Guitrnlrtnösrljc tiiïnncjcn.
brabant, de sluiting der Zuid-Willemsvaart, het leggen eener
tweede telegrafische lijn van Nederland iiaarEngeland.de rege
ling der geueeskuudige staatsregeling,en het tijdstip der behan
deling van het wetsontwerp op het lager onderwijsf. dat tot
goedkeuring van den afkoop van den Sondtol. dat. aanleiding
gaf tot het. mededeelen van eenige beschouwingen omtrent de
in het verslag voorkomende opmerkingen betrekkelijk de bevor
dering door de regering der gemakkelijkheid vat» het vervoer
van landproducten en het aanwenden van batige sloten in de
schatkist voorhanden tot. onmiddelijke delging van schuld, bij
welke gelegenheid de heeren Cremers, van Rijckevorsel, Tonc-
kens, van Swinderen. de Vos van St.eenwijk, van Nispen van
Paunerden en de minister van financiën liet woord voerden;
g. dat tot. verhooging van hoofdstuk IX A der staatshegrooting
van 1857, waarover geene beraadslagingen plaats haddenh.
dat tot goedkeuring van het met. de Uominicaansche republiek
gesloten tractaat van handel en scheepvaart., waarbij eene woor
denwisseling tusschen den heer van Rijckevorsel en den minis
ter van builenlandsche zaken plaats hadi. dat. tot regeling van
het gebruik van het. koloniaal batig slot over 1855, hetwelk de
heer van Rijckevorsel verklaarde om daarvoor door hem opge
geven redenen te zullen moeten afstemmen; j. dat tot hekrach-
tiging van eene ordonnantie van den gouverneur generaal van
Nederlandsch Indie betrekkelijk het verbod van den invoer van
vuurwapenen op de westkust van Sumatra, dat geene beraad
slaging opleverdek. dat tofigoed keuring eener ordonnantie van
den gouverneur-generaal van Nederlandsch Indie aangaande
het toestaan gedurende 1856 van den invoer vau rijst en padie
te Moeara Kompeh, waarmede de heer van Nispen van Pauner
den te kennen gaf, wegens de te late indiening, zich niet te kun
nen vereenigen, die daarop door den minister van koloniën be
antwoord werd.
Al die wetsontwerpen werden achtereenvolgens aangenomen;
die onder de letters a, b, c. d, e, g. h en j, met algemeene (32)
stemmen, en dat onder i met 31 tegen ééne stem, die van den
heer van Rijckevorsel, en dat onder let. k met 31 tegen ééne
stem, die van den heer vau Nispen van Pannerden.
De commissie van rapporteurs voor de wetsontwerpentot
onteigening van perceelen voor den aanleg van een kanaal in
Zuidbeveland; tot vereeniging van onderscheidene gemeenten
tot regeling der jagt en visscherij, hebben daaromtrent hare
verslagen uitgebragt. De kamer zal die wetsontwerpen op vrij
dag in behandeling nemen.
Zitting van 11 junij.
In deze zitting zijn behandeld de wetsontwerpen waarvan de
beraadslagingen aan de orde waren gesteld.
Nadat de minister van financien op de in het verslag nopens
het wetsontwerp betrekkelijk de regten op den in- en uitvoer
van visch voorkomende opmerkingen had geantwoord en de
heeren van Darn van Isselt, van Rijckevorsel, Cost Jordens,
van Beeck Vollenhoven, van Sasse van Isselt en van der Ouder-
meulen het woord hadden gevoerd, is het wetsontwerp aan eene
stemming onderworpen, waarbij zich 16 leden voor en 16 leden
tegen hetzelve verklaarden.
Ten gevolge van de staking der stemmen zal er in eene vol
gende vergadering en wel op morgen, dadelijk na het houden
der pause, andermaal over dat wetsont werp gestemd worden.
