knapen en jongelingen aangemeld. Velen konden de keuring
niet doorstaan. liet meerendeel heeft getrouw de lessen bijge
woond en den vastgestelden cursus in de onderscheidene
vakken van het ligt-matrozen-werk doorloopen, zoodat zij
geschikt gekeurd konden worden, om de kweekschool met
goed getuignis te verlaten en in werkelijke dienst te treden. Zoo
werden 38 als scheepsjongens en 5 als raatrozen der 4de klasse,
waarvan een, wegens bijzondere bekwaamheid, na korten
diensttijd tot de 3de klasse is bevorderd, toegelaten. Twee
andere werden, om hunne buitengewone vorderiugen in enkele
vakken, als stuurmansleerlingen aangenomen, en bij het einde
des jaars waren weder 3 jongelingen op het punt om, als
geschikt voor de dienst, van de school ontslagen te worden.
De uitkomst is derhalve, dat binnen zoo kort tijdsbestek 48
jongelieden, die kort geleden nog voor een groot deel nutteloos
en werkeloos ronddoolden, nu tot een nuttig bedrijf, tot eene
eervolle betrekking, tot ecue gezonde levenswijs, tot een voor-
deelig bestaan, ja tot hunne maatschappelijke bestemming zijn
gebragt, terwijl hun verblijf op de school niet meer dan f 10 per
hoofd heeft gekost.
In de residentie is aangekomen en aan het Hotel de Bellevue
afgestapt de heer Alex, de Samsonoff, generaal-majoor bij den
staf van Z. M. den keizer Alexander II van Rusland. Deze
hoofdofficier is belast met de officiële kennisgeving aan het ned.
hof van de bevalling van H. M. de keizerin van Rusland. Hij
heeft vrijdag bij al de leden der koninklijke famillie zijne op
wachting gemaakt en bij H. M. de koningin-moeder aan het
diner deel genomen. Zaturdagzou de generaal zich naar Z. M.
den koning op hetLoo begeven, om zich van zijnen last te
kwijten.
het nederlandsche leger aan te moedigen om zich voor het
leger in Oost-Indie te engageren.
Meteorologische waarnemingen 9
gedaan op 's rijks werf te Vlissingen, des middags 12 ure.
Mei 1857.
Wind.
W. t. Z.
W. t. Z.
W. Zw.
Z\v. t.Z.
Oost.
N.t.W.
Zo. t.Z.
-
Laagste
C
temperat.
enverschil
Pi
met de
hoogste.
Aanmerkingen
1765.6 14.2
i 7 64.2 j 14.1
,'763.9 14.7
761.1
756.7
759.2
753.9
0.82 10.02 0.0 12.0
0.84 10.21 0.0 11.0
O.Sfi ,10.75 0 0 11.0
11-05 O.Oj 10.5
14-20 0.0 15.0
13-7410.2 13.0
X3-S0|0.l 112.0
t 5.5 heijig. 1)
it 6.0 helder.
0.0 betrokken.
•i 9.5 helder.
■/10.0 betrokken. 2)
'<13.0,betrokk. onw.
-/13.51 bew. buijig. 3)
avonds wecr-
Men leest in de Surinaamsche courant van 18 april
Eergisteren heeft op Lustrijk, aan de Commewijne, in tegen
woordigheid van z. exc. den gouverneur en mevrouw Schimpf,
benevens vele belangstellenden uit die stad en de verschillende
divisien, de pleglige inwijding plaats gehad van het Protes-
tantsche surinaamsche Alettray, bij welke gelegenheid door
den heer C. van Schaick, secretaris vau het bestuur, eene toe
passelijke feestrede is uitgesproken.
Generaal Cavaignac is maandag 11. van Brussel naar Neder
land vertrokken, om met zijne gade en kincl Amsterdam te bezoe
ken, waar zijne vrouw familiebetrekkingen heeft.
Benoemingen era hesluiten.
Benoemd bij besluit ran 18 dezer tot lid der commissie tot
onderhoud en beheer van de uitwatering der polders Stoppel
dijk c. a., provincie Zeeland, de heer J. C. Kegelaer.
Verleend aan den gepensioneerden kolonel van het leger in
Ncderlandsch ludie J. B. J. Sutherland de titulaire rang van ge
neraal-majoor.
Benoemd tot kommandeur der orde van de Eikenkroon met
de ster, de gener.-maj. Roest, adjudant van Z. AI. in buiten
gewone dienst.
Op pensioen gesteld: de kapit. J. F. van Heulz, magazijn
meester der artillerie te Neuzen ad f 803.
Marine en leger.
