1
Kt
3
Vlissingen, van 4 tot 11 julij.
Gehuwd: G. J. de Jong,jm. 35 j. met C. M. Raames, jd. 22 j.
Bevallen: M. Logmans geb. van der Baan, d. J. Hagegeb.
Krijger, z. E. Romijn geb. Robers, d.
Overleden: C. Dommisse, z. 8 m. C. Pieters, d. 3j. S. de
Wit, d. 2j. G. Geertse, jm. 28 j.
Goes, van 4 tot 11 julij.
Gehuwd: I. J. Paardekooper, jm. 28 j. met J. K. Vervenne,
jd. 28 j. J. Salm, jm. 28 j. met C. J.de Jongh, jd, 26 j.
BevallenA. M. Sterk geb. Verhoeven, d.
Overleden: J.Bal.man vanG. Meijler,63j. A.Mange,z.3 m.
Zierikzee, van 4 tot 11 julij.
Gehuwd: J. A. van Wocrkens, jm. 29j met A. Rikman,jd.
22 j. L. de Bruine, jm. 22 j. met G. Peute, jd. 25 j.
BevallenM. de Waart geb. de Paepe, a. A. Bartels geb.
vau der Jagt, zM. C. Buyze geb. Buyze, z. A. Bastiaanse geb.
Smits, zoon.
Overleden: J. Overbeke, echtgen. van J. C. van der Jagt,
69 j. (te Delft 6 junij.) N. Bal, vrouw van J. Missel, 56 j. C.
Tappy, wed. J. Wisse, 58 j. P. Mensch, weduwn. 79 j. J. R*
Voorloop, d. 16 d. J. Verton, z. 7 w. A. Smalheer, z. 15 m. G.
de Vries, z. 10 w.
Ingeschreven in de registers van den Burgerlijken Stand,
gedurende de maand junij 1857, in de gemeente
Middelburg, als: Gehuwd, 8 paren. Geboren, 36
kinderen; 18 van het mannelijke en 18 van het vrouwelijke
geslacht. Overleden46 personen, 19 van het mannelijke
eu 27 van het vrouwelijke geslacht. Levenloos aangegeven3.
Van de overledenen waren: beneden den ouderdom van een
jaar 18 van 1 tot 5, 2van 5 tot 10 1van 10 tot 15 1 i
van 15 tot 203van 20 tot 25, 3; van 25 tot 30, 0'
van 30 tot 35 1van 35 tot 401van 40 tot 452
van 45 tot 50, 1 van 50 tot 55 1 van 55 tot 60, ,3:
van 60 tot 65 3 van 65 tot 70, 5; van 70 tot 75 1.
Vlissingen, als: Gehuwd, 6 paren. Geboren, 25 kin
deren; 16 van het mannelijke en 9 van het vrouwelijke
geslacht. Overleden, 20 personen, 13 van het mannelijke
eu 7 van het vrouwelijke geslacht. Levenloos aangegeven, 3.
Van de overledenen is er 1 in het hospitaal gestorven en 3
zijn elders overleden doch le Vlissingeu ingeschreven.
Van liet getal overledenen waren beneden den ouderdom
van 1 jaar, 4; van 1 tot 5 jaar oud, 1 van 5 tot 10, 0;
van 10 tot 15, 0; van 15 tot 20, 0; van 20 tot 25, 4;
van 25 tot 302 van 30 tot 35 1van 35 tot 402
van 40 tot 450van 45 tot 500van 50 tot 55,0;
van 55 tot 600 vau 60 tot 65 0 van 65 tot 701
van 70 tot 75, 2; van 75 tot 802van 80 tot 85, 0;
van 85 tot 90., 0; van 90 tot 95, 1.
Goes, als: Gehuwd, 1 paar. Geboren, 14 kinderen;
4 van het mannelijke en 10 van het vrouwelijke geslacht.
Overleden, 21- personen; 16 van het mannelijke en S van het
vrouwelijke geslacht. Levenloos aangegeven, 1.
Van het getal overledenen waren beneden den ouderdom
van 1 jaar, 6; van 1 tot 5 jaar oud, 2; van 5 tot 10 4;
van 25 tot 301van 30 tot 35 3van 35 tot 401
vau 45 tot 50, 2; van 55 tot 60, 1; van 60 tot 652
van 65 tot 70, 1; van 80 tot S5, 1.