Tegen hebben gestemd de heeren: van Aylva van Pallandt,
van Dam van Isselt, van Golstein van Oldenaller, Tonckens,
Loopuijt, Blankenheijm, Bosch van Drakestein. Paspoort van
Grijpskerke, Cremers, van Weel, van der Onderineulen, van
Rijckevorsel, Borski, van Wessem, Insinger en de voorzitter.
Bij deze stemming was de heer d'Ablaing van Giessenburg
niet tegenwoordig.
De heer van Rijckevorsel deed daarop het voorstel, om het
naauw verband tusschen dit wetsont werp en dat op de zeevis-
scherijen, dat. aan de orde was, de behandeling van dit laatste
uit. te stellen tot. dat het lot van het eerste zou heslist wezen
welk voorstel met 23 tegen 9 stemmen werd verworpen.
Het wetsontwerp op de zee visscherij werd daarna, nadat de
minister van binnenlandsche zaken de in het verslag gevraagde
inlichtingen gegeven had, in stemming gebragt en met 25 legen
6 stemmen aangenomen.
Tegen hebben gestemd de heeren van Wessem, Tonckens,
Insinger, van Aylva van Pallandt, van Dam van Isselt. en van
der Üudermeulen bij welke stemming de heeren van Rijcke
vorsel en d'Ablang van Giessenburg afwezig waren.
De commissie voor de verzoekschriften heeft op eenige
adressen verslagen uitgebragt, met, welker conclusien de kamer
Zich achtereenvolgens vereeuigde.
fïeineenteraad van Middelburg,
Zitting van 10 junij.
Voorzitter de heer Bijlcveld van Serooskerke.
Afwezigjleheeren Paspoort van Grijpskerke, vap dc Graft,
Bnijddir',.vun.jDiggelen, van Deinse, van Teylingen en de Jonge,
>iC/dcvèit3 ,(ïprh'éer I/ammc, die echter later verschijnt.
a. 'gbedkourbicj- der notulen van de vorige zitting worden
kfeuidsgcVjnjr Aangenomen a. demededeeling dat dc heeren
Paspoort viinc Grijpskerke. van Diggelen, van Deinse, Snijder
e\» (lg Jonge door afwezigheid, van Teylipgen door ongesteldheid
eoNytfa. iD Gi\jfj door Inwissel ij ke omstandigheden verhinderd
zijn ut üi'U'.'j? bij te wonen; b. gelijke mededeelirig dat door
hiirgemecSTci-en wethouders zijn gevraagd en verkregen eenige
inlichtingen betrekkelijk den in dc vorige zitting overgelcgden
staat op/.igtens dc godshuizen; c. vier missiven van gedeputeerde
statenjlezcr provincie, respectievelijk behelzende 1. berigt der
goedkeuring van vier raadsbesluiten tot af-cn overschrijving op
>1l- gem^èhtebegrootingen voor 1856 en 1857 2. berigt der ont-
vuigst vin» 'een afschrift der gearresteerde verordening op het
marktwezen» (die inmiddels door burgemeester en wethouders
bereids is afgekondigd); 3. idem van die, houdende verklaring
p-elfce verordeningen tegen wier overtreding straf is bedreigd,
alsnog van kracht zijn; 4. idem van die op het brand wezen,
waarin echter eenige bepalingen naar het oordeel van het gewes
telijk bestuur strijdig zijn met de wet, zoo dat deze aan den
koning is ter vernietiging voorgedragen.
Hierop wordt gelezen eene missive van gedeputeerde staten,
geleidende beschikkingen op tot dat collegie gerigte reclames
betrekkelijk het kohier voor den hoofdei, omslag, dienst 1857.
Daaruit blijkt dat gedeputeerde staten hebben vernietigd een
aanslag van mej. A. Hisser, als zijnde hare bezittingen begre
pen in den onverdeelrlen boedel barer moeder en als zoodanig
deze aanslag dubbel, en voorts die van A.W. Ingelse en wed. J.
