öuitenlanöscl)£ tijöinijen. cien dit gedoogden, de gemaalbelasting heeft afgeschaft. Maar nu is de vraag of de regering na die afschaffing nog verder moet voortgaan om ook andere accijnsen uit de rij der belastingen te doen verdwijnen? Hij gelooft dit niet. Vooreerst omdat aan afschaffing tot een aanzienlijk bedrag thans niet meer te denken valt, zoo dat bij afschaffing andere belastingen inde plaats zou den moeten worden gesteld. Ten andere omdat in de laatste tijden ook behalve het gemaal nog meerdere afschaffingen of verminderingen van belastingen ofregten hebben plaats gehad. De minister treedt hier in percentsgewijze berekeningen om trent de verhouding van onze verbruikbelasting tot de directe belastingen, plaatst daar vergelijking met andere landen nevens, ten betooge dat die verhouding in het buitenland of niet veel verschilt van de onze, of hier en daar nog veel ongunstiger is dan bij ons; terwijl men overigens bij de beoordeeling van ons belastingstelsel niet uit het oog mag verliezen welke belangrijke stappen er in de laatste jaren op het gebied van den vrijen han del zijn gedaan, welken weg de minister voorstelt steeds stel selmatig te volgen. Het tot dus ver geleverd betoog heeft dan ook de strekking om te doen uitkomen dat accijnsen en regten bij ons geene te ruime plaats in ons belastingstelsel beslaan, en dat in een land als het onze, waar veel moet worden bijgedra gen, het beste stelsel is om dit door velen te laten doen, daar toch eenzijdige overbrenging van lasten op enkele klassen na- deelig terugwerkt op de arbeidende en mindere standen. Nu sullen zij die deze beschouwing welligt toegeven en die alsnog geene accijnsen willen afgeschaft hebben, de bedenking maken dat de verdeeling van onze accijnsen niet goed isdat de nijver heid niet belast moet zijn, doch hieromtrent verwijst de minister naar het ingediende ontwerp tot uitbreiding der vrijdommen van den accijns op de brandstoffen. Hij erkent echter dat, in dien zonder equivalent kon afgeschaft worden, deze accijns het eerst in aanmerking zou moeten komen, en dat, zoo men nog een belastingstelsel moest scheppen, eeue heffing op koffij, thee en tabak zeker de voorkeur zou verdienen boven die op zout, zeep, bieren en azijnen. Thans echter zou eene belasting op de eerstgenoemde voorwerpen zeker aanleiding geven tot teleur stelling en ontevredenheid. Alvorens nu over le gaan tot het ander deel zijner rede, merkt hij op dat, zoo zijne beschouwingen aan sommigen wat al te conservatief mogten voorkomen, dat tweede deel zijner rede zal aantoonen dat hij niet aarzelt noodige verbeteringen voor te stellen. De minister treedt nu in eene ontwikkeling van de voor stellen die reeds aangeboden zijn of zullen worden verstrekt. Het hoofddoel dat de regering zich heeft voorgesteld, is tege moetkoming in de financiële behoeften en den nood der gemeen ten. Men weet dat Amsterdam verzocht heeft dat de geheele personele belasting aan de gemeenten zou worden afgestaan. De regering heeft gemeend aan dat verzoek niet te kunnen vol doen, maar tevens beloofd in de behoeften zoo veel mogelijk te gemoet te komen. Het geheele personeel kan uit de rij der be lastingen niet worden weggelaten zonder equivalent. De minis ter schetst de uiteenloopende vorderingen en wenschen die er geuit zijn, het zij om accijnsen het zij om directe belastingen op te heffen. Het is onmogelijk aan al die verlangens te voldoen. Men zou in dat geval van staatswege tot eene inkomsten belas ting moeten overgaan. Daardoor zou de druk voorde belasting schuldigen niet minder zijn. Nu heeft hij zich zedelijk verbon den nooit eene inkomsten belasting voor te stellen, maar al wilde ook zijn