bevingen hebben plaats gehad, terwijl in februarij en in het begin
van inaart veel regen is gevallen, gepaard met sterke vviuden.
Daardoor waren op enkele plaatsen woningen omgewaaid, voor
al te Cheribon, waar tevens 1(5 bouws padie door regen en wind
zijn vernield. Van Bezoekie schreef men, dat de rivier Sampean
buiten zijne oevers was geloopen, en den spoorweg heeft over
stroomd, welke dien ten gevolge vol gaten is gevallen.
In den avond van den 3 maart, ongeveer ten 9 ure, is bij
donker en buijig weder, op het buitenste eiland voor de kust
van de hoofdnegerij Japara, gestrand de ncderlandsche bark
Laurentius en Emelie, gezagvoerder Knappert, van Samarang
naar Soerabaija bestemd. Daar van de bark geene noodschoten
gedaan werden, kreeg het bestuur eerst in den morgen van den
4den kennis van het ongeluk. Onmiddeüjk werd toen, onder
de leiding van den fungereuden havenmeester J. A. B. Heinne-
main en den controleur der afdeeling Japara, J. H. Hagen, de
mogelijke hulp verleend. De bemanning en de passagiers zijn
gered. Men is bezig om zoo veel mogelijk te bergen, doch vreest
dat het schip en een groot gedeelte der lading verloren zal zijn.
Van de welwillende medewerking der naburige britsche
autoritei!en is onlangs weder gebleken door de uitlevering van
de nederlandsche bark Henrietta Maria. Dit schip, bestemd
van China naar Havanah met een 30lal chinesche koelies, werd
op de kust van Cochin China door de ingescheepte Chinezen
vermeesterd; zij dwongen den gezagv. onder deu wal te anke
ren en verlieten meerendeels het schip, den gezagv. en verdere
equipage, uitgezonderd vier man, medenemende.
Met deze vier man bragten de aan boord gebleven Chinezen
het schip weder onder zeil, om te trachten Singapore te be
reiken. Op goed fortuin zeilende, werd de Henrietta Maria
ontmoet door het amerikaansche schip Coeur de lion, waarvan
de eerste stuurman het bevel over de Henrietta Maria op zich
nam en hetschip, niet zonder gevaar, te Singapore bragt, waar
het aan den nederlandschen consul overgegeven werd.
Stateu'generaal.
Het voorloopig verslag der commissie van rapporteurs, op 26
meijl. uitgebragt, over het ontwerp tot regeling van het gebruik
van het koloniaal batig slot over 1855, vangt aan met de ver
klaring, dat het ontwerp bij de overwegingen in de afdeelingen
der kamer tot onderscheidene bedenkingen heelt aanleiding
gegeven, die bf de voordragt in haar geheel betroffen óf zich aan
het daarbij overgelegde proees-verbaal van de handelingen der
staats-commissie voor het onderzoek der remise-rekeningen
knoopten, of ook tot in dat stuk niet behandelde onderwerpen
van koloniaal beheer betrekking hadden. In de eerste plaats
hebben vele leden op nieuw en met nadruk geklaagd, dat het
voorschrift van art. 60 der grondwet, omtrent eene regeling bij
de wet, van de wijze van beheer en verantwoording der koloniale
geldmiddelen, nog altijd eene doode letter blijft. Zij meenden,
dat het meer dan tijd werd om aan dien onuatuurlijken, met alle
constitutionele begrippen strijdigen staat van zaken een einde
te maken en drongen alzoo aan op eene spoedige indiening dei-
wet bij gemeld grondwetsartikel gevorderd, en op het laten va-
reu van een ongelukkig denkbeeld, om aan die regeliug eerst de
hand le slaan als de wetten omtrent 's rijks comptabiliteit zullen
zijn tot stand gebragt.
