De arrestatie van twee bekende personen in de finan ciële en staatkundige wereld van Engeland,als beschuldigd van betrokken te zijn in een bedriegelijk faillissement, heeft alhier niet weinig sensatie verwekt. Het zijn de heeren Humphrey Brown, oud lid van het parlement, en de lieer Stapleton, die er nog lid van is. Eerstgemelde is bereids in vrijheid gesteld tegen borgstelling van de noodige som. Zoo als men weet, beschermt, de tegenwoordige wetgeving geen parle mentslid langer tegen dergelijke arrestatien. Londen 16 junij. Het lagerhuis heeft de bill tot toelating van israëlieten in het parlement aangenomen. Een voorstel van den heer Thesinger, om desniettemin in het eedsformulier de woorden te behouden: u op het ware geloof eens christen," werd verworpen met 341 tegen 201 stemmen, na eene zeer levendige discussie, die tot na middernacht voortduurde. De heer Deasy stelde daarop een amendement voor, ten strekking hebbende om een nieuw eedsformulier op de roomsch katholieke leden toe te passen, doch dit werd verworpen met 373 tegen S3 stemmen. ISeneinarken. Kopenhagen 14 junij. In eene geheime zitting van den staatsraad, woensdag op het kasteel Jagerpreis gehouden, werd de antwoorddêpéche van de duitsche groote mogendheden aa ngenomeu. Zij bevat eeae afwijzing van de jongste duitsche eischen. SHuitschland. Weenen 15 junij. Onze dagbladen maken een nieuw besluit des keizers bekend, waarbij weder aan een aantal voormalige officieren, die wegeus deelneming aan de gebeurtenissen van 1S48 tot vestingstraf veroordeeld waren, het nog overig gedeel te der straf kwijtgescholden wordt. Erankfort. 15 junij. Na eene afwezigheid van bijna vijf maan den is de koning van Beijeren den 10 dezer te München terug gekeerd. Uit Weenen wordt aan de Kölnische Zeitung geschreven, dat de fransche regering zich vereenigd heeft met het voorstel, dat lord Clarendon in der tijd gedaan heeft, orn de beide vor stendommen administratief met elkander te vereenigen, maar die vereeniging ook niet verder uit te strekken. De fransche re gering zou zelf aan. haar gezant te Konstantinopel reeds instruc- lien in dien zin hebben gezonden. De telegraaf brengt berigt dat het verdrag tot regeling der politieke gesteldheid van Neuchatel door de eerste kamer der zwilsei sche bondsvergadering of den kanlonsraad, evea als door de tweede, eenstemmig goedgekeurd is. Voor ceaige dagen nam men te Leipzig en in andere uaburige steden een vrij hevigen schok van aardbeving waar, in de rigting van westzuidwest naar oostnoordoost. Hier en daar heeft zij aan gebouwen eenige schade veroorzaakt. B3e5«-ie. Thans kunnen wij de belangrijke stukken, in den Moniteur van 14 dezer opgeuomen, en waarvan de hoofdinhoud nog in ons vorig nommer is medegedeeld, in hun geheel laten volgen: Het zijneen verslag der ministers aan den koning; het ko- ninklijk besluit, waarby de wetgevende zitting van 18561857 wordt gesloten; een brief des konings aan clen minister van binnenlandsche zaken omtrent de laatste gebeurtenissen. VERSLAG AAN DEN KONING. //Brussel 12 junij 1857. Sire De discussie van de wet op de liefdadigheidsinstellingen is onverwachts afgebroken door een crisis, waarvan onze parle mentaire gedenkboeken geen tweede voorbeeld opleveren. Alfevrienden van onze instellingen betreuren de misdadige feiten, die de onrust hebben gebragt in de sleden van ons vre delievend Belgie. De verdaging der kamers heeft, door een juist oponthoud, de haastige beweging van de openbare meeniug doen stand hou den het land heeft den tijd gehad om tot bezinning te komen, en de r§g^rtfig~pnï meer vrijelijk aan de grondwettige middelen te denken; die aan de eischen van een toestand zouden kunnen voldoen, clic vol bezwaren en vol moeijelijkheden is. iWls;' nu de wanbrde is onderdrukt en de rust is hersteld, wapht.de natie rnqt. vertrouwen van uwe majesteit een besluit, dathet")\'ërk'van dëlievredigingder gemoedereu kan voltooijen. Wy'b'ebben de 'overtuiging dat te midden der opgewonden heid der politieke driften, die voor een oogenblik waren opge wekt, alle parlementaire beraadslagingen de bron konden wor den van nieuwe verwikkelingen voor het vaderland. In die over tuiging hebben wij de eer aan uwe majesteit voor te stellen de sluiting van de wetgevende zitting van 18561857 uit te vaar digen. Die maatregel breekt ook de discussie over het ontwerp van wet óp de liefdadigheidsinstellingen af. De regering zal er de gehqele verdaging van voorstellen, bij de opening vandeaan- i'aaade^fttin'g. zoo te handelen, siregeven uwe ministers gehoor aan een duren pligt. Getuige van de gevoelens van gematigdheid