Zierikzee., als: Gehuwd, 2 paren. Geboren, 22 kin
deren 11 van het mannelijke eu M van het vrouwelijke
geslacht. Overleden, 15 personen (waarvan 1 elders wonende
en 1 elders overledene doch ie Zierikzee ingeschreven); 4
van het mannelijke en 11 van het vrouwelijke geslacht.
Levenloos aangegeven, 1.
Van de overledenen warenbeneden den ouderdom van een
jaar, 4; van 5 tot 10,1; van 10 tot 15 2 van 25 tot 30 1
van 35 tot 40, 1 van 65 tot 702van 70 tot 75, 2,
van 7-5 tot SO1.
Hulst, als: Gehuwd, 3 paren. Geboren, 6 kinderen,
2 van het mannelijke en 4 van het vrouwelijke geslacht. Over.
leden 3 personen van het vrouwelijke geslacht; 1 van 10
tot 15,-l~van 40 tot 45 en 1 van 45 tot 50 jaren oud.
SJeteorutogische ivaarneminjfea
•erdaan op 's rijles werf te Vlissingen. des middags 12 ure.
Junij julij 1857.
- Win el.
•t.
1
-s
Laagste'
Jy
cp
temperat.
5
1
enverschil
Aanmerkingen
2
O
:q
jp
met de
hoogste.
1
Zw t.W
■2
759.4
20.0
0.77
13.80 0.0
17.0
f 5.5
betrokken. 1)
Zw.tr.W-
755.6
1S.7
0.77
12.30 1.5
15.5
.11.0
buijig en be\v.2)
7
W. t. z.
759.4
15-S
0.74
9.97 0 5
11.5
8.5
buijig.
8
W.t.Z.
4
7-60.9
15.2
0.80
10.33
0.1
13.0
v 60
dik, buijig.
j)
Zw.t.W
3
toP-C
15.4
0.68
8.80
0.2
14.0
v -4.0
buijig.
4Q
-,\'..Zw'.
3;
762-1
17.8
0.71
10-63
0.0
13.0
7.0
bijna helder.
ZwIfefW
2
764.9
IS.5
0.86
13.5G
0.0
13.5
6.5
betrokken.
1'tijgen dejy'avoiid buijig, uit het zw. onweder, weerlicht, en regen.
.M(,tyl#l<ö<ich: buijig, liet compas rond, van kracht 3 tot 7, bnijig
Stateii-generaal.
Tweede kamer. Zitting van 9 julij.
In deze zitting zijn ingekomen tivee wetsontwerpen betrek
kelijk de regeling van het muntwezen iu Nederlandscli Indie.
De commissie van rapporteurs voor het wets-ontwerp tot
wijziging der wetten wegens het binnen- en buitenlands gedistil
leerd, heeft daaromtrent haar eindverslag uitgebragt. De dag
der beraadslagingen zal nader vastgesteld worden
Nadat de commissie voor de verzoekschriften op eeuige in
hare handen gestelde adressen betreffende het wets-ontwerp op
het lager ouderwijs verslagen uitgebragt had, zijn d^verwe-
gingen omtrent dit wetsontwerp hervat.
De heer Groen heeft in eene zeer langdurige improvisatie zich
verklaard tegen de opname van de uitdrukking christelijke
deugden, nu te meer ongepast, na de gewigtige beslissing om
trent art 16, daar de vereeniging van chrisleueu en israeliten
op deschool.zijns inziens gelijk staat met verloochening van het
christendom. Daardoor is het christendom zijns inziens gewor
den eene secle, een kerkelijk leerbegrip, eene zaak van een
particulier kerkgenootschap, waarmede de staat niets te maken
heeft. Het christendom is niet meer de nationale belijdenis der
natie. Zijn hoofd betoog heeft de volgende grondgedachten ten
onderwerp. 1. Dat systeem, aangenomen bij art. 16, strijdt te
gen de grondwet; 2. nu dat systeem echter is aangenomen, moet
men de geheel neutrale school geven 3. nu vooral is bescher
ming noodig tegen de onderscheidene pogingen om op te komen
tegen de strikte neutraliteit of daarvau, door omwegen af te
wijken. De slotsom van zijne breedvoerige uiteenzetting, vooral
van het laatste onderdeel is: In art. 16 is verloochening van
het. christendom. In art. 22 wordt die verloochening verbloemd.
In art. 16 is ontheiliging art. 22 is heiligschennis.
De heer Meijlink zich alleen tot art. 22 bepalende, ontvouwt
1. dat de staat in de school voor allen geen godsdienstig on
derwijs kan geven dat hij zelfs geen christelijk onderwijs kan
geven ;3. dat de gevolgen van art. 22 zullen ziju, eenzijdigheid,
kwetsing der minderheden. Hij kan daartoe niet medewerken.