opvolger dat voorstellen, dan zouden de gemeen ten daardoor toch niet worden gebaat. Het hoofddoel moet toch zijn den druk der directe belastingen te verminderen en niet om op eene andere wijs de zaak op het zelfde te doen neder- komen. De regering heeft bij hare voorstellen niet uitsluitend groote gemeenten op het oog. Haar eerste voorstel betreft de opcenten op de accijnsen op liet gedistilleerd. Reeds is daaromtrent een wetsontwerp bij de kamer aanhangig, dat spoedig in nadere behandeling komen zal. Het zal zoodanig worden gewijzigd, dat het aan de gemeenten zal worden vrijgelaten het bedrag der opcenten tot. een bepaald maximum op te voeren, waardoor de gemeenten in de gelegen heid zullen worden gesteld opcenten op andereaceijnsen of an dere middelen te laten varen. Daardoor alleen zal in de behoef ten van de gemeenten niet kunnen worden voorzien. Als tweede middel stelt de regering dus voor eene herziening van de perso nele belasting, die zoodanig zou wordeu gewijzigd, dat in de groote gemeenten bij mindere opbrengst voor het rijk in den nood van de gemeenten kan worden voorzien. Bij de overwe ging vaivdaTontwerp, is men uitgegaan van het denkbeeld, om het^latteTanS^iet noemenswaardig meer te doen betalen, maar de verligtmg\t$n v'sordeele van de groote gemeenten te doen ko'mèn., De t^geriWis daarbjj van het beginsel uitgegaan, om in het vervolg zob veil maar mogeli)k geene opcenten voor het rijk meer te heffen. De huurwaarde zou tot 4 pet. worden ver- mirfderd. -D.e,:deuren en vensters zouden op een gelijkmatig regt van f.l -wqrcl&h'gebragt. De grondslag van de haardsleden, die hét ontduiking aanleiding geeft, zou geheel komen te yervallen. Dat zal zeker met welgevallen door de ingezete- ïieti t^apden vernomen. Het mobilair zou weinig verandering ondergaan. De opcen ten voqr net rijk zouden wegvallen, waardoor de opbrengst van dat-deel der belasting met een zesde zou worden verminderd. All'eeh .ten aanzien van den grondslag der dienstboden zou eene progressieve belasting worden behouden. Men zou daarbij niet op hét .hog hebben de vermogende-ingezetenen te ontheffen. Integendeel zou men daarbij zorg dragen dat de rijken zoo veel mogelijk in de lasten dragen. Uit. dien hoofde zou voor de man nelijke dienstboden, vooral als zij liverei dragen, hooger moeten worden betaald, hoezeer niet zoo hoog dat men zich daardoor van het nemen vau dergelijke dienstboden zou laten afschrik ken. Ten opzigte van andere dienst boden zou öf vermindering often minste geene verhooging plaats vinden. Pakhuizen zou den worden vrijgesteld, de werkpaarden van alle beroepen zou den met die van den landbouwenden stand worden gelijk gesteld. Ezels en muilezels zouden aan eene hoezeer geringe belasting worden onderworpen. De rijtuigen zouden eenen nieuwen grondslag uitmaken en dus afzouderlijk worden belast. De minister gaat daarbij na welken invloed dit op de behoeften der groote gemeenten zal uitoefenen. Uit zijne berekening blijkt, dat te Amsterdam in 1855/56 aan personeel geheven is, voor het rijk en de gemeente f1,292,000; wordt het ontwerp aangenomen, dan zal er voor het rijk geheven worden f 835,000. De ingezetenen van Amsterdam zullen niet meer betalen, maar de gemeentekas zal te dezer zake f250,000 meer ontvangen. In Rotterdam zal de ontvangst voor de gemeente f130,000 meer bedragen. In alle groote plaatsen der verschillende pro vinciën zal men tot gelijke uitkomsten geraken. Men moet daarbij niet vergeten, dat de inwoners van het platte land door de afschaffing van den accijns op varkens en schapen en op het gemaal reeds aanzienlijk gebaat zijn. Deze voorstellen zullen te meer gunstig werken, omdat de equivalenten, die