en loyaliteit, die steeds het kabinet hebben bezield, heeft uwe majesteit begrepen met welke wettige teleurstelling wij hebben gezien dat men de eerlijkheid van onze voornemens miskende. Bij het aanvaarden van zijne betrekkingen, heeft het tegen woordige ministerie het vraagstuk der liefdadigheid aan de orde van den dag gevonden. Het was een verpligting voor hetzelve dat op te lossen, en alzoo eene voortdurende oorzaak van ver oordeel in het land en van moeijelijkheden voor de regering weg te nemen. Hoe moest men dat vraagstuk oplosseu In een land als het onze, waarin het verzachten van de ellende het onderwerp is van levendige zorg, hebben wij gemeend dat men, bij de out wikkeling van den arbeid, onder alle vormen, ook door alle middelen, de uitbreiding van de liefdadigheid moest verge makkelijken. Het wetsontwerp door de regering aangeboden, strekte om de heilzame werking van het bestuur der officiële weldadigheid een bestuur in zijn beginsel en in zijne daarstel- ling behouden te volmaken door de medewerking der stich tingen van de bijzondere liefdadigheid, nader geregeld en ge controleerd. Dat stelsel, overeenkomstig onze historische overleveringen, in overeenstemming met de wetgevingen van de meeste dier natiën, had buitendien de verdienste dat het zich volkomen ver- eenigde met den geest onzer grondwet en onzer organieke wet ten; niet te min heeft men in dit ontwerp van wet, alleen ingegeven door de begeerte om de morele en materiele stelling der lagere klasse van de maatschappij te verbereren, getracht eene gedachte van reactie tegen de hedeudaagsche denkbeelden en instellingen te vinden. Zijn doel uitsluitend van liefdadigen aard scheen slechts een voorwendsel te zijn tot het weder in het leven roepen van de doode hand en tot herst el der kloosters. De gevolgen er van werden niet meer beschouwd als eene wel daad voor de behoeftigeu, maar als eeu valstrik voor de ge goeden het zij onwetendheid, het zij vooroordeel, liet zij vooraf gesteld plan, de tegenstand tegen het wetsontwerp won hand over hand veld. Plotseling vertoonde hij zich door feitelijkhe den, waarvan wij zelfs tot de herinnering zouden wenschen uit te wisschen. Wat het ons moge kosten ten gevolge van onbil lijke en onverdiende beschuldigingen, een arbeid te moeten op- offereu die met ons geweien en over tuiging strook te, wij begrij pen dat eene voorzigtige regering met de openbare meening moet rekening houden, zelfs wanneer die doordrift of vooroor deel is afgedwaald. Men mogt hier te minder weifelen opdat het belang der ar men, welke het ontwerp van wet ten doel heeft te waarborgen, niet zal te lijden hebben van den maatregel dien wij de eer heb ben uwe majesteit voor te stellen. Inderdaad, van den eenen kant laat art. 84 van de gemeentewet, door het eerste regteiTylc collegie van het. land toegelicht, aan de regering alle ruimte om liefdadige stichtingen te autoriseren, daarbij lettende op den wil der stichters. Van den anderen kant geeft de bestaande wetgeving aan de regering de noodige vrijheid van haudeleu, om bij de magtiging van die stichtingen waarborgen te stellen, die het behoud van het erfdeel der armen en het goede gebruik der inkomsten verzekeren. Sire, het kabinet wil en mag het zich niet ontveinzen, eene zware taak rust op hetzelve. Maar ook juist door het ernstige van den tegenwoordigen toestand, wordt zijne vaderlandslie vende toewijding op de proef gesteld. Ue heerschappij der orde te vestigen, de ontwikkeling vau alle middelen van openbare welvaart te verzekerenaan de rege ring zijne onafhankelijkheid en zijne loijauteit te midden van den strijd der partijen te waarborgende kracht en den roem van het koningschap te verhoogen, door de erkentelijkheid van het volk, dat zoo juist waardeert de diensten die het der nat.ie steeds bewijst, hare geregelde werking aan al de organen van een konstilutioneel leven te verzekeren, de vrienden van onze vrije instellingen gerust te stellen en hare lasteraars beschaamd te maken, aan het laud het bewustzijn te geven van zijne ware belangen, en zijn goed geloof in zijne toekomst te versterken dat is de last die wij op ons nemen, met de hulp van God, ver trouwende op de wijsheid van Uwe Majesteit van wie wij de eer hebben te zijn, Sire de zeer nederige, zeer getrouwe en zeer gehoorzame dienaren, p. de decker. alphonse nothomb. Markgraaf vilain xuu. greidl. merc1er. a. dumon. BESLUIT VAN ONTBINDING. Leopold, koning der Belgen Gezien art. 70 der grondwet, Op voorstel van onzen minister van binnenlandsche zaken, en gehoord onzen raad van ministers, liebbca wij besloten en besluiten