Bouwtlewijnse verminderd met uitnoodiging aan den raad om
liet kohier dien overeenkomstig te wijzigen, onder verdere
opmerking dat niet overal eene behoorlijke evenredigheid in den
aanslag schijnt te zijn in acht genomen, waarom in bedenking
wordt gegeven de kohieren zóó in te rigten dat alle aanslagen
in de zelfde klasse bijeen staan, hetgeen bevorderlijk wordt
geaeht tot een meer regelmatig overzigt, en dan ook overal in
deze provincie gebruikelijk is.
Alzoo wordt besloten en het kohier definitievelijk gearres
teerd, bedragende chaus in totaal f 50.562,01zullende daarop
door de zorg van burgemeester en wethouders de finale goed
keuring worden aangevraagd en op de gemaakte bemerking
worden acht geslagen bij de opmaking van het kohier voor
het dienstjaar 1858.
Voor kennisgeving is aangenomen de medcdceling des voor
zitters dat bij burgemeester cn wethouders is ingekomen eene
missive van den commissaris des koning3 in Zeeland, houdende
berigt dat het minis crievan binnenlandsche zaken een aanvang
maakt met de geregtelijke vervolging van zoodanige gemeente
besturen, welke weigerachtig blijven om aan het rijk te voldoen
de alimentatie van veroordeelde bedelaars in de koloniën der
maatschappij van weldadigheid, verschuldigd van vóór
1 september 1854, terwijl dien ten gevolge bereids menig be
stuur is in schikking getreden onder mededeeling ten slotte
dat door deze gemeente nog is verschuldigd f 3503.6 5.
Burgemeester en wethouders hebben voorloopig gemeend
hierop te moeten berigten dat het gemeentebestuur volhardt bij
zijne ontkeritenis der sehuldpligtigheid, zoo als sedert 1852
blijkens dc daarover gevoerde correspondentie is gedaan, en
in ieder geval voorshands zal afwachten den uitslag der inge
stelde regtsvordevingen.
De heer Damme komt ter vergadering.
Wordt gelezen een missive van het collegie van regenten
over den algemeencn arme, waarbij opgegeven wordt dat de
kosten van liet wieden cn schoonhouden der straten en pleinen
enz. over 1856 hebben bedragen f 1002,22$, waarvan moet
afgetrokken f54, als voldaan door enkele ingezetenen, daartoe
vcrpligt, zoo dat lastens de gemeente komt f 948,22$ waarvan
bereids f 650 door den gemeente ontvanger is voldaan.
De voorzitter herinnert hierbij dat zulks vroeger geschiedde
door rle bewoners van het werkhuis voor omstreeks f 600. Bij
openbare aanbesteding is dit werk later aangenomen voor f 1100,
doch die afloop niet goedgekeurd en bij voorkeur het werk op
gedragen aan het algemeen armbestuur.
Dit bestuur heeft het thans doen uitvoeren en daardoor de
ontslagene personen uit het werkhuis in de gelegenheid gesteld
in hun onderhoud te voorzien, en alzoo te voorkomen dat zij las
tens de gemeente vervielen, terwijl het bedrag nog beneden de
aannemingsom is gebleven.
Wordt besloten aan voorgemeld collegie toe tc kennen boven
de op de begrooting uitgetrokkene f 650, nog een bedrag van
f 298,22$, en deze uitgave te vinden door af-en overschrijving
op de gemeentebegrooting uit den post voor onvoorziene uitga
ven, even. als voor f 50, waarmede de post kosten van het huis
van bewaring" moet worden verhoogd, tot welk laatste bij con-
ceptrcsolutie wordt besloten.
Overgaande tot dc uitloting van een aandeel in het renteloos
voorschot ten behoeve der verbrceding van de Bellingbrug,
wordt tot aflossing aangewezen no. twaalf, cn de uitvoering op
gedragen aan burgemeester cn wethouders.
Voor de nieuwe verkiezing van raadsleden, die op den derden
dingsdag der maand julij naar het voorschrift der gemeentewet
moet plaats hebben, worden benoemd lot leden van het stem
bureau de heeren Vis en Lantsheer, eu tot plaatsvervangers de
heeren de Jonge, Rekker en Caland.