men voor de afschaffing van accijnsen heeft ingevoerd, grootendeels ge grond zijn op de personele belasting. Ook zullen door de rege ringsvoorstellen de accijnsen in de gemeenten worden beperkt, en daardoor almede een goed doel worden bereikt. In allen gevalle heeft de regering gemeend zich niet te moeten laten terughouden de gemeenten de behulpzame hand te bieden. Een derde voorstel, dat de regering voornemens is te doen, is daarin gelegen om, ten behoeve der gemeenten, de opcenten op de grondbelasting, op de gebouwde eigendommen aftestaan. De regering kan echter het geheele bedrag niet missen en dit voorstel hangt ook van den afloop van het vroegere voorstel af. Om nu in de behoeften van den staat eenigermate te gemoet te komen, is de regering voornemens eene geringe uitbreiding en verbetering voor te dragen der wet nopens het regt van succes sie, waardoor eene meerdere opbrengst zou kunnen worden verkregen. Daardoor zou de regering de 7 Ion, die zij aan de gemeenten afstaat, terug bekomen. De minister gaat nu de verschillende voorstellen, die de re gering op het oog heeft na, en wijst, op de gevolgen, die dat voor de gemeenlen opleveren zal. Uit zijne mededeelingen blijkt onder anderen, dat er slechts 44 gemeenten zijn, waar de accijns op het gemaal is behouden, terwijl er vele gemeenten zijn, waar de verbruiks-belastingen zijn afgeschaft of vermin derd. Een der goede gevolgen van de voorstellen zal zijn, dat het toezigt op de belastingen aanmerkelijk zal kunnen worden verminderd of geheel ophouden, waardoor de welvaarten het verkeer tusschen de gemeenten zal worden bevorderd. Het voorstel der regering nu vcrecnigt deze twee belangrijke voordeelen, dat eensdeels voor de kleinere gemeenten de ver bruiksbelastingen genoegzaam kunnen verdwijnen, anderdeels de groote gemeenten van de zoogenaamde equivalenten kun nen verlost wovden. Totstaving van deze laatste stelling wordt medegedeeld, dat het voor 's ïïertogenbosch, Arnhem, Utrecht, Zwolle, Groningen en Assen niet noodig zal zijn, de opcenten der aldaar volgens het ontwerp verminderde personele belas ting tot 80 en der grondbelasting op de gebouwde eigendom men tot 50 op te voeren, om boven de tegenwoordige opbrengst der opcenten eene som te verkrijgeu, gelijk aan de thans inge voerde hoofdelijke omslagen; dat zoodanige opvoering in Rot- tertam nogal belangrijk de som van f 200,000 zal overtreffen, waarop de hoofdelijke omslag in die stad geraamd isdat in Haarlem, Middelburgen Leeuwarden met de vermelde 50 en 80 opcenten wel niet geheel het cijfer der tegenwoordige omslagen wordt bereikt, doch zeer nabij wordt genaderd. In Amsterdam zullen die 50 en 80 opcenten eene som van ongeveer f 660,000 meer opbrengen dan de tegenwoordige opcenten op de grond belasting der gebouwde eigendommen en liet personeel. Het spreekt van zelf, dat al de voorgenomen veranderingen moeten leiden tot eene herziening van eenigeartt. der gemeente wet. Het daartoestrekkende wetsontwerp zal zoo spoedig doen lijk aan het, oordeel van de kamers worden onderworpen. Het zal vergezeld gaan van vele statistieke opgaven, waaruit blijken zal, dat de resultaten, voor de gemeenten te verkrijgen, zeer aan zienlijk zullen zijn. De regering meent, dat al die wetsontwer pen een geheel uitmaken, zoodat dat nopens het personeel niet kan worden afgedaan voor dat al de andere zijn aangeboden, lntusschen acht zij het hoogst wenschelijk dat dat nopens het personeel reeds inde afdcelitigen worde onderzocht, want willen de gemeenten in het volgende jaar het genot van deze voorstel len hebben, dan is het noodig dat die ontwerpen gedurende deze zitting tot stand komen. Op dien grond is de regering van