worden opgelegd; maar kan daarbij alleen bepaald worden,
datin de werkplaatsen van geen licht, tenzij in een lantaarn be
sloten, zal mogen worden gebruik gemaakt. Evenmin kan aan
de ingezetenen de vcrpligting worden opgelegd tot het vervoer
der brandspuit buiteu dc gemeente.
Aan personen uit een huis of vaartuig, waar een besmette
lijke ziekte heerscht, kan niet worden verboden de openbare
godsdienstoefening of andere openbare bijeenkomsten Lij tc
wonen. Inzonderheid wat de openbare godsdienstoefening be
treft, schijnt een verbod van die bij te wonen, alleen te kunnen
uitgaan van de magt die met het toczigt op dc kerken en dc
daarin gehouden godsdienstoefeningen is belast, en kan de bur
gerlijke overheid, volgens de uitdrukkelijke bepaling van art.
167 der grondwet, alleen maatregelen nemen ter verzekering
van de openbare orde en rust.
Aan de ingezetenen kan niet onbepaald worden verboden
hunne woningen, zonder voorafgaande toestemming van deu
raad te verkleinen.
Wel kan bij eene plaatselijke verordening worden voorge
schreven, dat cle schets of teekening van den voorgevel moet
worden overgelegd, maar geenszins dat op het plan of bestek
van een te stellen of te verbouwen woonhuis, de goedkeuring
van burgemeester cn wethouders wordt vereischt. Wordt toch
met cene dergelijke bepaling de verzekering van den openbaren
gezondheidstoestand beoogd, de daartoe strekkende voorschrif
ten behooren in dc verordening zelve te worden opgenomen,
daar door de zaak geheel aan burgemeester en wcthoudeis over
te laten, op deze eene bevoegdheid wordt overgebragt, die, vol
gens de gemeentewet, aan den raad behoort.
Aan de ingezetenen kan dc verpligting niet worden opgelegd,
om de mest in de privaatpuiten der gemeente te storten, waar
door hun toch de beschikking daarover zoude ontnomen
worden.
Bij cene plaatselijke verordening kan niet worden bepaald,
dat alle in de gemeente aangebragt wordende versche visch,
niet dan bij afslag en in het ojjonbaar mogen worden
verkocht.
Geene straf kan worden bedreigd op het vervaardigen
van brood buiten dc gemeente, dat niet aan de voorschrif
ten voldoet.
De plaatselijke verordening kan niet bepalen dat bij het in
beslag nemen van brood, hetwelk niet overeenkomstig have
voorschriften vervaardigd is, dit brood op magtiging van den
ambtenaar van het openbaar ministerie in het openbaar zal wor
den verkocht; ook niet, dat, wanneer het verkochte verkeer
delijk is aangehaald, de eigenaars niet meer dan de opbrengst
kunnen terug vorderen, om dat het onderwerp dezer bepalingen
uit den aard der zaak, tol het gebied van den algcmcencn wet
gever behoort.
Het binnentreden van de woningen der bakkers en lirood-
verkoopers, huns ondanks, kan niet worden gelast om zich te
verzekeren van het gewigt van het brood.
Er kan worden berust in de in eene plaatselijke verordening
voorkomende bepaling, waarbij aan dc eigenaars de verpligting
wordt opgelegd, tc gedoogen dat aan de uiteinden hunner ge
bouwen, van wege de gemeente, lantarens in dc gevels worden
vastgehecht en de gazbuizen langs de stoepen en huizen worden
gelegd, wanneer zulks door burgemeester en wethouders, in
liet belang der straatverlichting mogt noodig geoordeeld wor
den. Indien toch hier aan cene verkorting van bet regt van
eigendom te denken viel, hetgeen twijfelachtig schijnt, zou die
echte in eene te geringe mate zijn, om dit regt, door vernieti
ging eener dergelijke bepaling, in bescherming te nemen.
Bij eene plaatselijke verordening op het brandwezen kan liet
plaatsen van mijten of schelven van hout eu dergelijken, zelfs
biiiDcn eencn grooteren afstand van de wegen, dan daarvoor bij
art. 53 van het provinciaal reglement op de wegen en voetpaden
is bepaald, verboden worden, omdat dit artikel de policie en de
veiligheid der wegen betreft, cn alzoo aan dc gemeentebesturen
niet kan in den wegslaan, om, ter voorkoming van brandge
vaar, het verbod tot op eenen grooteren afstand uittestrekken.
Eindelijk, het tappen van sterke dranken op zon- cn christe
lijke feestdagen, kan bij eene plaatselijke verordening verbo
den worden.
Bij een der reglementen van orde voor den gemeenteraad
had de raad bepaald, dat zijne vergaderingen, in den regel, des
voormiddags ten 9 ure zouden gehouden worden. De burge
meester zag hierin strijd met art. 41 der gemeentewet, van oor
deel zijnde dat het bepalen van het uur der raadsvergaderingen,
volgens dit wets-artikel, tot zijne bevoegdheid zou behooren
en meende hij zich om die reden tegen de opneming dezer bepa
ling te moeten verzetten. Bij het omtrent de zaak uitgebragt
verslag, werd door gedeputeerde staten de bevoegdheid van
den raad in deze beweerd, onder anderen op grond dat het
woord beleggen, in strikten zin, alleen het zamenroepen der
leden tot het houden eener vergadering heteekent, endebepu-
ling van het uur slechts dan met het zamenroepen moet gepaard
gaan, wanneer het uur niet door ecnig wettig voorschrift is
vastgesteld. De regering deelde deze zienswijze, zoo dat de
burgemeester, ingevolge Zr. Ms. kabinetschrijven van den 3
maart 1856, werd aangeschreven zich niet langer tegen het
genomen besluit te verzetten.
TER DRUKKERIJ VAN D10 GEBROEDERS ABRAHAMS.