Gisteren voormiddag is van het Nieuwe Diep ter reede van
Vlissingen gearriveerd Zr. Als, fregat met stoomvermogen
De admiraal van Wassenaer, gesleept door Zr. Ms. raderstoom-
sehip Cycloop, onder bevel van den luit. ter zee der 2de klasse
I. AI. P. Willinck, welke laatste bodem echter weder onmid-
delijk naar zee is teruggekeerd.
Omtrent de stoomproeven, jl. vrijdag met eerstgenoemd
fregat op de reede en in het gat van Texel genomen, verneemt
men dat deze bij uitnemendheid voldaan hebben. Te Vlissiugen
moet het fregat gekoperd worden.
T^tTJfyrseille schrijft men van 20 dezer:
lijdt, nefléxlatidsche oorlogsfregat de lluyter, kommandant
kapitein tér' zee, tl. J. van Alaldeghem, is gisteren van Toulon
alhiép aangskótrfen'. Het is door de Buil-dog op sleeptouw ge
nomen. Bij het binnenkomen zijn de gewone saluutschoten
^wisseld. Mv
Alpt Zr. Als. korvet Pallas, kommandant de kapt. ter zee
F. A. Jöhr, zijn de volgende berigten uit Curafao van den 30
maart ontvangen:
Den 19 is Z. AI. korvet Prins Aïaurits der Nederlanden, kom-
mahd^nt kapitein ter zee G. Vogelpoot, van Vlissingen, laatst
'van-Suriname, aldaar aangekomen.
Den,;26 werd het opperbevel van Z. AI. zeemagt in West-
Indien, Atergcdragen door den kapitein ter zee F. A. Jöhr,
Commandant van Z, M. korvet Pallas, aan den kapitein ter zee
Ga■'Vogelpoot, kommandant van Z. AI. korvet Prins Maurits
cleVNederlanden.
Bij de onderscheidene corpsen van de in/anterie is drin
gende aanschrijving van wege het departement van oorlog
-v. t,vangen om jongelieden, onderofficieren en korporaals bij
1) den gehcelcn dag de rondloopeude. 2) onwcder en
licht en regen. 3) onweder in den morgen.
Straten-generaal.
Tweede kamer. Zitting van 22 mei.
In deze zitting zijn cle beraadslagingen voortgezet over het
wetsontwerp regelende dejagten vissclierij.
In de zitt ing vanjl. woensdag heeft de st emming over art. 22,
waarover de overwegingen gesloten waren, niet plaats gehad.
Dat artikel, waarvan door de regering eene verbeterde redactie
is voorgedragen, werd alsnu zonder verdere beraadslaging vast
gesteld.
Art. 23 werd zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
Art. 24, luidende
h Buiten de steden, de kom der landgemeenten, de werven,
de plaatsen in art. 12 lit. a- genoemd, de openbare wegen en
voetpaden, en de gronden, waarop de eigeuaar van cleu houd
jagtregtheeft, mogen geene honden losloopen, tenzij voorzien
vau een slependen houten kruisbungel om den hals.
//Bij overtreding van dit artikel is de eigenaar van of regt-
be'obende op den bond strafbaar volgens art. 41 eerste lid,"
werd met 31 tegen 18 stemmen verworpen.
Een voorstel om het artikel te doen vervangen door de vol
gende bepalingen, voorgedragen door den heer van Winters-
hoven
//De staten der provinciën kunnen, onder onze goedkeuring,
bepaliugea vaststellen om te verhinderen dat losloopende hon
den nadeel aan dejagt veroorzaken," werd met 33 tegen 16
stemmen mede verworpen.
De artt. 25 en 26, betreffende hetgeen bij het vissollen toege
staan en verboden is, werden onveranderd zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
Art. 27 werd aldus vastgesteld:
//Tegen de nadeeleu, uil te groote vermenigvuldiging van wild
of schadelijk gedierte ontstaande, worden door onzen met de
zakeu der jagt en vissclierij belasten minister maatregelen
verordend.
//llij is bevoegd buitengewone magtigingen tot het schieten
of op andere wijze bemeesteren van wild of schadelijk gedierte
in gesloten of open jagttijd te verleeuen, met toekeuniug der
bevoegdheid om honden te gebruiken.
u\)e aanvragen ter bekoming van zoodanige magtigingen,
zoo wel als de magtigingen zelve, zijn vrij van zegel.
//De laatste worden aan de ambtenaren met het toezigt op de
jagt en vissclierij belast op de eerste vordering vertoond."