oor deel, dat de toegezegde herziening van de patentwet eerst inden aanvang der volgende zitting behoort te worden aangeboden. Hij hoopt dat de gemeenten in deze voorstellen het bewijs zul len vinden, dat liet der regering ernst is, dat zij in hare behoef ten wil tegemoetkomen, en hij wenscht tevens dat de staten- generaal tot bereiking van dat doel zullen medewerken. Al deze stukken worden ter overweging aan de afdeelingen verzonden. Het eindverslag nopens de opheffing van denSoud- tol wordt ter tafel gebragt. De discussie zal nader worden be paald. De vergadering wordt tot woensdag gescheiden. Bij de memorie van beantwoording betreffende het wetsont werp, houdende intrekking van art. 4 der wet van 31 december 1856, waarbij de begrooting van het departement van binnen- landsche zaken voorloopig wordt vastgesteld, wordt de in de afdeelingen der tweede kamer opgeworpene vraag, of er niet eene nieuwe begrootingswet had behooren te worden ingediend, niet uitvoerig behandeld, daar de regering zich grootendeels refereert tot de argumenten, welke door vele leden blijkens het voorloopig verslag, ten gunste van den door de regering geko zen vorm zijn aangevoerd. Omtrent het lager onderwijs geeft de minister de hoop te kennen, dat het antwoord op het voor loopig verslag niet lang zal achterwege blijven, althans tijdig ge noeg gegeven worden, om binnen weinige weken de openbare be raadslagingen deswege een aanvang te kunnen doen nemen. Wat de zaken der Maatschappij van weldadigheid betreft, leest men in het verslag, dat de schuldeischers der Maatschappij, tegen de gekoesterde verwachting, niet geneigd zijn om de Maatschappij in staat van kennelijk onvermogen te doen verklaren, dat de commissie van toevoorzigt zich onbevoegd verklaard hebbende om een bestuur der instelling te vormen, de regering krachtens art. 50 der bestaande overeenkomst, het beheer der Maatschappij voor en in naam van het bestuur heeft op zich geuomen, dat de regering op zeker aan haar door de commissie van toezigt gedaan voorstel, op 2 april 11. onder anderen heeft geantwoord dat, in dien niet binnen twee maanden een wettig bestuurder Maat schappij zal zijn opgetreden, de regering van hare zijde die maatregelen zou nemen of provoceren, die bij het gemis van dat optreden, zullen kunnen leiden tot eeue eindregeling van de zaken der Maatschappij, dat echter de commissie van toevoor zigt zich onbevoegd acht om een bestuur te benoemen eu dat zoo die staat van zaken niet vóór 30 junij heeft opgehouden, de regering zich bevoegd zou achten, om des noodig, een deel van de f 182,000 door de wet van 31 december 11. beschikbaar ge steld, te besteden voor de tijdelijke instandhouding der kolo niale instellingen van de Maatschappij ook na dat tijdstip. De regering uit het vertrouwen, dat.de som van f182,000 voldoende zal zijn, om te voorzien in de behoeften, welke ook na 30 junij in het loopende jaar ter voormelder zake mogten ontstaan. Omtrent de verleende concessie tot aanleg en exploitatie van nieuwe spoorweglijnen wordt met leedwezen medegedeeld, dat de hooge geldmarkt de verwachtingen, welke men van deze on dernemingen mogt koesteren, grootelijks heeft te leur gesteld. Voor den gecor.cessioneerdeu spoorweg van Maastricht naar Luik, in de rigtiug van Visé, moest het. gestorte voorloopig waarborgkapitaal op den 27 maart jl. tot f75,000 worden aan gevuld. De belgische regering, met welke in dezen gemeenschappelijk moet gehandeld worden, heeft voorgesteld eene tijdverlenging van drie maanden aan de ondernemers toe te staan de neder- landsche regering heeft gemeend zich daaraan niet te mogen onttrekken. Men mag dus nog verwachten dat deze onderne ming zal