De heer Godefroi heeft het standpunt waarop hij zich bij de
tegenwoordige discussien bevindt, aangetoond. Hij heeft her
haald, dat hij, ofschoon op een absoluut staatsregterlijk gebied,
het regt hebbende te verlangen, dat de wet geen beginsel ont
leende aan eenige godsdienst, echter om een algemeen belang
te bevorderen, de regeling van het ouderwijs, bereid was een
offer te brengen en mede te werken tot het bevredigingsmiddel.
In liet breede.heeft bij ontwikkeld dal de gemengde school noch
voor de christenen, noch voor de israclieten hinderlijk was-
Voor de misbruikers zag hij waarborgen in de wet.
De heer Baud heeft zich verklaard voor alinea 1 tot 8hij
wenseht verduidelijking van alinea 2, en verklaart zich tegen
het amendement van den heer Thorbecke.
De minister van binnenlandsche zaken doet uitkomen, dat
juist de twee uiterste rigliugen die zich in deze kwestie hebben
vertooud, zij die in het artikel te weinig en zij die er te veel in
vinden, lot de gevolgtrekking regt geven, dat de regering den
gulden weg der waarheid die in 't midden ligt, heeft bewandeld.
In dien stand m,ag hij de rede van den hqpr Groen onbestreden
laten uitkomst of mogelijkheid tot vergelijk is ondenkbaar.
Maar waar hij wel op moet wijzen, is dat men aan de vrees voor
misbruik niet te zeer moet hechten. Daartoe heeft de wet meer
waarborgen dan die van 1806.,Reeds heeft de heer Thorbecke op
die meerdere waarborgen gewezen hij kan die uiteenzetting
zoo mede de geheele rede van dien geachlen afgevaardigde,
geheel onderschrijven. Wat hel. amendement vau dien spreker
betreft, de strekking is de zelfde als die van het ontwerp, maar
toch is er eenig verschil in de inkleeding, dat, den minister noopt
om de redactie van het ontwerp te blijven verkiezen.
Zitting van 10 julij.
Bij de voortgezette beraadslaging over de drie eerste alincas
van art. 22 werd hoofdzakelijk het woord gevoerd door den
minister van binnenlandsche zaken en den heer Groen. De
minister heeft zich daarbij voorgesteld de beantwoording van
twee vragenWat is opleiding tot christelijke en maatschappe
lijke deugden en wat is ergernis geven aan anders denken
den ?tWat is hun godsdienstig gevoel niet eerbiedigen, vooral
met het oog op de israelieten
In zijn antwoord heeft de minister verklaard dat die oplei
ding op de gemengde school geene andere beteckenis mag heb
ben, clan dat van die school moet verwijderd blijven alle leer
stelling, elk dogmatisch element; al wat in een woord tot het
begrip der christelijke waarheden, feilen, leering en geschiedenis
behoort. Ten anderen moet alle ergernis voor andersdenkenden
geweerd worden, zonder uit het oog te verliezen, het onmisken
baar feit dat de nederlandsche natie eene christelijke is.
De heer Groen heeft eene uitgebreide rede gehouden1. ter
resumtie der beraadslagingen2. antwoord aan den minister;
3. uitoefening van den pligt van zelfverdediging tegen beschul
digingen. waarmede u'e kleine minderheid is bestookt. In het
iaatstegedeelte vooral kwam spreker op politiek terrein, Iigtle
als het ware een deel van den sluijer op, die nog hangt over de
vorming en de taak van het kabinet, maar deed dit, naar de op
vatting van den minister van justitie, op zoodanige wijze, dat
deze ronduit zijne diepe verontwaardiging te kennen gaf, en
verklaarde, den lieer Groen niet te willen beantwoorden.
Daarna hebben nog eenige leden het woord gevoerd, waarna
de zitting is gesloten.
Zitting van 11 julij.
In deze zitting zijn ingekomen drie wetsontwerpen betrek
kelijk den aanleg van spoorwegenI. tot verhooging van hoofd
stuk V der begroot,ing van de staatsuitgaven voor 1857 (voor
bereidende werkzaamheden tot den aanleg van spoorwegen;
2. tot daarstelling van een fonds tot aanmoediging en onder
steuning van den aanleg van spoorwegen3. tot vrijstelling van
de regten van registratie en overschrijving op de verkrijging,
bij aankoop eu onteigening, van vaste goederen, benoodigd tot
het aanleggen van spoorwegen.