Het onderzoek der remise-rekeningen door eene staatscom
missie biedt, naar de meening dier leden, geene genoegzame
controle aan op het gebruik der koloniale geldmiddelen; zoo
werd door de bedoelde commissie nimmer eenige bedenking ge
maakt over het feit dat, sedert 1819, jaarlijks aan de Nederland
sche handelmaatschappij provisie aan hare agenten hier te lande
is betaald, iets, waarvan in het contract met dat handelslig-
chaam niet gesproken wordt en waaromtrent de volksvertegen
woordiging blijkens het verhandelde in de zitting der kamer van
den 2 maart jl. in de stellige meeniug heeft moeten verkeeren,
dat met 1 januarij 1850 de betaling van zoodanige provisie
voor altijd was afgeschaft. Daarenboven vindt men, om een
ander voorbeeld te geven, op de algemeene rekening van het
gebruik der koloniale remises over 1855 een post van twee mil-
hoen guldens voor het. herstel van het muntwezen in Nederl.
ludie uitgetrokken. In het procesverbaal der staatscommissie
wordt daarvan als ter loops gewag gemaakt door den minister
van koloniën, die in zijne openingsrede le kennen geeft: l)at
daaromtrent de wettelijke beschikking alsnog' kauworden te
genioet gezien," terwijl slechts eeuige maanden vroeger door
ne regering in haar verslag omtrent de regeliug van het munt-
wezen in Nederl. ludie werd te kennen gegeven, dat nog onge
veer f 1,500,UÜ0 aan de middelen tot dekking der uitgaven voor
het muntwezen zon moeten worden toegevoegd. Eu al moge
dit vca^trhhqhoorlijk kuunen opgehelderd worden, dan nog
blijft. e^r^aWgère.vraag van niet minder gewigt over, namelijk
yfj zo^^.\wöörafgkande goedkeuring des wetgevers, de twee
.hiiïfyoeiVbp 'dcï(3mis'9rekening van 1.855 in uitgaaf rnogt worden
|gci;rag}. Qvèr 'lult geheel zijn naar iiet gevoelen der bedoelde
le.icir; de mededeelmgeu, die de kamer lot nu toe wegens het
ounen, voor liet herstel van het indisch munt-
y.Vz^tybö's,ühikbf£tT gesteld, heeft ontvangen, weinig geschikt
om^vfenieJiéfilhd van dien maatregel uit een zuiver financieel
oogpunt licht le verspreiden.
Ten aanzien der vraag, of niet in verband met den aanmerke-
Rfioogden marktprijs der koffij, sedert de resolutie van
f staatsblad no. 7) waarbij het plantloon der iuland-
sehe bevolking op Java, naar aanleiding van den toen aangeno
men marktprijs, van f25 bepaald werd op 112 per picol, dat
plantloon eene evenredigevormeerdering behoort te ondergaan,
•hebben velé leden verklaard dat zij de gronden, die voor eene
ontkennende beantwoording der vraag ïu het procesverbaal der
eUiictscómmissie worden aangvoerd, niet beschouwen als aan-
nemelijk. Algemeen vereenigde men zich in het doen der vraag
of de ernstige overweging dezer aangelegenheid, door de rege
ring toegezegd, reeds is afgeloopen, en of zij geleid heeft tot het
nemen van een bepaald besluit. Men gevoelde zich verpligt in
lichtingen te vragen omtrent de som van f899,000, die na
aftrek der ontvaugen vergoedingen voor assurantie tegen zee
schade van de in 1855 verkochte governemenls-producten
betaald is, niettegenstaande de regering in 184-9 reeds de toe
zegging heelt gedaan, dat voortaan van iedere lading dier pro
ducten een bedrag van f 100,000 onverzekerd zou gelaten
worden en terwijl sommige leden zich verklaarden voor het
stelsel van eigen verzekering, door het gouvernement gewis
eerder te volgen dan door particulieren, willen eeuige andere
leden aan de regering in bedenking gegeven hebben, om een
vast stelsel van trapsgewijze vermindering aan te nemen, waar
door bijv. liet bedrag der ladingen, dat voor eigen risico blijft,
telken jare met 10 ten honderd zou verhoogd worden.