Aan de orde is de deliberatie bij resumtie op liet rapport der
commissie van financien, betrekkelijk het adres van de directie
over het stoombootveer op Rotterdam, waarvan de copclusie
strekt om liet tarief van het havengeld te verminderen voor op
deze gemeente varende stoombooten, op 1 cent in plaats van 3
cent per patentton.
De lieer Caland vindt eenig bezwaar in de aanneming van dit
voorstel, vooral wanneer hij let op de belangrijke schade die
door de stoombooten aan het havenkanaal wordt toegebragt.
Hij wijst op de noodzakelijkheid dat de directie daarop ernstig
worde gewezen.
De heer Vis kan in zoo verre dit gevoelen doelen, dat hij wei-
ligt deze gelegenheid gunstig acht om, bij het toestaan eener
gunst, voorwaarden tc stellen echter is hij overtuigd van het
moeijelijke om de aangewende stoomkracht in het havenkanaal
te constateren.
De voorzitter benevens de heeren van Uije en Lantsheer,
verklaren het volkomen eens te zijn datdc stoombooten in lioogc
mate oorzaak zijn van de degradation aan liet havenkanaal. Zij
wijzen echter op het moeitevolle om hierin te voorzien. Intus-
schen kan de heffing van eene helasting als liet havengeld geens
zins bij wijze van schadeloosstelling worden opgevoerd, en
daarenboven zou ccne vergoeding der schade oneindig meer
beloopen dan waarvan ten deze snrakc is.
Na vrij uitvoerige discussie wordt met algemeene stemmen
besloten: a. bet tarief tc wijzigen naar het voorste} der finan
ciële commissie, b. aan burgemeester cn wethouders op te
dragen de commissie van fabricage andermaal ernstig uit te
noodigen om maatregelen tc beramen tot voorkoming vj»n het
toebrengen van zoo belangrijke schade aan het havenkanaal
door de stoombooten, het zij door een nadrukkelijk bevel om in
het kanaal met halve of een vierde kracht te werken, en de ge
trouwe naleving, hij twijfel, ten koste der directie te doen con
troleren, dan wel door andere gepaste middelen, aan den raad ter
goedkeuring voor te dragen.
De conclusie van het rapport der commissie van financiën,
ter vorige zitting uitgebragt op een rekwest van landbouwers'
behelzende bezwaren tegen de heffing van marktgelden, welke
conclusie strekt om der adressanten verzoek in te willigen, alzo0
zij niet bchooren onder litt. e van liet tarief, voor dezulken die
vaste standplaats op gemeentegrond hebben, maar onder litt.
laatste alinea, als leurders, wordt met algemeene stemmen in
een besluit dezer vergadering veranderd.
Aan dc orde is het rapport, door de commissie voor de straf
verordeningen uitgebragt en bereids ter inzage nedergelegd,
op het rekwest van buskruid verkoopers, die wijziging van het
polieie reglement verzoeken en daarbij magtiging om 1. nazons
ondergang vuurwerken te verkoopen en 2, meer dan 3 pond kruid
enz. in hunnen winkel, en meer dan 25 pond in hunne magazij
nen of bergplaatsen te hebben. De commissie heeft hieromtrent
ingewonnen het advies der generale directie van het brandwe-
zen, en deze wenscht liet eerste verzoek als zeer billijk toe te
staan, doch het tweede als gevaarlijk te wijzen van de hand,
conform welk advies de commissie ook voordraagt, opzigtens
het eerste, magtiging op den burgemeester te verstrekken om
die vergunning bij feestdagen enz. teverleenen, en het tweede
puntte wijzen van do hand.
De heer Lantsheer moet zich, niet tegen de zaak maar tegen
de voorgestelde wijze van behandelen verzetten, omdat hij den
raad incompetent acht tot liet geven van eene vergunning, in
strijd met eene door den koning goedgekeurde verordening.