wij bij deze: Art.l. De wetgevende zitting van 1856—1857 is gesloten. Art. 2. Onze minister van binnenlandsche zaken is belast met de uitvoering van dit besluit. Gedaan te Laeken, den 13 junij 1S57. leopold. Namens den koning. De minister van binnenlandsche zaken pw de decker. BRIEF DES KONINGS. De koning heeft bij het bovenstaand besluit, den volgenden brief aan den minister vau binnenlandsche zaken gevoegd. r Waarde minister Ik ontvang het rapport van het kabinet van gisteren, en haast mij er mijne goedkeuring aan te schenken. Door de ver daging der beraadslaging voor testellen, zult gij een initiatief nemen, dat u door de omstandigheden wordt aangewezen en dat door liet land begrepen zal worden. Ik maak van deze gelegenheid gebruik om, door uwetus- schenkomst, eenige woorden te rigten tot het land, dat mij zoo veel blijken van gehechtheid heeft gegeven. Eeu langdurige en levendige discussie, gevolgd door inci denten welke ik betreur, is in de kamer der vertegenwoordigers over een door u aangeboden wetsontwerp gevoerd. Voor de eerste maal sedert zesentwintig jaren dat ik mij aan Belgie heb gewijd, hebben de parlementaire debatten moeije lijkheden doen ontstaan, die niet onmiddelijk zijn uit den weg geruimd. Gij hebt met de grootste loyauteit en de meest volkomene goede trouw gehandeld. Gij zijt vast overtuigd dat het wets ontwerp, wierd het in uitvoering gebragt, niet die noodlottige gevolgen zou na zich slepen, die men er aan heeft toegeschreven. Over het ontwerp zal ik geen oordeel vellen, nooit zou ik hebben toegestemd in onze wetgeving eene wet op te nemen, die de be droevende gevolgen zou kunnen hebben welke men vreest, maar zonder in het onderzoek der wet zelve te treden, hecht ik, even als gij, veel aan een indruk, die zich bij deze gelegenheid onder een aanzienlijk gedeelte der bevolking heeft geopenbaard. In de lauden die zclven hunne zaken regelen, bestaan er van die snelle, besmettelijke aandoeningen, van die schokken der ge moederen, die zich verspreiden met.eene lievigheid, gemakkelij ker waar te nemen dan op te helderen, en waarmede het ver standig is te trachten tot eeu vergelijk te komen, dan een beroep te doen op het gezond versland. Gedurende zes en twintig jaren zijn de vrije instellingen van Belgie met. eene bewonderenswaardige regelmatigheid in praktijk gebragt. Wat is er noodig om ze voortaan met de zelfde orde, met den zelfden goeden uitslag te doen werken Ik aarzel niet het te zeggen: daartoe is gematigdheid en ingetogenheid bij de partijen een vereischte. Ik geioof, dat wij ons moeten onthouden elke kwestie aan te raken, die den strijd in de gemoederen kan doen ontstaan. Ik ben overtuigd, dat Belgie gelukkig en geëerbiedigd kan leven, wanneer het den weg der gematigdheid bewandeltmaar evenzeer ben ik over tuigd, en ik zeg het in liet openbaar, dat elke maatregel, die kan worden uitgelegd als eene strekking te hebben om liet ovcr- wigt van eene meening boven de andere te vest igen, dat zulk een maatregel een gevaar is. De vrijheid ontbreekt ons niet, en onze staatsregeling, verstandig en gematigd in praktijk gebragt vertoont een gelukkig evenwigt. Mijne opregte en diepe gehechtheid aan het lot van het land doet deze ernstige opmerkingen bij mij ontstaan. Ik deel ze mede aan het landaan u zclven, aan 's lands vertegenwoor diging. In de omstandigheden waarin wij verkeeren, heeft de meer derheid der kamer, wier wenschen als meerderheid mij tot gids zijn en zijn moet, een edel standpunt in te nemen, een standpunt eener groote partij waardig. Ik geef haar den raad om, zoo als gij haar voorstelt, af te zien van de voortzetting der beraadslaging over de wet. Het is de taak der meerderheid die edelmoedige rol te vervullen. Door die rol volkomen op zich te nemen, zal zij aan de wereld een verheven denkbeeld van hare wijsheid en van hare vaderlands liefde geven. Zij zal in hare gelederen de innige eensgezindheid bewaren, die voor alle partijen de eerste vrucht eu de eerste be- looning is voor een gemeenschappelijk volbragt edel en goed werk. Ten vorigen jare betuigde het volk mij zijne erkentelijkheid voor mijne gehechtheidheden zeg ik der natie dank voor haar vertrouwen. Deze brief zal u doen zien, hoe gelukkig ik ben mij met u in overeenstemming te vinden, hoe zeer ik uw gedrag goedkeur. Het is mijn verlangen, voort te gaan met u en met uwe ambtgenooten te waken voor de belangen van dit schoone en veel geliefde land. Wees verzekerd, waarde minister, van de welwillende gevoe lens die ik u toedraag. leopold."

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1857 | | pagina 2