Ten aanzien der klagt, onlangs in de openbare dagbladen
voorgekomen,zegt de commissie van rapporteurs dat, indien die
klagtin allen deele gegrond ware,zij de aandacht zou verdienen.
Bij de laatste tinveiling den 25 junij 1856 gehouden, heeft de
handelmaatschappij, namelijk, de verzekering gegeveu, dat zij
voor de helft van junij 1857 geene andere dan het toen in vei
ling gebragle tin ter markt zou bi«ngen, en dat tot op genoemd
tijdstip geene gouvernementsveiiingen van (in zouden gehouden
worden. De handel heeft in de toezegging, welke even als alle
dergelijke geacht moet worden uit naam der regering te zijn
gedaan, het volledigst vertrouwen gesteld en daarop zijne be
rekeningen gegrond. Dat vertrouwen is echter te leur gesteld,
daar, naar men beweert, voor weinige maanden, door gemag-
tigden der concessionuarisseu van de ontginning van Biliton,
eene hoeveelheid van 2684 blokken tin hier te lande ter markt
is gebragt. Zoo dit feit waar is, moet men vragen, hoe namens
de bedoelde concessionuarissen, buiten de Handelmaatschappij
om, tin verkocht heelt kunnen worden. Art. 4 der overeenkomst,
met hen deu 23 maart 1852 gesloten, houdt toch de uitdruk
kelijke bepaling in. dat zij, wanneer en zoo lang het gouverne
ment "au Nederiandsch Indie zulks noodig acht, //gehouden
zijn het door hen ontgonnen tin te brengen in de veilingen van
gouvenieineuts-tiu in Nederland." Ook iudieu men kou aan
nemen dat het indische gouvernement de concessionuarissen
van de hun bij art. 4 opgelegde verpligting heeft ontslagen en
onder de bestaande omsiandigheden mogt ontslaan, vereischt
het opheldering, waarom aan zoodanigen maatregel niet. bij
tijds openbaarheid is gegeven. Nu toch heeft de Handelmaat
schappij, die hier als agent der regering sprak, naar het. schijnt
buiten hare schuld, eene toezegging gedaan, die gebleken is
eene misleiding geweest, te zijn.
In den laalsten tijd is de openbare aandacht hier le lande,
door hetgeen de heeren van Vlissingen en andereu deswege
openbaar hebben gemaakt, zeer bijzonder gevestigd geworden
op het overbrengen van ncderlandsche kolonisten naar gedeel-
ten onzer overzeesche bezittingen, welke voorde vestiging van
europesche landbouwers geschikt zijn, en, zonder gewigtige
belangen in de waagschaal te stellen, daarvoor kunnen worden
aangewezen. Men wensclit te weten, wat de regering over deze
plannen van kolonisatie denkt, en of zij geneigd is, de verwe
zenlijking daarvan te helpen bevorderen.
Naar het oordeel van verscheidene leden is de loop, dien de
zaak der vestiging eener stoompacketvaart. tussehen Nederland
en Indie genomen heeft, wel geschikt om leedwezen en be
vreemding op te wekken. Sedert jaren was op liet lot, stand
breugeu dezer gewenschte verbetering aangedrongen, laden
laatsten tijd scheen cr eenig uilzigt te bestaan, dat daarvan
werkelijk iets komen zou, en nu blijkt, ten slotte, dat niets an
ders is le weeg gebragt, dan liet opwekken van naijver tussehen
de twee groote handelsteden. Zonder in de bijzonderheden
van het te dezer zake ontstaan geschil te willen treden, meende
men in het algemeen te moeten aanmerken, dat de minister
van koloniën beter verantwoordelijk zou zijn geweest, indien
hij of van den aanvang af verklaard had. dat de regering niet
treden kon in het ondersteunen van eenige onderneming van
dien aard, of wel met de voorwaarden, waarop de mededinging
daaromtrent geopend werd, vele maanden vroeger te voorschijn
was gekomen. Het beramen der geheel onaannemelijke voor
waarden, die ten laatste zijn openbaar gemaakt, had toch zulk
een lang tijdsverloop niet gevorderd als daaraan is besteed.