De laatste alinea werd in de eerste plaats gesteld van die,
aanvankelijk voorgedragen door de regering, welke zich met
het daartoe strekkende voorstel vau den heer Thorbecke ver-
eenigde. Eerst luidde die alinea aldus//De magtigingen wijzen
de gronden en watereu aan waarvoor zij zijn afgegeven en wor
den aan de ambtenareu, met het toezigt op de jagt en vissclierij
belast, op de eerste vordering vertoond. Zonder die magtiging
is het verboden op gronden of water, welke men niet bevoegd is
te bejagen, konijuen of schadelijk gedierte te vangen of te doo-
den, of daartoe pogingen aan te wenden, onverminderd de be
palingen van art. 29. Door die verandering vervielen een amen
dement van den heer Dullert om de laatst opgegeven alinea te
doen vervallen, en eene wijziging van den heer van der Linden
om den slotzin weg te nemen.
Art. 28, bevattende bepalingen omtrent het verkoopen, te
koop uitstallen, vervoeren van wild of visch in gesloten jagt, of
vischtijd enz., werd vermeerderd met eene nieuwe alinea tus-
schen de 3de en 4de alineas van het artikel, voorgesteld door
den heer Strens en aangenomen met 27 tegen 23 stemmen,
luidende:
*Het vervoer van visch afkomstig uit visch water dat met
geen ander in verbinding staat, vermeld in art. 13 b, wordt op
de zelfde wijze gedekt" (te weten door eene verklaring vau oor
sprong, af te geveu door het hoofd van de gemeente, waar de
afzender woont of waar het wild geschoten of de visch gevan
gen is.)
Art. 29, bevattende bepalingen omtrent het verlof voor het
vangen van schadelijk gedierte en van konijnen, werd op voor
stel van den heer van der Linden (waarmede de vergadering
zich met 43 tegen S stemmen vereenigde) met eene tweede
alinea vermeerderd, luidende
//Door deze bepaling wordt niet verminderd de bevoegdheid
van waterschapsbesturen om ten aanzien van het uitgraven en
delven in het belang van de waterkeering verordeningen vast
te stellen."
Art. 30, betreffende de premien toe te kennen aan liet uit-
roeijen van schadelijk gedierte, werd met 29 tegen 19 stemmen
aangenomen.
Op art. 31, rakende het doen registreren der zwanendriften,
eendeukooijen of duiventillen, stelde de lieer Westerhoff voor
de bepaling aangaande dp zwanendriften te doen wegvallen.
Dit voorstel werd met 28 tegen 16 stemmen verworpen.
De artt. 32. 33, 34,35 en 36, betreffende de zelfde onderwer
pen, zijn daarna onveranderd goedgekeurd,
Bij art. 18 moet nog als laatste aiinea gevoegd worden het
volgende
//Binuen den in lit. e bedoelden kring is het bovendien ver
boden op eenigerlei wijze buiten noodzakelijkheid geraas te
maken of iets te verrigteu waardoor de eenden in den kring ver
stoord of verjaagd kunnen worden."
Op zaturdag zou de kamer hare overwegingen over het wets
ontwerp voortzetten.
Zitting van 23 mei.
In deze zitting is beslist dat, na den afloop der beraadslagin
gen over het wetsontwerp tot regeling der jagt en vissclierij,
achtereenvolgens zullen behandeld worden de navolgende ont
werpen
dat tot wijziging van hoofdstuk VIII der staatsbegroofing
voor 1S56; b. dat tot wijziging van hoofdstuk X der zelfde
staatsbegrooting; c. die tot naturalisatie van U. P. Okken en
11 andere personen; d. dat, tot goedkeuring eener ruiling
tusschen den staat en de gemeente Amersfoorte. dat tot goed
keuring van den aanleg van een kanaaliuZuidbeveland, waar
over vroeger de eindverslagen waren uitgebragt;/. dat tot
goedkeuring van hoofdstuk Vder staatsbegrooting voor 1857,
waaromtrentheden liet eindverslag werd uitgebragt.
In dezelfde zitting zijn voortgezet de beraadslagingen over
het wetsontwerp regelende de jagt en vissclierij.
Op artikel 37, aangevende de personen welke met het toe
zigt op dejagt en vissclierij belast zullen zijn, namelijk beamb
ten der rijkspolicie. de marechaussee, de dienaars van justitie
en gemeentelijke policie, de beambten der rijks-en plaatselijke
middelen, onbezoldigde beambten van rijkspolicie welke op ver
zoek der eigenaren of regthebbenden kunnen aangesteld worden,
en waarin dat toezigt moet bestaan,werden twee amende
menten voorgesteld, een door den heer Nolthenius, die ook
bezoldigde opzieners wenschte aangesteld te zien. dat met 37
tegen 15 stemmen verworpen werd. en een van den heer van
Heiden Reinestein, waarmede de regering zich vereenigcle.