Hij zou dus de voorkeur geven aan eene wijziging dier veror
dening.
De lieer Yerbrugge bestrijdt dit gevoelen het welk de heeren
Rekker en Siffle daarentegen verklaren te deelen waarna be
sloten wordt zich niet de conclusie van het het rapport tc ver-
ccnigen, doch het stuk te renvoijeren aan de commissie, tot het
omwerpen van eene wijziging van art. 111 der verordening van
polieie; zullende voorshands naar het voorstel van den heer
Yis bij den op handen zijnden feestdag de beoogde dispensatie
worden verleend.
Door de commissie van financien is, ten gevolge van de door
gedeputeerde staten, bij missive van 24/27 april jl.gemaakto
bedenkingen op de gemeentebegrooting voor 1857, gerappor
teerd dat zij van oordeel is ten deze behoort te worden ingewacht
de koninklijke beslissing op de door den raad gearresteerde ta
rieven voor loonen enz.waartoe besloten wordt.
Eene staat, houdende verzoeken tct teruggave van aan
slagen in den lioofdelijkcn omslag voor 1856, met daarbij,
opgegeven advies van burgemeester en wethouders, wordt ter
inzage van de leden nedergelegd.
Door den heer van Uije wordt rapport uitgebragt namens dc
commissie in wier handen is gesteld adres van de scheeps-
vccders den Bouwmeester, Borsius van der Leve, om teruggave
van de kaaigclden, gevorderd voor het afgeloopene, maar nog
onvoltooide barkschip Stad Middelburg.
In het rapport wordt betoogd dat ook bij dc Commercie com
pagnie geen dokgeld van de afgeloopene schepen aanstonds
wordt geheven, waarom de conclusie strekt om de adressanten
thans te ontheffen van den aanslag, cn voortaan tc accorderen
vrijdom van kaaigeld voor op hunne werf gebouwde schepen,
tot zes maanden na het van stapel loopen. Dc beslissing hierop,
wordt aangehouden.
Njets meer te behandelen zijnde, wordt de zitting gesloten.
KngeEand.
Londen 10 junij. De bill, houdende nieuwe bepalingen op
het st uk der echtscheiding, zal bij het hoogerhuis weldra afge
handeld zijn en vervolgens bij het lagerhuis in beraadslaging
komen. Naar het oordeel vau sommigen gaat deze wet, door de
echtscheiding en het tweede huwelijk van eenen gescheiden
echtgenoot gemakkelijker Ie maken, verder dan bestaanbaar
is piet het ontzag voor de heiligheid van den huwelijksband,
hetwelk door het evangelie ingeprent wordt. Hel dnbÜnsclie
dagblad The tablet, een orgaan der katholijke geestelijkheid van
Ierland, zegt //dat de kalholijken, onder de leiding van den
kardinaal-aartsbisschop van Dublin, eenige pogingen doen oirv
te belett en, dat die verfoeijelijke wet. waardoor Haver Majcsteits
ministers overspel willen wettigen, tot stand korae."
ffiweslen en doorwegen.
Men weet dat Zweden en Noorwegen, hoewel onder een en
den zelfden scepter vereenigd, elk eigene verordeningen en
besturen voor de heffing van grenstolregten hebben, zoo dat de
invoer uit het eene land in het andere met de betaling van regten
bezwaard is. Inliet lar.tst van het vorige jaar werd door den
koning eene staatscommissie benoemd om een plan te maken
tot wegriemiug van dat voor den handel drukkende bezwaar.
Zij ontwierp eene tariefwetgeving,die voor de beide landen zou
gelden en de binnenlandsche tollinien geheel zou doen vervallen;
en dit ontwerp werd aan den noorweegschen rijksdag ter goed
keuring voorgelegd. Thans ontvangt men uit Stockholm het
onverwachte berigt, dat het ontwerp door den Storthing te
Christiania met eene vrij groote meerderheid van stemmen ver
worpen is. Daar de wetgevende vergadering van Noorwegen