Gaarne zal men thans vernemen welke gedragsliju de regering
voornemens is voorlaan te dezer zake te volgen.
Voor zooveel eindelijk de west-indische koloniën betreft,
kon men niet nalaten, terug te komen op het groote vraagstuk
dat daar alle andere beheerscht, de afschaffing namelijk van de
slavernij der negers. Men vroeg, wanneer de deswege ontwor-
pene wetsvoordragten, die men op de vroeger gedane beloften i
afgaande, reeds sedert geruimen tijd te gemoet, had gezien, aan
de staten-generaal zou worden aangeboden. Eenige leden had
den het wenschelijk geacht, dat de minister van koloniën zich
minder met het helpen uitvaardigen van het nieuwe drukpers-
reglement voor Nederiandsch ludie, meer met deze hoogst
gewigtige aangelegenheid gehaast had.
töuitcnlimïrscljc tijDingcn.
Kugeland.
Londen 1 junij. Berigten uit lionkong van 15 april melden
dat aan de monding der rivier van Canton een gevecht heeft
plaats gehad tussehen de engelsche stoomschepen Bornct en
Sampson en het linieschip Sybille, onder bevel van den com
modore Elliot, met een groot aautal chinesche oorlogsjouken.
De Chinezen hebben bij die gelegenheid drie jonken verloren,
terwijl belangrijke papieren iu handen der Engelschen moeten
gevallen zijn, welke het bewijs moeien léveren, dat de verschil
lende sluipmoorden op de inwoners dér kolonie op aanhitsing
der mandarijnen te Canton waren gepleegd. Men verzekert,
dat de fransche regering aan hare vertegenwoordigers in de
chinesche wateren Jast gegeveu heeft om gemeenschappelijk
met Engeland te handelen."
Het geachte geneeskundige tijdschrift The lancet, zegt
dat, dr. Lander, te Athene, bij ondervinding heeft, bevonden dat
10 of 12 droppels chloroform in een weinig water, een onfeil
baar middel zijn tegen zeeziekte; eene dosis geelt onmiddelijk
verligting.
Uuitscliland.
Weenen 1 junij De keizer en de keizerin zijn eergisteren
avond met een extra trein hier teruggekeerd.
Of hunne reis na het overlijden dcrnitrtsliertogin Sophie zal
voortgezet worden, is meer dan twijfelachtig. Eof J'jkje dei-
overledene aartshertogin, dat zich nog te Ofeu bevindt. z*i,
heden aldaar ten toon gesteld en morgen met een extra trein
herwaarts vervoerd worden.
Uit Verona zijn heden berigten ontvangen, welken deu
toestand van den veldmaarschalk graaf Radetzky als zeer be
denkelijk voorstellen. De geneesheereu zijn namelijk wegens
den hoogen leeftijd des lijders voor het uiterste beducht.
Te Rome vleit men zich met de hoop, dat de jongste
maatregel tot opheffing van den staat van beleg in die provin
ciën van den kerkelijken staat, waarin hij nog besioud, de
voorlooper is van andere nog meer gewigtige staatkundige
besluiten, en dat de kardinalen en bisschoppen den paus wel-
meenende maatregelen, om de stemming der bevolking le
verbeteren, zullen aanraden. De heer van Oiv bevindt zich nog
te Rome en wacht op de ratificatien van het met de wurtem-
bergsche regering gesloten concordaat. Te Rome begon het
thans weder stil te worden; de laatste russische inaguatcu-
familien hadden die stad verlaten.
De geruchten van eene aanstaande abdicatie van den
koning van Zweden, op grond van zijne zwakke gezondheid,
worden weder in omloop gebragt, alsmede die van eene op han
den zijnde abdicatie van den koning van Denemarken.