Het artikel luidt na die verandering aldus:
De beambteu der rijkspolicie zijn belast met het toezigt op
de jagt en visscherij, zoo wel in het algemeen als diegenen in
het bijzonder, welke daartoe door onzen met de zaken der jagt
en visscherij belasten minister bepaaldelijk zullen worden aan
gesteld (woorden van het amendement van deu heer van Heiden
Reinestein.)
Zij waken tegen de overtredingen van deze wet en der in artt.
9,10 en 11 bedoelde verordeningen.
Tot gelijke waakzaamheid zijn de maréchaussee, de dienaars
van justitie en gemeentelijke policie, de beambten der rijks- en
plaatselijke middelen verpligt.
Onze niet de zaken der jagt en visscherij belaste minister
stelt op verzoek der eigenaren van of regthebbenden op gron
den en wateren, en in hun belang, ook onbezoldigde beambten
van rijkspolicie aan en ontslaat, hen des noodig.
Tot het opsporen en staven van overtredingen dezer wet en
der in artt. 9, 10 en 11 bedoelde verordeningen zijn alle voor
melde beambten bevoegd alle gronden, behalve die in art. 125
genoemd, te betreden.
De artt. 38 en 39 werden zonder beraadslagingen en zonder
hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Op voorstel van den heer van Eek werd de behandeling van
art. 40 uitgesteld tot na die van art. 52, dat daarmede in ver
band staat.
De vergadering is daarop overgegaan tot, de behandeling van
art. 41. Op dit artikel waren amendementen voorgesteld door
de heeren van Deinse en Sander. Die van den laatste, zoo op
dit als op artt. 42 en 43, kwamen den minister van justitie voor
dermate te grijpen in liet strafstelsel door de regering in dit
wetsontwerp voorgedragen, dat hij den wensch uitte dat die
wijzigingen vooraf een onderzoek in de al'deelingen ondergingen,
verklarende hij daarbij tevens dat, mogt de kaïner besluiten om
de openbare beraadslaging voort te zetten, en zich met het
voorstel van den heer Sander vereenigen, de regering alsdan het
wetsontwerp zou moeten intrekken.
De kamer heeft toen hare beraadslagingen afgebrokeu en de
wijzigingen van den heer Sander uaar de afdeelingen gezoudeu
tot onderzoek.
Tevens werd beslist dat op aanstaanden maandag in behan
deling zullen genomen worden de wetsontwerpen, welke hier
boven zijn opgegeven, in de daarbij voorgestelde orde.
De commissie voor de verzoekschriften heeft daarna op cenige
adressen verslagen uitgebragt. met welker couclusien de kamer
zich achtereenvolgens vereenigde.
Nog dient vermeld te worden dat art. 22, waarvan in de vo
rige zitting door de regering eeue verbeterde redactie was
voorgedragen,aldus luidt
n Het is verbodeivde eijereu van wild te zoeken of te rapen,
te verkoopen, te koop uit te stallen of te vervoeren.
Dit verbod is niet toepasselijk op de eijereu van berg-eenden.
noch gedurende de maanden februarij, maart eti april, op de
eijeren vau waterwild in art. 17 genoemd, en van kievitteu, mits
het zoeken of rapen op gronden van derden plaats liebbe, in ge
zelschap van den eigenaar of regthebbende, of met, diens schrif
telijke vergunning, op de eersle vorderiug aan de ambtenaren
in art. 37 bedoeld, to vertoonen.
Het verkoopen, te koop uitstallen of vervoeren van kievit-
eijeren wordt tot en met den 5 mei toegelaton."
Ju het verslag der commissie van rapporteurs over het wets
ontwerp tot wijziging van hoofdstuk VIII der staatsbegrooting
van 1856 werd onder anderen als de beschouwing van zeer
vele leden gemeld, dat men met leedwezen in deze nieuwe sup-
pletoire aanvrage een streven der regeriug meende te zien otn
de te laag geraamde posten der begrooting, tegen de herhaal
delijk van de zijde der kamer deswegens aangevoerde beden
kingen, in den loop van het dienstjaar door suppletoire aan
vragen op te voeren. Met erkenning der wettigheid van het
middel wees men er op hoe veel minder vroeger daarvan werd
gebruikt gemaakt; door den minister van marine is blijkens het
eindverslag der commissie van rapporteurs daarop te kenner*.