Aan de orde van den dag is de voortzetting der beraadsla
gingen over de drie eerste alineas van art. 22 van het wetsont
werp nopens het lager onderwijs.
De heer Meeussen stelt als amendement voor, uit de 2de
alinea van het artikel weg te laten de woorden Hij prent aan
de kindereu dien eerbied in, en wekt hen op t,ot onderlinge liefde
en verdraagzaamheid.
Nadat nog door eenige leden het woord is gevoerd zijn de
beraadslagingen over de 3 eerste aliueas gesloten en die over de
4de aangevangen. Daaraan namen de heeren Wintgens, van
Rappard en de miuister van justitie deel.
Daarna zijnde verschillende voorgestelde amendementeni n
hoofdelijke omvrage gebragt, als
1. Van den heer Thorbecke, ten doel hebbende om de twee
eerste alineas te doen vervangen door de volgende: Zoowel bij
de ontwikkeling van verstand en kennis, als bij de opleiding
tot alle christelijke en maatschappelijke deugden, onthoudt zich
de onderwijzer van al hetgeen met den eerbied, aan de gods
dienstige begrippen van anderen verschuldigd, strijdig is. Dit
amendement is verworpen met 35 tegen 30 stemmen.
2. Van den heer Meeusseu, om uit de 2de alinea weg te laten
de woorden: Hij prent aan de kinderen dien eerbied in en wekt
hen op tot onderlinge liefdeen verdraagzaamheid. Aangenomen
met 36 tegen 29 stemmen.
3. Van den heer Blaupot ten Cate, om achter de 3de alinea
te laten volgen: door den gemeenteraad, nadat deze den onder
wijzer, die zich aan het hoofd der school bevindt, alsmede den
district-schoolopziener, daarover heeft gehoord. Verworpen
met 41 tegen 24 stemmen.
4. Van den heer van Wintershoven, ten doel hebbende, om
achter het artikel eene laatste alinea te laten volgen van dezen
inhoud: Het verslag, bedoeld bij art. 194 der grondwet, bevat
de opgave van de klagten, welke wegens niet naleving van deze
voorschriften ter onzer kennis zijn gekomen en van het onder
zoek en de voorziening, weike daarop, zoo noodig, van onzent-
wege zijn gevolgd. Verworpen met 33 tegen 32 stemmen.
5. Van den heer van Akerlaken en negen andere leden, ge
lijkluidend met eeu amendement van den heer Blaupot ten
Gate, ten doel hebbende geheele weglating van alinea 4 van
art. 22. Dat amendement wordt aangenomen met 63 tegen 2
stemmen, zijnde die van de heeren D,ommer van Poldersveldt
en Meylink. Beide heeren verklaren echter na de stemming
dat zij door de woorden n van gelijken inhoud als het amen
dement van den heer ten Cate," meenden, dat overeen ander
amendement werd gestemd, want dat zij anders voor het
amendement zouden hebben gestemd.
Alsnu wordt art. 22, zoodanig als het door de twee aangeno
men amendementen is gewijzigd, in omvraag gebragt en aange
nomen met 45 tegen 20 stemmen.
Tegen de heeren: Beens, Groen van Prinsterer, de Lom de
Berg, van Eoreest, Dommer van Poldersveldt, Jespers, van
Wintershoven, van Rheede, Meylink, Strens, Luybeu, van Nis
pen, Bots, Elout, Sloet tot Oldliuis, de Poorter, Mackay, van
Lijnden, de Limpens en Meeussen.
Het artikel luidt nu als volgt,: Het schoolonderwijs wordt,
onder het aanleeren van gepaste en nuttige kundigheden, dienst
baar gemaakt aan de ontwikkeling van de verstandelijke ver
mogens der kinderen en aan iiuuue opleiding tot alle christelijke
en maatschappelijke deugden.
De onderwijzer onthoudt zich van iets te leeren, te doen of
toe te laten, wat strijdig is met den eerbied, verschuldigd aan
de godsdienstige begrippen van andersdenkenden.
Het geven van onderwijs in de godsdienst wordt overgela
ten aan de kerkgenootschappen. Hiervoor kunnen de scliool-
localen buiten de schooluren ten beho .-ve van de leerlingen, die
er ter school gaan, beschikbaar worden gesteld.
Thans was aan de orde de beraadslaging over art. 3, dat aan
gehouden was lot na de behandeling van art. 22. Op voorstel
van den heer van Bosse is echter besloten, art. 3 aan te houden
tot na art. 35.