Er is wederom sprake van een huwelijksontwerp tussehen
den koning Victor Emanuel van Sardinië en prinses Maria
Maximilianowna van Leuchtenberg, die bij hare moeder de her
togin van Leuchtenberg, grootvorstin Maria van Rusland, te
Genève vertoeft.. De prinses is 16 oclober 1841 geboren. l)it
berigt vereischt echter allezins bevestiging.
BSeBg-ie.
Brussel 2 junij. Men gelooft dat het ministerie eene ontbin
ding te gemoet gaat, en dat ter zake der liefdadigheidwet onder
de leden van het, kabinet oneenigheid bestaat. Zelfs zegt men,
dat bereids het kabinet zijn ontslag heeft ingediend.
Men wil weten dat de minister van justitie Not bomb, lot
gouverneur van de provincie Luxemburg zal worden benoemd t
De rust blijft hier en, zoo ver men weet en vertrouwen
mag, ook in alle andere groote steden des rijks voort heerschen.
Te Ostcnde en te Brugge ziju de liberale volksvertegenwoordi
gers, die tegen de wet op de liefdadigheid gesproken en gestemd
hebben, bij hunne terugkomst uit Brussel met groot gejuich en
te Brugge zelfs zeer feestelijk ontvangen, doch zonder dat eeuige
aanranding van bijzonder eigendom heeft plaats gehad.
In de gemeente Jemmappes zijn daarentegen.zondagavond,
verregaande wanordelijkheden gepleegd. Het gepeupel heefi
de meubelen van de school der geestelijke broeders verbrand
en de glazen van het klooster der geestelijke zusters verbrijzeld
Brussel 2 junij. De openbare orde is wel hersteld, maar nog.
heden hadden onderscheidene arrestatien plaats en Brussel is
door eene aanzienlijke strijdmagt als het ware ingesloten. Die
militaire vertooning en het oproepen van 20.000 man nieuwe
troepen onder de wapens, verhoogt de algemeene bezorgdheid.
De Monitcur behelst wel is waar eenige meer geruststellende
verzekeringen, maar men weet zich niet te min geen geruststel
lende oorzaak te denken voor zulk eene verbazende magtsont-
wikkeling. Alleen reeds om Brussel zijn thans gelegerd een
regementlauciers, een regement kurassiers, een regemeut.jagers
le paard, het 2de en 11de regement van linie, verscheidene ba-
taillons jagers le voet enz. enz.; wanneer men daarbij voegt het
regement guides, het regement grenadiers, de linietroepen, de
jagers en de artillerie die in de stad zelvp zijn, dan krijgt men
een betrekkelijk ontzaggelijk sterke strijdmagt, die de gisting
onder de bevolking der hoofdstad gaande houdt en tot de meest
onrust barende geruchten leidt.
De een spreekt van de weder indiening van de wet op de lief
dadigheid (de verdaging der kamers mag niet. langer dan eene
maand duren), wier aanneming dan door de kracht der bajonet
ten zou worden doorgedreven; de ander spreekt van een coup
d'état, tot stand gebragt onder bescherming dier zelfde bajonet
ten en ten gevolge van aandrang uit den vreemde. Die coup
d'état zou de wijziging der constitutie ten doel hebben, vooral
tot fnuiking van de vrijheid der drukpers. Weer anderen bewe
ren dat. de te'zamentrekking van zoo veellroepen om Brussel
geschiedt met het oog op de maatregelen die de fransche rege
ring, naar men het liefst gelooft bij wijze van voorzorg, geno
men heeft als eeri gevolg van de hier te lande plaats gehad
hebbende onlusten, welke maatregelen daarin bestaan, dat te
Maubeuge en andere grensplaatsen talrijke fransche legerkorp
sen geconcentreerd zijn.
Zeer veel opzien baart het feit, dat de koning aan het gemeen
tebestuur der hoofdstad heeft doen weten, dat hij dc commissie
uit den raad niet kon ontvangen, die hem het adres zou over
handigen, waarin de intrekking der wet op de liefdadigheid
wordt gevraagd.