tot stand komen. Voor den aan te leggen spoorweg van Vlissingen over Mid delburg. Goes. Bergen op Zoom, Roozendaal, Breda, Tilburg en 's Bosch tot Venlo, wordt krachtdadig voortgewerkt aan het opmaken der plans en bescheiden, welke tot vaststelling der te volgen rigtingen en het doen van de onteigeningen vercischt worden. Met de onteigeningen zelve is evenwel nog geen aan vang gemaakt, en ook deze onderneming ondervindt vertraging ten gevolge van de hooge geldmarkt. lntusschen zijn met de pruissische regering onderhandelin gen aangeknoopt voor de verlenging van dezen spoorweg tot Viersen. om zich aldaar aan de pruissiscbe spoorbanen vau den linker Rhijnoever aan te sluiten. Insgelijks zijn onderhandelingen met de pruissische regering aangeknoopt voor de verlenging van den spoorweg van Keulen naar Crefeld tot Nijmegen. Na vruchtelooze pogingen te hebben aangewend om zich de vereischte kapitalen te verschaffen, schijnt de concessionaris van den spoorweg tusschen het Nieuwediep, Alkmaar, de Zaan streek en Amsterdam, de opgevatte taak niet te kunnen vol brengen. Althans het tijdstip waarop hij liet. voorloopig gestorte waarborgkapitaal a f300,000, tot f900,000 moest aanvullen, is verstreken, zonder dat deze ondernemer iets van zich heeft doen hooren. Deze zaak is alzoo als vervallen te beschouwen. Even zoo is het gelegen met- den geconcessioneerden spoor weg van Harlingen over Leeuwarden en Beetsterzwaag naar Groningen en naar Arnhem. De ondernemer heeft verklaard de taak niet te kunnen aanvaarden, waarop het voorloo pig waar borgkapitaal a f 25,000, wederom ter zijner beschikking werd gesteld. Meer bevredigend is de uilkomst tot welke de geconcessio- neerde spoorweg van Zevenaar, over Boren lo en Enschedé, naar Rheine tot heden heeft geleid. De ondernemer heeft, de con cessie aanvaard, door vermogende nederlandsche kapitalisten is voor zeer belangrijke sommen in deze onderneming deel geno men, en ook de hannoversche regering heeft haar eene geldelijke ondersteuning toegezegd, zoo dat de kapitalen, ter volvoering der onderneming vereischt, geheel voorhanden schijuen te zijn. Met de pruissische en hannoversche regering heeft men zich dan ook dezerzijds in betrekking gesteld, om eene overeenkomst aangaande deze nieuwe internalionale verbinding te sluiten. Eindelijk is nog te vermelden, dat de koning, bij besluit van 19 februarij jl., magtiging heeft verleend om met ondernemers, te Parijs gevestigd, volgens hun verlangen te onderhandelen over den aauleg en de exploitatie van eenen spoorweg, aanvang nemende te Maastricht en zich strekkende langs Roermond en Venlo tot Nijmegen. De nadere voorstellen dienaangaande worden t.e gemoet gezien. Bij voortduring worden in vele zich kruisende rigtingen con cession voor den aanleg van spoorwegen gevraagd. Italic. In de zitting der sardinische kamer van gedeputeerden van den 8 mei is de wet voor het overbrengen der militaire-maritieme werken uit Genua naar de haven van Spezzia, aangenomen met 94 tegen 54 stemmen. De paus ving den 4 dezer zijne reis in de eerste plaats naar Loretto aan. De9 morgens ten zeven ure verliet hij zijne vertrekken, om aan het hoofdaltaar der Sint Pieterskerk de mis te lezen en vervolgens eene andere mis te hooren, na den afloop waarvan de bijzondere gebeden voor reizigers met luider stem opgezonden werden. De generaal Guyon stond aan het hoofd der fransche en romeinsche bezettingstroepen, welke lot aan de stadspoort in rijen waren geschaard, en hield zich te paard gezeten, nevens het regter portier. Z. H. gebruikte het middag maal te Nepi en orernachtte te Civita Castellani.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1857 | | pagina 2